Samenvatting
Gedragsproblemen in de klas
in het basisonderwijs.
Anton Horreweg, 2e druk (2015) LannooCampus (Houten)
Hoofdstuk 1: Gedragsproblemen in de klas
Gedragsproblemen: Kinderen doen niet wat jij als leerkracht graag wilt.
1.1 Probleemgedrag
1.1.1 Wat is het verschil tussen een gedragsstoornis en een gedragsprobleem?
Gedragsstoornis:
- Deze is niet te verhelpen. De oorzaak zit in de genen of de neurologie van iemand.
- Het probleem zit in de aanleg of rijping van het zenuwstelsel of in de bouw van de hersenen.
- Een stoornis lost zich niet op, hij is in principe permanent. Wel kun je proberen de beperkingen ervan te
verminderen.
- Je invloed op een stoornis is beperkt.
Gedragsprobleem:
- Ontstaat door verkeerde interac e tussen kind en omgeving. Het is situa oneel bepaald.
- Het is gebonden aan iets uit de omgeving, bijv. een trauma, slechte opvoeding, leerproblemen, of de rela e
met de leerkracht.
- Het is het gevolg van iets.
- Het wordt gezien als minder erg en vooral oplosbaar.
1.1.2 Kijken naar gedragsproblemen: een tweedeling
Externaliserend probleemgedrag
- Het gedrag dat je opmerkt. De omgeving hee er last van.
- Meer dan 60% van de gedragsproblemen valt hieronder.
- Bijv.
o Dwars, dwingend, onrus g, brutaal o Agressief, niet sociaal, niet eerlijk
o Druk, ongeconcentreerd, overbeweeglijk, impulsief o Onvoorspelbaar, explosief, snel beledigd o Weinig
mo va e, slechte werkhouding
Internaliserend probleemgedrag
- Dit gedrag merk je (bijna) niet op.
- Vooral kinderen die dit gedrag vertonen hebben er last van.
- Bijv.
o Zeer moeilijk contact maken o S l, gesloten, angs g, weinig aanslui ng bij andere kinderen o Heel onzeker,
weinig zelfvertrouwen, faalangs g.
1.1.3 Valkuil bij het kijken naar probleemgedrag
Als je gedrag concreet maakt, heb je beter zicht op wat er niet goed gaat en kun je dus effec eve proberen het te
veranderen.
1.1.4 Hoe ontstaat probleemgedrag?
Tegenwoordig is het meer gangbaar om te kijken naar het kind in zijn omgeving.
Als je op deze manier kijkt, gebruik je het transac onele model en het ecologische model. Het komt erop neer dat je
niet alleen kijkt of het kind zijn gedrag moet veranderen, maar ook wat er in zijn omgeving moet veranderen.
Ook het meervoudig risicomodel van Van der Ploeg gaat ervan uit dat in de omgeving van het kind een aantal
factoren een extra risico vormt en het probleemgedrag kan veroorzaken. Bijv. de gezinssitua e, omgeving, vrienden
en persoonlijkheid. Er zijn gelukkig ook beschermende factoren die bijdragen aan het voorkomen van
probleemgedrag.
1.2 De rol van de leerkracht
1.2.1 Niet het kind, maar de leerkracht moet (soms) veranderen.
Veel gedragsproblemen blijken te verminderen door een veranderde houding van de leerkracht. Als leerkracht moet
je de vaardigheid ontwikkelen om het verkeerde gedrag te blijven zien als verkeerd gedrag en het niet te
vereenzelvigen met het kind.
Het is handig om in een gesprek met het kind uit te zoeken waarom het kind dwarsligt.
1.2.2 Wat kun je nog meer doen?
- Zet in op de rela e met kinderen o Praat met kinderen (vooral gesprekjes die niets met school te maken
hebben)
,- Erken goed gedrag o Kinderen voelen zich daardoor gezien, erkend en gewaardeerd.
o Als je goed gedrag erkent, zal het vaker gaan voorkomen.
- Rela veer ongewenst gedrag o Het kind moet elke dag met een schone lei beginnen.
1.2.3 Taalgebruik
Schrap de woorden al jd, nooit, iedereen en niemand uit je vocabulaire als je praat over gedrag. Gebruik in plaats
daarvan woorden als nog (niet) en al.
