100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Cognitiefilosofie RU (Van Caspel) $5.89
Add to cart

Summary

Samenvatting Cognitiefilosofie RU (Van Caspel)

4 reviews
 13 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting en aantekeningen Cognitiefilosofie (RU, , Van Caspel). Boek: Philosophy of Mind, Brain and Behaviour (Slors, De Bruin en Strijbos). Artikelen: Ryle, Davidson, Dennett, Kim en Woodward.

Preview 4 out of 59  pages

  • No
  • Hs 1 t/m 4
  • January 28, 2020
  • 59
  • 2019/2020
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: tijsdrukker • 3 year ago

review-writer-avatar

By: arnjagerszky • 4 year ago

review-writer-avatar

By: eduardderoode • 2 year ago

review-writer-avatar

By: larssplv • 4 year ago

avatar-seller
Cognitiefilosofie
Samenvatting


College 1. Boek Slors

1. The Mind-Body Problem
Meest fundamentele vraag binnen cognitiefilosofie: wat is mind?
Mind: alle mentale processen en toestanden (denken, geloven/overtuigingen hebben, wensen,
ervaren, waarnemen, bewust zijn, emoties, intenties).
Hoe zijn mentale processen en staten gerelateerd aan de fysieke staten van onze lichamen en
hersenen?
Mind-body-probleem: kunnen we mind verklaren als een natuurlijk fenomeen zonder te verwijzen
naar de immateriële ziel of andere niet-natuurlijke fenomenen?

Mentale processen en toestanden hebben kenmerken die moeilijk zijn onder te brengen in de fysieke
wereld of natuurlijke wetenschappen (objectief wereldbeeld):
 Aboutness: gedachten, overtuigingen, hoop, angsten, dromen m.b.t. een object of toestand
in de werkelijkheid. Bv: over het avondeten, over zwarte gaten, enz. Leiden vaak tot
handelen (intentioneel), bv: slok water drinken uit het glas dat op tafel staat;
 Subjectiviteit: dit zijn fenomenale mentale toestanden. Deze hebben betrekking op de
beleving van een ervaring (hoe voelt het?): “something it is like to…” (iets proeven, voelen,
zien, horen, ruiken, wordt op een bepaalde manier ervaren). Bv: pijn.

Doel: schijnbare niet-fysieke kenmerken van mentale processen en toestanden verklaren in termen
die overeenkomen met de fysieke wereld en de natuurwetenschappen.

1.1. Substance dualism
Substantiedualisme: theorie die stelt dat mensen uit twee delen bestaan:
 Het materiële lichaam;
 De immateriële ziel.
Er is sprake van continue interactie tussen lichaam en ziel.
Substantie: iets dat op zichzelf kan bestaan.

Eigenschappendualisme: mind wordt voortgebracht door het brein. Het brein is een fysieke
substantie, maar heeft twee soorten eigenschappen: fysieke en niet-fysieke eigenschappen.

René Descartes (1596-1650)
 De ziel heeft geen uitgebreidheid (neemt geen ruimte in);
 De essentie van de ziel is denken. Het denken beslaat alle bewuste processen: voorstellen,
waarnemen, wensen, geloven/overtuigd zijn, twijfelen, hopen, dromen, enz.);
 Het lichaam heeft uitgebreidheid;
Cartesiaanse methode/manier van denken.

1.1.1. Doubt as argument
Descartes:
Funderingen van wetenschappelijke kennis zouden moeten bestaan uit onbetwistbare kennis. Dus:
aan welke kennis kan niet worden getwijfeld wanneer we zo radicaal twijfelen?  Ik ben momenteel
aan het twijfelen (wat een vorm van denken is)  daarom moet ik wel bestaan. Cogito ergo sum (het
cogito-argument).

,Conclusie: de immateriële ziel kan denken.
Materiële objecten, zoals het lichaam, kunnen niet denken.

Gottfried Leibniz (1646-1716)
Ziet een direct bewijs voor dualisme in het cogito-argument: identity of indiscernibles: x is hetzelfde
ding als y, wanneer x en y al hun kenmerken delen. Conclusie: de mind kan denken. Het lichaam kan
niet denken. Dus mind en body delen niet al hun kenmerken en moeten daarom gescheiden
entiteiten zijn.

1.1.2. Two features of Cartesian dualism
Kenmerken van de Cartesiaanse visie op mind:
 De immaterialiteit van de ziel (ziel-lichaamdualisme);
 De scheiding van de buitenwereld (lichaam) en de binnenwereld (mind) (brein-
lichaamdualisme): de mind staat indirect in connectie met de buitenwereld via de zintuigen
(input) en via gedrag (output). (De paramechanische hypothese, par. 1.2.1.). Kennis van de
wereld zetelt in de mind. Kennis bestaat uit ideeën. Deze ideeën bestaan in de mind, maar
gaan vaak over de wereld. Denken is het manipuleren van ideeën.

