Samenvatting toets fasenleer – periode 1
- Unair systeem = één component
- Binair systeem = twee componenten (mengsel)
- Ternair systeem = drie componenten (mengsel)
- Ideale gasconstante C = 8,314 J/molK
- Ideale gaswet: p ∙ V = n ∙ R ∙ T Is alleen te gebruiken bij een gas!
p = druk (pa)
V= volume (m3)
n = aantal mol
R = 8,314 J/molK
T = temperatuur (K)
- Aggregatietoestand = maar 1 ding: gas, vloeibaar of vast.
- Fasen = een homogene stof in een heterogeen mengsel. Oftewel de
homogene delen van heterogene systemen. Oftewel het homogene deel van
een systeem.
- Olie + water 1 aggregatietoestand en 2 fases
Hoofdstuk 1
- Voorbeelden heterogene systemen:
Water in evenwicht met zijn damp
Water in evenwicht met ijs
Een zoutoplossing in evenwicht met vast zout
- Heterogeen systeem kan:
Meer vloeistoffen bevatten
Meer vaste stoffen
Maar slechts één gasfase
- Fasen diagram = een afbeelding waarin is aangegeven in welke toestand de
verschillende fasen zich bevinden.
- Systeem = een hoeveelheid materie bestaande uit een of meer stoffen in een
of meer fasen. We houden het systeem gescheiden met de omgeving.
- Homogeen = één fase
- Heterogeen = twee of meer fasen
- Componenten = van elkaar onafhankelijke stoffen waaruit de fasen van een
systeem zijn opgebouwd. Bijvoorbeeld:
Systeem: water en waterdamp = 1 component, 2 fasen
Systeem: NaCl oplossing in evenwicht met vast NaCl en waterdamp
= 2 componenten, 3 fasen
1
, Na
- Molfractie van A: Xa =
∑N
Ma
- Massafractie van A: Wa =
∑M
Va
- Volumefractie van A: ᵠa = a =
∑V
- Het systeem is in evenwicht als:
Het geen veranderingen ondergaat
Overal in het systeem heerst dezelfde temperatuur
Oeral heerst dezelfde druk
Voor elke component heeft de concentratie een waarde. Er is géén
diffusie.
Voor elke component bestaat een bepaald verband tussen de
concentraties van de component in elk der fasen.
- Toestandsvariabelen = de grootheden p, T en de molfracties
- Vrijheidsgraden = het aantal toestandsvariabelen dat men willekeurig kan
kiezen.
- Intensieve variabelen = toestandsvariabelen die onafhankelijk zijn van de
hoeveelheid stof. Deze liggen voor iedere fasen vast als we het aantal
vrijheidsgraden gekozen hebben.
- Extensieve variabelen/grootheden = massa, volume, liggen niet vast
- Fasenregel: f=n+2–r
f = aantal vrijheidsgraden
n = aantal onafhankelijke componenten
r = aantal fasen
- Indeling fasenevenwichten
Naar aantal componenten
n = 1 unair systeem
n = 2 binair systeem
n = 3 ternair systeem
Naar aantal fasen
r =1 één fase (homogeen)
r =2 tweefasen evenwichten
r =3 driefasen evenwichten
Naar aantal vrijheidsgraden
f =0 nonvariante evenwichten
f =1 monovariante evenwichten
f =2 divarianten evenwichten
f =3 trivariante evenwichten
Naar de aard van de fasen
S-S = vast-vast evenwicht
S-L = vast-vloeibaar evenwicht
S-G = vast-gas evenwicht
L-L = vloeibaar-vloeibaar evenwicht
L-G = vloeibaar-gas evenwicht
Hoofdstuk 2 unaire systemen
- r=1 (één fase) f=2 divariant
2
- Unair systeem = één component
- Binair systeem = twee componenten (mengsel)
- Ternair systeem = drie componenten (mengsel)
- Ideale gasconstante C = 8,314 J/molK
- Ideale gaswet: p ∙ V = n ∙ R ∙ T Is alleen te gebruiken bij een gas!
p = druk (pa)
V= volume (m3)
n = aantal mol
R = 8,314 J/molK
T = temperatuur (K)
- Aggregatietoestand = maar 1 ding: gas, vloeibaar of vast.
- Fasen = een homogene stof in een heterogeen mengsel. Oftewel de
homogene delen van heterogene systemen. Oftewel het homogene deel van
een systeem.
- Olie + water 1 aggregatietoestand en 2 fases
Hoofdstuk 1
- Voorbeelden heterogene systemen:
Water in evenwicht met zijn damp
Water in evenwicht met ijs
Een zoutoplossing in evenwicht met vast zout
- Heterogeen systeem kan:
Meer vloeistoffen bevatten
Meer vaste stoffen
Maar slechts één gasfase
- Fasen diagram = een afbeelding waarin is aangegeven in welke toestand de
verschillende fasen zich bevinden.
- Systeem = een hoeveelheid materie bestaande uit een of meer stoffen in een
of meer fasen. We houden het systeem gescheiden met de omgeving.
- Homogeen = één fase
- Heterogeen = twee of meer fasen
- Componenten = van elkaar onafhankelijke stoffen waaruit de fasen van een
systeem zijn opgebouwd. Bijvoorbeeld:
Systeem: water en waterdamp = 1 component, 2 fasen
Systeem: NaCl oplossing in evenwicht met vast NaCl en waterdamp
= 2 componenten, 3 fasen
1
, Na
- Molfractie van A: Xa =
∑N
Ma
- Massafractie van A: Wa =
∑M
Va
- Volumefractie van A: ᵠa = a =
∑V
- Het systeem is in evenwicht als:
Het geen veranderingen ondergaat
Overal in het systeem heerst dezelfde temperatuur
Oeral heerst dezelfde druk
Voor elke component heeft de concentratie een waarde. Er is géén
diffusie.
Voor elke component bestaat een bepaald verband tussen de
concentraties van de component in elk der fasen.
- Toestandsvariabelen = de grootheden p, T en de molfracties
- Vrijheidsgraden = het aantal toestandsvariabelen dat men willekeurig kan
kiezen.
- Intensieve variabelen = toestandsvariabelen die onafhankelijk zijn van de
hoeveelheid stof. Deze liggen voor iedere fasen vast als we het aantal
vrijheidsgraden gekozen hebben.
- Extensieve variabelen/grootheden = massa, volume, liggen niet vast
- Fasenregel: f=n+2–r
f = aantal vrijheidsgraden
n = aantal onafhankelijke componenten
r = aantal fasen
- Indeling fasenevenwichten
Naar aantal componenten
n = 1 unair systeem
n = 2 binair systeem
n = 3 ternair systeem
Naar aantal fasen
r =1 één fase (homogeen)
r =2 tweefasen evenwichten
r =3 driefasen evenwichten
Naar aantal vrijheidsgraden
f =0 nonvariante evenwichten
f =1 monovariante evenwichten
f =2 divarianten evenwichten
f =3 trivariante evenwichten
Naar de aard van de fasen
S-S = vast-vast evenwicht
S-L = vast-vloeibaar evenwicht
S-G = vast-gas evenwicht
L-L = vloeibaar-vloeibaar evenwicht
L-G = vloeibaar-gas evenwicht
Hoofdstuk 2 unaire systemen
- r=1 (één fase) f=2 divariant
2