MRI periode 1
MRI 01-01
MRI staat voor Magnetic Resonance Imaging. In het Nederlands Magnetische Resonantie Tomografie.
Werken met een magneet (M)
Resonantie tussen waterstof protonen en een radiofrequentie (RF)-puls (R).
Imaging, beeldvorming (I)
Wat is MRI?
MRI is een beeldend onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van een magneetveld en
radiogolven. Met behulp van de radiogolven en het magneetveld worden bepaalde signalen
opgewekt in het lichaam. Een antenne ontvangt deze signalen en een computer vertaalt het
beeld. Het beeld laat een doorsnede in het lichaam zien.
1. Patiënt wordt in de MRI geschoven
2. Een RF-zend puls wordt afgegeven.
3. Waterstofprotonen worden omgeklapt.
4. Er komt een signaal terug uit de patiënt. Deze word gemeten.
5. Met het signaal word een beeld opgebouwd.
Toepassingen
Hersenen, buikorganen, spieren, gewrichten, zenuwstelsel, vetweefsel, hart, etc.
Tumoren, ontstekingen, sportletsels, etc.
Op een MRI is een onderscheid gemaakt tussen een T1 en een T2. Op een T1 is vet wit aangekaart en
het vocht is donker (anatomie plaatje, het verschil in weefsel goed zichtbaar). Bij een T2 is het vet
donker aangekaart en het vocht is licht (pathologie plaatje, verschil in signaal intensiteit met de
standaard anatomie, vaak water).
Voordelen MRI:
Afbeelding van de weke delen Contra-indicaties en gevaar magnetisme
Pathologie goed zichtbaar Harde geluiden
Keuze in positionering Smalle tunnel, claustrofobie
Meerdere contrast wegingen Lange onderzoeksduur
Vele protocollen
Geen röntgenstraling
MRI 01-03
, Waterstofprotonen worden als kleine magneten gericht richting het magneetveld.
Precessiefrequentie
RF-puls voor het afslaan (excitatie)
Relaxatie
Echotijd -> heeft te maken met de beeldweging
Protonen zijn gebonden aan vet, als ze hun energie snel kwijt kunnen. Hierdoor krijg je een korte
echo tijd.
Standaard MRI contrasten:
T1w – vet
o Longitudinale relaxatietijd afhankelijk van:
Atoom
Veldsterkte van de magneet
Temperatuur
Mobiliteit van de spins (microvicositeit)
Aanwezigheid van grote moleculen
Aanwezigheid van paramagnetische moleculen
T2w – water
o Transversale relaxatietijd afhankelijk van:
Veldsterkte magneet
Temperatuur
Mobiliteit van de spins (microvicositeit)
Aanwezigheid grote moleculen
Aanwezigheid van paramagnetische moleculen
PDw – alle waterstof protonen
Pathologie MRI
MRI 01-01
MRI staat voor Magnetic Resonance Imaging. In het Nederlands Magnetische Resonantie Tomografie.
Werken met een magneet (M)
Resonantie tussen waterstof protonen en een radiofrequentie (RF)-puls (R).
Imaging, beeldvorming (I)
Wat is MRI?
MRI is een beeldend onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van een magneetveld en
radiogolven. Met behulp van de radiogolven en het magneetveld worden bepaalde signalen
opgewekt in het lichaam. Een antenne ontvangt deze signalen en een computer vertaalt het
beeld. Het beeld laat een doorsnede in het lichaam zien.
1. Patiënt wordt in de MRI geschoven
2. Een RF-zend puls wordt afgegeven.
3. Waterstofprotonen worden omgeklapt.
4. Er komt een signaal terug uit de patiënt. Deze word gemeten.
5. Met het signaal word een beeld opgebouwd.
Toepassingen
Hersenen, buikorganen, spieren, gewrichten, zenuwstelsel, vetweefsel, hart, etc.
Tumoren, ontstekingen, sportletsels, etc.
Op een MRI is een onderscheid gemaakt tussen een T1 en een T2. Op een T1 is vet wit aangekaart en
het vocht is donker (anatomie plaatje, het verschil in weefsel goed zichtbaar). Bij een T2 is het vet
donker aangekaart en het vocht is licht (pathologie plaatje, verschil in signaal intensiteit met de
standaard anatomie, vaak water).
Voordelen MRI:
Afbeelding van de weke delen Contra-indicaties en gevaar magnetisme
Pathologie goed zichtbaar Harde geluiden
Keuze in positionering Smalle tunnel, claustrofobie
Meerdere contrast wegingen Lange onderzoeksduur
Vele protocollen
Geen röntgenstraling
MRI 01-03
, Waterstofprotonen worden als kleine magneten gericht richting het magneetveld.
Precessiefrequentie
RF-puls voor het afslaan (excitatie)
Relaxatie
Echotijd -> heeft te maken met de beeldweging
Protonen zijn gebonden aan vet, als ze hun energie snel kwijt kunnen. Hierdoor krijg je een korte
echo tijd.
Standaard MRI contrasten:
T1w – vet
o Longitudinale relaxatietijd afhankelijk van:
Atoom
Veldsterkte van de magneet
Temperatuur
Mobiliteit van de spins (microvicositeit)
Aanwezigheid van grote moleculen
Aanwezigheid van paramagnetische moleculen
T2w – water
o Transversale relaxatietijd afhankelijk van:
Veldsterkte magneet
Temperatuur
Mobiliteit van de spins (microvicositeit)
Aanwezigheid grote moleculen
Aanwezigheid van paramagnetische moleculen
PDw – alle waterstof protonen
Pathologie MRI