1.1.3. Problems with arguments for dualism
Weerlegging van de argumenten voor dualisme:
 Misschien zouden materiële entiteiten in principe bewust kunnen zijn;
 Computers kunnen redeneren en kunnen taal produceren en begrijpen. Mogelijk kunnen
computers dit ooit op dezelfde manier als mensen doen;
 Het twijfelargument trekt een ontologische conclusie uit een epistemologisch verschil. Hoe
iets wordt waargenomen (wat we weten) is geen eigenschap van het object (wat
daadwerkelijk bestaat). Dus dat wat iemand over x kan denken, moet niet worden gezien als
een eigenschap van x volgens the principle of the identity of indiscernibles;
o Ontologie: de studie van dat wat daadwerkelijk bestaat;
o Epistemologie: de studie van dat wat we weten en hoe we het kunnen weten.
Het verschil tussen mind en lichaam in termen van wat we in twijfel kunnen trekken, is een
epistemologisch verschil tussen de mind en het lichaam zoals we het kennen; niet zoals het
daadwerkelijk bestaat. Het idee dat mind en lichaam gescheiden entiteiten zijn, is echter een
ontologische these, die onafhankelijk is van wat we denken of weten.

1.1.4. The interaction problem
Elisabeth van Bohemia (1618-1680)
Een argument tegen dualisme.
Het interactieprobleem: hoe kan er interactie zijn tussen de immateriële ziel en het materiële
lichaam, wanneer de ziel en het lichaam tot verschillende domeinen behoren?
 Ziel: niet-uitgebreide domein;
 Lichaam: fysieke domein van uitgebreide objecten.
Reactie van Descartes:
 Proberen te localiseren op welke plaats de ziel het lichaam beïnvloedt;
 Er vloeien krachten vanuit de ziel het lichaam in;
 Het feit dat we niet weten hoe de mind en het lichaam interacteren, betekent niet dat er
geen interactie plaatsvindt.
Tegenwoordig hebben we reden om te geloven dat het onmogelijk is om de invloed van een
immateriële entiteit op fysieke processen te verklaren, vanwege onze kennis over de causale
geslotenheid van het fysieke domein (causal closure of the physical realm): het idee dat iedere
fysieke gebeurtenis een compleet fysieke verklaring heeft. In dat geval heeft een immateriële ziel
geen invloed op het lichaam of gedrag.

,1.2. Logical behaviourism
Aan het einde van de negentiende eeuw ontwikkelde de psychologie zich tot een autonome
wetenschap. Vertrekpunt was het dualisme. Voor wetenschappelijk onderzoek naar de mind maakte
men gebruik van introspectie. Het probleem was dat data uit introspectie niet geverifieerd of
gefalsifieerd kan worden door anderen.
Reactie Watson (1878-1958): psychologie wordt de wetenschap van gedrag. ‘Ziel’, ‘mind’,
‘bewustzijn’ en gerelateerde begrippen zijn niet wetenschappelijk. Er is een methodologisch
probleem (niet meetbaar)  psychologisch/methodologisch behaviorisme. Psychologisch
behaviorisme werd verder ontwikkeld door Skinner (1904-1990). De mind werd een
wetenschappelijk taboe. Echter, buiten de wetenschap sprak men nog op de oude manier over mind.
 Dilemma:
 Ofwel de psychologische terminologie in het dagelijks leven (mentalistic language) is een
overblijfsel van voorwetenschappelijk denken;
 Ofwel de wetenschap laat een substantieel deel van de realiteit (beschreven door mentalistic
language) buiten beschouwing.

Ryle (1900-1976) toonde dat het dilemma een direct gevolg was van het feit dat ons denken over
mind nog steeds Cartesiaans is. Er is een theoretisch probleem: het logische argument voor dualisme
klopt niet: ons perspectief op x is geen eigenschap van x. Mijn mind is niet betwijfelbaar, maar mijn
lichaam wel. Echter: betwijfelbaarheid is geen eigenschap van het lichaam, maar een eigenschap van
het perspectief van degene die twijfelt.
Ryle’s alternatief: logisch (of filosofisch) behaviorisme: mind definiëren in termen van gedrag.