1.2.4 Voorspelbaar handelen
Zorg ervoor dat je als leerkracht voorspelbaar bent. Vertel wat je gaat doen en doe dit dan ook. Voor kinderen die
structuurzwak zijn (bijv. ADHD), is het fijn als ze van tevoren weten welke consequen es een misstap hee . Als
leerkracht moet je consequent zijn in het hanteren van de gestelde regels. Het kan best zijn dat je met sommige
kinderen andere afspraken maakt, omdat zij meer moeite hebben om zich aan afspreken te houden. Dat gee niets.
Als een afspraak niet voor iedereen geldt, kun je dat gewoon uitleggen.
Probeer posi eve controle (benoemen wat goed gaat) uit te oefenen in plaats van nega eve (benoemen wat
verkeerd gaat). Gebruik bij het benoemen van wat fout gaat, de ik-boodschap. Dit is minder aanvallend.
Ra o 4:1 is een handig hulpmiddel: tegenover 1x kri ek, moeten 4 complimenten staan.
Geef kinderen (gedeeltelijk) autonomie. Geef hen verantwoording over het eigen leerproces in het tegengaan van
gedragsproblemen.
1.3 Andere preven eve maatregelen
1.3.1 Preven ef werken
Er zijn in het algemeen een aantal punten die preven ef werken op gedragsproblemen:
- Zet allereerst in op de rela e met kinderen.
o De leerkracht moet ze zien staan.
- Zorg dat je als de school begint, bij de klasdeur staat en de kinderen verwelkomt.
- Bekijk zo nu en dan hoe de kinderen kijken.
o Dit kan aanleiding zijn voor een praatje. - Bewaak de rela es tussen de kinderen onderling.
o Wees alert op pestgedrag, maar ook op sociaal gedrag.
- Zorg voor een duidelijke, voorspelbare omgeving.
o Zorg er bijv. voor dat het dagplan zichtbaar is in je klas.
o Wissel de ‘vervelende lessen’ af met leuke lessen of ontspannende tussendoortjes.
- Zorg voor voorspelbare lessen.
o Vertel vooraf wat de kinderen gaan leren, liefst ook nog waarom en bekijk na afloop samen of dat gelukt is.
o Als je vindt dat het gelukt is, geef je een compliment.
o Als het niet gelukt is, leg je de schuld bijv. bij de leerstof of bij je uitleg en stel je de kinderen gerust.
- Zorg dat je goed ‘volgbaar’ bent.
o Sta op een vaste plek als je iets tegen de groep wilt zeggen.
o Zoek eerst oogcontact en noem de naam van het kind.
- Zorg voor een posi eve groepssfeer o Doe bijv. leuke tussendoortjes samen, zoals energizers en
klasbouwers.
- Geef de groep verantwoordelijkheid.
o Maak bijv. samen de groepsregels.
o Laat kinderen zelf regelen hoe het lokaal wordt opgeruimd.
- Als een kind de regels niet goed volgt, vraag jezelf eerst af of de regel echt gekend en begrepen wordt.
- Zorg dat de kinderen veel succeservaringen opdoen en benoem die ook.
o Hoe specifieker je benoemt wat er goed gaat, hoe beter dit werkt. (feedback op het proces)
- Verwacht veel van je groep en spreek dit ook uit.
- Behandel iedereen gelijkwaardig, maar niet gelijk.
o Pas de hoeveelheid werk aan bij kinderen die bijv. moeite hebben met concentra e.
- Benoem vooral wat er goed gaat.
- Signaleer leerproblemen op jd en pak ze aan. - Benut het begin van het schooljaar.
1.3.2 Benut het begin van het schooljaar
Volgens de theorie van de groepsdynamica maken groepen al jd een aantal fases van groepsvorming door:
- Forming
o Groepsleden kennen elkaar nog niet, of weten niet of alles bij het oude is gebleven. o Een verkenningsfase
die 1 à 2 weken duurt bij nieuwe groepen en enkele dagen kan duren bij groepen die elkaar al kennen.
o De groep is vaak nog heel rus g. Ze zijn dan meer bezig met zichzelf en hoe ze overkomen op anderen.
- Storming
,o De groepsleden weten ondertussen een beetje wat ze van de anderen kunnen verwachten.
o Er zijn botsingen, onenigheid en ruzietjes. Dit hoort bij de fase.
o De hiërarchie wordt bepaald.
