Presentatie: focus niet te veel op de auteur
Maandagmiddag na 16:00: PowerPoint + tekst. Stuur vragen.
Werkstuk gaat over Miniapolis. In het tentamen gaat het over de begrippen. Bestaat uit
tekstfragmenten, die in het tweede uur voorbijkomen.
Week 1 – 3 september 2024
Vertelperspectief en focalisatie
Literaire werk als object van wetenschap
- Relatie literair werk – empirie / werkelijkheid wordt onderzocht in discoursanalyse
- Relatie literair werk – lezer wordt onderzocht in receptieonderzoek (analyse van
literaire kritieken / lezersenquêtes
- Plaats van het literaire werk en van de schrijver in het literaire veld wordt
onderzocht in literatuur sociologisch onderzoek
- Relatie literair werk – schrijver wordt onderzocht in biografisch onderzoek (is dat
wel literatuurwetenschap?)
- Relatie compositie literair werk wordt onderzocht in structuralistisch onderzoek
- Relatie literair werk met andere literatuur/kunst wordt onderzocht in intertekstueel
onderzoek
- De (overgeleverde) fysieke vorm van het literaire werk wordt onderzocht in
boekwetenschappelijk (boek-historisch) onderzoek
Structuralistische narratologie is een beschrijvingsmodel
Op basis van structuralistische literatuuropvatting
Het werk op zichzelf beschouwd, autonomieopvatting
Literatuursociologisch onderzoek (Bourdieu), houdt zich niet bezig met de
‘organisatie’ van een literaire tekst, wel met de condities waaronder een ‘literaire’
tekst ontstaat en als literatuur gerecipieerd wordt (verdeling van macht in het
literaire veld)
Onderzoek naar literaire kritieken in verschillende media maakt deel uit van
literatuursociologisch onderzoek
, Verschillende benaderingen combineren: in discoursanalyse komen narratologie,
bestudering van de ‘context’ en een literatuursociologische invalshoek samen
Structuralisme
- Organisatie van een tekst = structuur
- Structuur is geheel van relaties, die de onderlinge afhankelijkheid van de delen tot
het geheel vastlegt
- ‘Close reading’
- Buiten beschouwing blijven (ook): parateksten (Genette), vormgeving (typografie,
papier), omslag, editiegeschiedenis, etc.
- Kritiek: structuur is geen teksteigenschap
Analyse en interpretatie
- Vaststellen van ‘feitelijke’ verhaalaspecten, met argumentatie: analyseren
- Interpreteren is: betekenis toekennen aan de vastgestelde verhaalaspecten – met
argumentatie
- Geldigheid? Afhankelijk van tijd, ruimte, sociale status, gender van de lezer
- Interpretatiegeschiedenis
In een roman kan de verteller vertellen wat een persoon denkt.
Normativiteit = herkennen van waardeoordelen in een tekst
Focalisatie: hoe kijkt de verteller of het karakter tegen dingen aan?
Je hebt een verteller die iets ziet. De verteller focaliseert: dit is wat ik zie. In een verhalende
tekst, kan ook de vrouw focaliseert. De verteller besteedt dan de focalisatie uit. Kan op een
directe en indirecte manier.
Verteller: ook voor niet-fictionele teksten
Zender/auteur/verteller
In principe is de verteller niet de auteur!
Zender/auteur/verteller (in principe is de verteller niet de auteur) narratieve boodschap
Ontvanger/lezer
, Verstelinstanties
Hiërarchie van vertelniveaus:
- Extradiëgetische verteller: staat boven de ruimte van het vertelde
- Intradiëgetische verteller: behoort tot de fictieve vertelwereld
Verschillende betrokkenheid bij het vertelde:
- Homodiëgetische verteller: heeft meegemaakt wat hij vertelt
o Autodiëgetische verteller: verteller is hoofdfiguur van de vertelling
o Allodiëgetische verteller: verteller is getuige van wat verteld wordt
- Heterodiëgetische verteller: heeft niet meegemaakt wat hij vertelt
Dus zes mogelijke vertelinstanties.
1.
Extradiëgetische en heterodiëgetische verteller
“Het jaar weet ik niet. Daar ge ’r belang in stelt, lezer, het tijdstip te weten, waarop de
geschiedenis aanvangt, die ’k u verhalen wil, zal ik u een paar punten opgeven als jalons.”
Multatuli, Woutertje Pieterse
2.
Extra- en autodiëgetische verteller
= Staat boven het verhaal, maar heeft het vertelde meegemaakt als hoofdfiguur (bijv. ik-
verhaal, ik-nu vertelt over ik-toen, vertellende ik tegenover belevende ik)
3.
Extra- en allodiëgetische verteller
= Ik-verteller, getuige
4.
Intra- en heterodiëgetische verteller
= Een personage vertelt over wat hij zelf niet heeft meegemaakt
5.
Intra- en autodiëgetische verteller
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nhackl. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.71. You're not tied to anything after your purchase.