In dit document zijn 6 verschillende tentamenopdrachten aanwezig. 2 tentamenopdrachten hebben elk 15 meerkeuzevragen een gaan over allerlei zaken. De overige 4 tentamenopdrachten zijn open vragen en lopen van A t/m H of verder. De tentamenopdrachten zijn op zeer hoog niveau, en het is te vergelijke...
Opgave 1
Vraag 1
Welke combinatie van karakteristieken beschrijft het vak financial accounting het best?
A) Geen regelgeving/neiging tot creative accounting/toekomstgericht
B) Wel regelgeving/neiging tot creative accounting/voornamelijk gericht op
verleden
C) Wel regelgeving/geen neiging tot creative accounting/voornamelijk gericht op
verleden
Vraag 2
Wat is geen voorbeeld van creative accounting
A) In een goed jaar te hoge voorzieningen vormen, om ze in een slecht jaar te laten
vrijvallen.
B) De materiële vaste activa anders gaan waarderen, omdat de richtlijnen voor de
jaarverslaggeving veranderd zijn.
C) Een financial leasecontract off-balance verwerken, om geen schuld aan de
leasemaatschappij te verantwoorden.
Vraag 3
Een klompenfabriek bestaat sinds 2009. In de jaren 2009 en 2010 heeft zij elk jaar
150.000 paar klompen gefabriceerd (dit is gelijk aan de normale productie). In 2009 zijn
130.000 paar klompen verkocht en in 2010 160.000 paar klompen. De verkoopprijs is
€15 per paar.
De jaarlijkse productiekosten (zowel geldend voor 2009 als 2010) zijn als volgt:
Materiaal €700.000
Lonen €500.000
Overige kosten €300.000
Er zijn geen verkoopkosten
Op alle kosten wordt product matching toegepast.
Stel dat (vanaf de oprichting) op de overige kosten geen product matching was
toegepast, maar period matching. Welke stelling is dan juist?
A) Dan zou de winst over 2010 €300.000 lager zijn dan hij nu is.
B) Dan zou de winst over 2010 €20.000 lager zijn dan hij nu is.
C) Dan zou de winst over 2010 €20.000 hoger zijn dan hij nu is.
,Vraag 4
Welke van de volgende uitspraken is juist?
A) De going-concern-waarde van een onderneming zal in het algemeen lager zijn
dan de liquidatiewaarde.
B) Een toekomstverwachting ten aanzien van de onderneming dient te worden
opgenomen in het directieverslag.
C) Het uitgangspunt van de vergelijkbaarheid houdt in dat het niet is toegestaan om
de grondslagen van de winstbepaling te wijzigen.
Vraag 5
Welke van de onderstaande gebeurtenissen, die plaatsvinden in december 2010, vormt
geen kostenpost in 2010?
A) De afboeking van €100.000 op de voorziening dubieuze debiteuren, vanwege
een in december gebleken oninbaarheid van een vordering.
B) Het vormen van een voorziening wegens een proces dat in 2010 tegen de
onderneming is aangespannen.
C) De boeking van afschrijvingskosten over 2010 van een machine.
Vraag 6
Welke van de volgende uitspraken is niet juist?
A) Een verklaring van oordeelsonthouding houdt in dat de accountant onvoldoende
gegevens heeft om de jaarrekening op juistheid te controleren.
B) Kleine ondernemingen zijn vrijgesteld van verplichte accountantscontrole.
C) Het verslag van de directie valt niet onder de accountscontrole.
Vraag 7
Welke van de volgende uitspraken is juist?
A) De arrondissementsrechtbank beslist over het schrappen van een accountant uit
het accountantsregister.
B) Alleen grote ondernemingen dienen een directieverslag te publiceren.
C) De waarde van de activa is een van de criteria die bepalen in welke grootte-
categorie een onderneming valt.
Vraag 8
Wat is de juiste volgorde (van boven naar beneden) van de balansposten?
A) Debiteuren-Machines-Geactiveerde ontwikkelingskosten-Liquide middelen
B) Geactiveerde ontwikkelingskosten-Machines-Debiteuren-Liquide middelen
C) Machines-Geactiveerde ontwikkelingskosten-Debiteuren-Liquide middelen
,Vraag 9
Een pharmaceutische onderneming wordt opgericht in 2010.
Eind december 2010 doet ze de volgende uitgaven:
€500.000 voor het recht om een bepaalde merknaam te mogen voeren.
€50.000 wegens training van medewerkers.
€2.000.000 wegens research naar een nieuwe werkzame stof tegen migraine.
€250.000 wegens het wegkopen van een topverkoper bij een ander bedrijf.
De onderneming volgt de IFRS-regels.
Welk bedrag staat op de balans per 31 december 2010 onder de immateriële vaste
activa?