- Norming
o De leiders die in de vorige fase boven kwamen drijven, bepalen hoe er in de groep met elkaar wordt
omgegaan. Zij bepalen soms onbewust, soms bewust, de ongeschreven regels.
o Deze normen staan eigenlijk zo goed als vast en veranderen bijna niet meer. o Het is dus zaak om als
leerkracht te zorgen dat er posi eve groepsnormen zijn ontstaan voor deze vaststaan.
- Performing
o De groep is klaar voor het werken, meestal rond de herfstvakan e bij een nieuwe groep, soms al na 2 weken.
o Terugkeer naar de vorige fase kan als er bijv. een nieuw kind in de groep komt, of als bijv. een werkweek heel
intensief beleefd wordt. Het kan ook gebeuren na een heel hevig conflict, wanneer er een invalleerkracht komt, of
als er een ingrijpende gebeurtenis plaatsvindt.
- Termina on
o De groep nadert het eind van het jaar. o Het kan zijn dat ze gaan mopperen, zo wordt het afscheid minder
zwaar.
1.3.3 Een goede groep maken
- Begin in de forming-fase al met de norming.
- Trek de eerste twee weken van het schooljaar uit voor het ac ef gebruiken van het groepsproces.
- Maak samen met je klas de groepsregels. (5 – 7 basisregels) - Iedereen moet de groepsregels
ondertekenen, dus ook de leerkracht.
- Bespreek dagelijks even de dag.
o Trek 10 minuten uit om de posi eve dingen te benoemen.
o Benoem de nega eve dingen bewust niet. Wat niet zo goed ging, bespreek je kort van tevoren wanneer die
situa e zich weer aandient.
o Zorg ervoor dat niet alleen jij, maar vooral ook de kinderen aan het woord komen.
Probeer kinderen te kiezen die waarschijnlijk iets posi efs zeggen.
- Evalueer de regels na een week en pas ze indien nodig aan. Doe dit na een aantal weken nog eens.
- Daarnaast kun je met de groep gesprekjes houden over wat een goede leider is. Probeer eerst kinderen aan
het woord te laten die een goede leider zouden zijn.
- Zorg dat de kinderen meer over jou en over elkaar te weten komen.
- Zorg voor een scala aan groepsvormende spelletjes. De leerkracht kiest de groepjes.
- Werk veel aan groepsopdrachten.
- Laat de kinderen het wij-gevoel ervaren door hen verantwoordelijk te maken voor het lokaal.
- Negeer problemen niet, maar maak ze bespreekbaar.
o Praat conflicten bijv. na school jd uit met alle betrokkenen.
o Iedereen mag kort vertellen wat volgens hem of haar het probleem is en dan mag iedereen vertellen wat de
oplossing zou kunnen zijn.
1.3.4 Overtredingen van de afspraken, maar (nog) geen probleemgedrag
Er zit een zekere hiërarchie in het bestraffen van overtredingen. Hoe lager je inzet, hoe beter het is.
Vaak is bij (beginnende) overtredingen alleen een non-verbale waarschuwing al voldoende.
Loop naar het kind en vraag of hij het werk erg moeilijk vindt. Dat is namelijk vaak het probleem. Gebruik de zin
‘waar twijfel je over?’
Als dit niet werkt, wijs dan op wat er eigenlijk gedaan moet worden. Als er toch echt een vermaning nodig is, geef die
dan voor je gaat ontploffen. Houd hem kort, rus g en zakelijk en vertel evt. meteen de consequen e als het
verkeerde gedrag niet stopt. Bij hernieuwd in de fout gaan, moet je de consequen e meteen laten volgen, zonder
discussie.
1.4 Als er toch gedragsproblemen voorkomen
1.4.1 Stap 1: Informa e verzamelen over het gedrag (gedragsfunc eanalyse) Je kunt voor jezelf de volgende
dingen proberen te achterhalen:
- Welk concreet gedrag laat het kind zien?
- Wanneer laat het kind dat gedrag zien?
- Past het gedrag bij de lee ijd van het kind?
- Bij welke lessen speelt het ongewenste gedrag een rol?
- Zijn er situa es waarin het gedrag niet voorkomt?
- Hoe vaak komt het voor?
- Hoe lang duurt het gedrag?
, - Hoelang is het gedrag al aanwezig?