1.2.1. The para-mechanical hypothesis
De paramechanische hypothese: intelligent gedrag heeft specifieke oorzaken. Gedrag en mind zijn
slechts causaal (mechanisch) met elkaar verbonden. De mind bestuurt gedrag oorzakelijk, maar
gedrag is geen onderdeel van de mind.
Als we de paramechanische hypothese aannemen, dan gaat de behavioristische psychologie
voorbij aan de mind. Psychologisch behavioristen zijn dan Cartesiaans in de manier waarop ze het
concept van mind gebruiken. Dit leidt tot bovenstaand dilemma.
De kritiek van Ryle richt zich op het idee dat de mind een gesloten innerlijk rijk is dat
verbonden is met de buitenwereld via zintuigen (input) en causale impulsen produceert richting
spieren (intelligent gedrag/output). Ryle toont aan dat gedrag een integraal onderdeel is van ons
concept van mind. In dat geval kan net zo goed gezegd worden dat psychologen die gedrag
bestuderen dus ook de mind bestuderen. Onze manier van spreken over de mind hoeft dan niet als
voorwetenschappelijke onzin te worden gezien.

1.2.2. The mind is not a causal explanation for behaviour
Ryle: voordat we met de paramechanische hypothese (causale verklaring) kwamen, konden we al
onderscheid maken tussen intelligent en niet-intelligent gedrag. Dit onderscheid is een conceptueel
onderscheid. Gevolgen:
 De paramechanische hypothese voegt niets toe aan ons begrip van het onderscheid. Het idee
dat de mind een verborgen rijk achter gedrag is, is onnodig (er is geen causaliteit). “Waar zit
de sport (onzichtbaar object zoals mind) achter het bewegen van de benen tijdens het fietsen
(gedrag)?”
 Wat we ‘mind’ noemen, is reeds een integraal deel van ons gedrag. Er bestaat intelligent
(mentaal) gedrag en niet-intelligent gedrag, maar dit is slechts een categorisering van gedrag
op basis van concepten, op basis van oorzaken.

1.2.3. ‘Mind’ as a set of behavioural dispositions

, Ryle’s conclusie: mind is een deel van ons gedrag en niet de causale motor achter ons gedrag. Mind is
geen ding (categoriefout); het is niet iets wat je hebt, maar wat je doet. Mentale concepten zetelen
niet in de mind, maar worden door ons gebruikt om te verwijzen naar specifieke neigingen om
specifiek gedrag te vertonen in specifieke omstandigheden.
Voorbeeld: wat betekent het als men zegt dat iemand dorst ervaart? Wanneer er een glas water voor
je staat, zul je, onder normale omstandigheden, geneigd zijn het water te drinken.
Dergelijke specifieke gedragsneigingen (mentale toestanden) worden gedragsdisposities genoemd.

Echter:
Het hebben van dorst betekent niet noodzakelijkerwijs dat je drinkt. Het betekent slechts dat je zult
drinken onder bepaalde omstandigheden. Wanneer je niet handelt naar je ervaring van dorst, ervaar
je de dorst nog steeds, omdat je nog altijd geneigd bent (de dispositie hebt) om te drinken wanneer
bepaalde omstandigheden zich voordoen.
Conclusie: het idee dat mind aanwezig is ‘in’ ons gedrag is niet houdbaar (zie volgende paragraaf).

1.2.4. Arguments against logical behaviourism
 Iemand die pijn heeft, kan alsnog in staat zijn om dit niet te laten zien in gedrag (super stoic).
Iemand kan tekenen van pijn tonen in gedrag, terwijl geen pijn wordt ervaren (perfect
pretender). In beide gevallen kan de mentale staat van ‘pijn hebben’ niet worden gevangen
in termen van gedrag;
 Mentaal holisme: het idee dat mentale staten geen geïsoleerde gebeurtenissen zijn, maar
onderdeel uitmaken van een complex netwerk van mentale staten. Ryle definieert mentale
concepten in termen van gedragsdisposities afzonderlijk van elkaar. Elke mentale term
verwijst naar een specifieke (verzameling van) gedragsdispositie(s). Volgens mentaal holisme
is gedrag echter altijd verbonden met een netwerk aan mentale staten (en dus niet aan
slechts één mentale toestand). Hetzelfde soort gedrag kan het resultaat zijn van
verschillende netwerken van mentale staten.
Voorbeeld: voor je staat een glas water. Scenario 1: je hebt dorst en denkt dat het beleefd is
om te drinken. Gedrag: je drinkt. Scenario 2: je hebt geen dorst, je denkt dat het onbeleefd is
om te drinken en je hebt de intentie om onbeleefd te zijn. Gedrag: je drinkt. In beide
scenario’s is het gedrag hetzelfde, maar zijn de mentale staten verschillend;
 Het logisch behaviorisme claimt dat de verbinding tussen mind en lichaam conceptueel is en
dat daarom geen causaal verband kan bestaan. Dit is echter geen terechte conclusie.
Intelligent gedrag kan een andere oorzaak hebben dan niet-intelligent gedrag. Naar de
oorzaken van intelligent gedrag kan dus net zo goed worden verwezen met de term ‘mind’.
 Place (zie college 3): het logisch behaviorisme kan bewustzijn niet verklaren.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nowke. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

65507 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$5.89  13x  sold
  • (4)
Add to cart
Added