A) €500.000
B) €800.000
C) €2.550.000
Vraag 10
Een onderneming heeft begin januari 2007 een machine gekocht voor €720.000. De
machine wordt lineair naar nihil afgeschreven. Per eind 2009 is de boekwaarde (na
aftrek van drie jaar reguliere afschrijvingen) €450.000. De vraag naar het product dat
met behulp van de machine geproduceerd wordt, is eind 2009 ernstig ingezakt. De
onderneming gaat ervan uit dat de realiseerbare waarde van de machine op dat
moment slechts €350.000 is en boekt per 31 december 2009 een incidentele
waardevermindering van €100.000.
Eind 2010 blijkt de mark weer aangetrokken; de realiseerbare waarde van de machine
wordt geschat op €470.000.
Welk bedrag komt in verband met de machine in 2010 ten laste of ten gunste van het
resultaat?
A) €100.000 ten gunste van het resultaat
B) €10.000 ten gunste van het resultaat
C) €70.000 ten laste van het resultaat
Vraag 11
Per 1 januari 2010 gaat een onderneming een financial leasecontract aan inzake een
tweedehands machine met een waarde van €100.000. Gedurende vier jaar (de
resterende economische levensduur van de machine) dient uit hoofde van het contract
een bedrag van €35.000 betaald te worden, voor het eerst op 31 december 2010. De
effectieve rente bedraagt 15%. De afschrijving op de machine geschiedt volgens de sum-
of-the-years-digit methode. De restwaarde van de machine is nihil.
Welk bedrag wordt in 2010 uit hoofde van de machine ten laste van het resultaat
gebracht?
A) €40.000
B) €55.000
C) €75.000
,Vraag 12
Een onderneming heeft per 31 december 2009 een maatschappelijk kapitaal van
€300.000, een geplaatst kapitaal van €150.000 en een gestort kapitaal van €100.000. In
januari 2010 worden de statuten veranderd: het maatschappelijk kapitaal wordt
verhoogd tot €500.000. In december 2010 stuurt de onderneming een brief naar haar
aandeelhouders, met het verzoek de geplaatste aandelen in januari 2011 vol te storten.
Met welk bedrag neemt in 2010 het op de balans gepresenteerde aandelenkapitaal toe?
A) €0
B) €50.000
C) €250.000
Vraag 13
Een ontevreden klant heeft in 2008 een rechtszaak tegen een onderneming
aangespannen. Hij eist €100.000 schadevergoeding. Dit bedrag lijkt realistisch te zijn.
Eind 2009 veroordeelt de recht de onderneming tot het betalen van €120.000. In 2010
wordt het bedrag door de onderneming overgemaakt naar de klant.
Welke invloed hebben deze gebeurtenissen?
A) In 2008 en 2009 zijn er geen gevolgen voor de winst, in 2010 neemt de winst af
met €120.000
B) In 2008 neemt de winst af met €100.000, in 2009 neemt de winst af met €20.000
en in 2010 zijn er geen gevolgen voor de winst.
C) In 2008 neemt de winst af met €100.000, in 2009 zijn er geen gevolgen voor de
winst, in 2010 neemt de winst af met €20.000
,Vraag 14
De balans van BV Berkum per ultimo 2010 is als volgt (tussen haakjes de vergelijkende
cijfers per ultimo 2009; bedragen x €1.000):
In 2010 is dividend uit de winst over 2009 uitgekeerd
Hoeveel bedraagt de kasstroom uit 2010 uit operationele activiteiten?
A) €80.000 –
B) €40.000 +
C) €130.000 +
Vraag 15
Zie de gegevens bij vraag 14
Hoeveel bedraagt de kasstroom over 2010 uit investeringsactiviteiten?
A) €300.000 –
B) €20.000 –
C) €300.000 +
, Opgave 2
Bij het opstellen van de jaarrekening gaat de BV Bouw & Handel uit van de Nederlandse
verslaggevingsvoorschriften. De balans van Bouw & Handel per 31 december 2017 is als
volgt (in euro's):
De BV Bouw&Handel valt onder de categorie 'middelgrote rechtspersoon'
A) Uit welke drie hoofdonderdelen dient het gepubliceerde jaarrapport van
Bouw&Handel te bestaan?
B) Welke organen binnen Bouw&Handel zijn verantwoordelijk voor de opstelling,
respectievelijk de vaststelling van de jaarrekening?
C) Bij welke instantie kan een belanghebbende terecht, die van mening is dat de
jaarrekening van Bouw&Handel over 2017 niet juist is?
De immateriële vaste activa betreffen een betaling aan een ingenieursbureau per 30
december 2017.
D) Stel dat Bouw&Handel ervoor had gekozen om deze betaling niet te activeren.
Welke balansmutaties zouden er dan plaatsgevonden hebben t.o.v.de hierboven
gegeven balans per 31 december 2017?
Op de materiele vaste activa (aangeschaft op 31 december 2015) wordt met gelijke
bedragen per jaar in tien jaar afgeschreven naar nihil.
E) Stel dat Bouw&Handel had gekozen voor een afschrijving op basis van 20% van
de boekwaarde, hoeveel hadden dan de afschrijvingskosten op de materiele
vaste activa in 2017 bedragen?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller robin-hbo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.52. You're not tied to anything after your purchase.