- Wat zijn de gevolgen voor de omgeving (klasgenoten, leerkracht) van het kind? - Zijn er factoren in de
omgeving die het gedrag uitlokken of versterken?
1.4.2 Welke func e hee het gedrag voor het kind?
Probeer te achterhalen welke func e het gedrag hee door goed te observeren en te luisteren.
1.4.3 Observa e-instrumenten
Een handige methode om het probleemgedrag in beeld te krijgen, zijn de jdsteekproef, de turflijst en de ABC-
analyse.
De jdsteekproef
Bij de jdsteekproef scoort de observator om de 20 seconden wat de leerling doet. Op deze wijze verkrijgt hij 3
scores per minuut. Na afloop kan hij berekenen hoeveel procent van de jd bedoeld voor zelfstandig werken de
leerling taakgericht bezig was.
De basislijnobserva e
Vuistregel is dat je 5 observa es maakt. Het enige dat je doet is een turfstreepje ze en op het moment dat het kind
bijv. door de klas roept. Je kunt er ook voor kiezen om een zelfde soort observa e te maken van de duur van het
gedrag.
De ABC-analyse
Als je bepaald hebt hoe vaak het gedrag voorkomt, kun je gaan bekijken wanneer het precies voorkomt. Hiervoor
kun je de ABC-analyse gebruiken: Antecedents (dat wat eraan vooraf ging), Behavior (het gedrag), Consequences (het
gevolg).
1.4.4 Valkuilen bij het maken van een gedragsplan
Met de verzamelde gegevens moet er een plan gemaakt worden. Valkuilen:
- Zonder echt plan proberen het probleem te verhelpen.
- Te grote stappen willen maken.
- Te veel problemen tegelijk willen aanpakken. - Te snel van plan wisselen.
1.4.5 Een plan maken
- Welk probleem hee het meeste effect op de omgeving en/of op het kind?
- Welk probleemgedrag is het gemakkelijkst te veranderen?
- Welk gedrag hee het meest posi eve effect op andere gewenste gedragingen? - Is het handiger de
omgeving te veranderen? (bijv. leerkrachtgedrag?) - Mag ik het gedrag dat ik wil zien van dit kind wel
verwachten? - Aan welk gedrag zou ik willen werken?
1.4.6 Wat wil ik nu aanpakken?
Aan de hand van bovenstaande vragen, kies je het probleem uit dat je wilt veranderen. Houd daarbij de volgende
richtlijnen aan:
- Bepaal het doelgedrag zo concreet mogelijk.
- Bepaal de deelstappen die tot het gewenste doel moeten leiden.
- Ga met het kind (en ouders) in gesprek om het defini eve plan vast te stellen.
- Bepaal of een beloningssysteem nodig is.
- Bepaal samen hoe je de resultaten beoordeelt. - Evalueer na bijv. 6 weken.
1.4.7 Interven etechnieken: Hoe kan ik de problemen nu aanpakken?
Als je bepaald hebt welk gedrag je wilt veranderen, kun je bepalen welke interven etechnieken je wilt gebruiken. Dit
zijn van tevoren bepaalde manieren waarop je met het probleemgedrag om zult gaan.
Interven etechnieken om posi ef gedrag te laten toenemen
- Sociale versterkers: bijv. een compliment geven, duim opsteken, enz.
- Direct feedback geven op het werk en de manier van werken. Vooral feedback op het proces is goed.
- Ac viteitenversterkers, bijv. een leuk klusje laten doen.
- Ruilversterkers, bijv. punten verzamelen die in te wisselen zijn voor iets leuks.
- Materiële versterkers, bijv. een leuke s cker.
- Gebruik bij het geven van versterkers de stap-voor-stap-methode. Beloon ook stapjes op weg naar het doel.
Interven etechnieken om (ongewenst) gedrag te laten afnemen
De hieronder vermelde technieken gaan van posi ef naar nega ef. De eerste techniek kun je dus beste hanteren dan
de laatste:
- Versterken van doelgedrag dat tegengesteld/onverenigbaar is met het probleemgedrag.
- Laten uitdoven van het probleemgedrag (bijv. negeren)
- Boete voor probleemgedrag (bij een ruilversterkerssysteem)
- Straffen van probleemgedrag via andere vormen, zoals sociale straf, me-out of een ac viteitenstraf.
1.4.8 Straffen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alcidie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.86. You're not tied to anything after your purchase.