Kenleer en wetenschapsleer
Oefenopdrachten tentamen
College 1
Wat is het verschil tussen rationalisme en het empirisme? Noem drie vertegenwoordigers van
beide stromingen.
Rationalisme: kennis komt tot stand op basis van ratio en staat los van de zintuiglijke waarneming.
Descartes, Spinoza en Leibniz.
Empirisme: kennis komt tot stand op basis van waarneming (via en door de zintuigen). Locke, Hume
en Berkeley.
Wat is het verschil tussen deductief en inductief redeneren?
Deductief: vanuit een (of meer) algemene wet(ten) verklaren we een individuele stelling.
Inductief: vanuit meerdere individuele stellingen concluderen we tot een algemene wet.
Wat is volgens Hume het onderscheid tussen matters of facts en relations of ideas? Kun je een
voorbeeld van beide soorten uitspraken geven?
Relations of ideas: de waarheidswaarde van uitspraken hangt af van de waarheidswaarde van
begrippen.
Matters of fact: de waarheidswaarde van uitspraken hangt af van de waarheidswaarde in de wereld.
Relations of ideas: betreft noodzakelijke oordelen, die voorafgaan aan de waarneming. Dit zijn
uitspraken waarvan de waarheidswaarde besloten ligt in de definitie van de term (synoniemen,
tautologieën, pleonasmen). Voorbeeld: een cirkel is rond.
Matters of fact: betreft contingente oordelen, die volgen op waarneming. Contingente oordelen zijn
afhankelijk van de stand van zaken (feiten) in de wereld en zijn dus niet noodzakelijk. We moeten ze
waarnemen om er uitspraken over te doen. De waarheidswaarde ligt niet besloten in de definitie van
uitspraken zelf. Voorbeeld: de bal is rood.
Wat is het kennistheoretische verschil tussen (1) a priori en a posteriori; (2) analytisch en
synthetisch: en (3) noodzakelijk en contingent?
1. A priori-kennis is kennis heeft geen waarneming nodig om de waarheidswaarde te bepalen. A
posteriori-kennis heeft waarneming nodig om de waarheidswaarde te bepalen.
2. Analytische kennis: deze kennis is per definitie waar, want de waarheidswaarde wordt volledig
bepaald door de betekenis van begrippen. Synthetische kennis: de waarheidswaarde is mede
afhankelijk van de waarheidswaarde van zaken in de wereld en niet alleen van de waarheidswaarde
van begrippen.
3. Noodzakelijke kennis: de waarheidswaarde is noodzakelijk, had niet anders kunnen zijn.
Contingente kennis: de waarheidswaarde is niet noodzakelijk, had ook anders kunnen zijn.
Leg uit hoe Kant een fusie bewerkstelligt tussen rationalisme en empirisme.
Rationalisme gaat uit van analytische, a priori-kennis. Empirisme gaat uit van synthetische, a
posteriori kennis. Kant fuseert synthetische kennis met a priori-kennis. Ofwel: er bestaat kennis over
de wereld die voorafgaat aan waarneming/noodzakelijke kennis over de wereld. We kunnen op basis
van deze soort kennis dus iets zeggen over de stand van zaken in de wereld, voordat we deze
daadwerkelijk waargenomen hebben en we voegen kennis toe met deze uitspraken omdat de
waarheidswaarde niet besloten ligt in de definitie van de uitspraken zelf. Wanneer we ofwel ratio
ofwel waarneming uitsluiten (zoals het rationalisme en empirisme doen), dan zijn we onvolledig.
Gedachten zonder inhoud zijn leeg en waarnemingen zonder begrip zijn blind.
, College 2
Waarom wilden de logisch positivisten af van Kants kennistheoretische erfenis? Hoe dachten zij
over Kants synthetisch a priori? Op welk onderscheid van Hume grepen zij terug?
Deze kwam niet overeen met de bevindingen in de natuurwetenschappen (met name de
relativiteitstheorie en kwantummechanica). Bijvoorbeeld: Kant zei dat wij in een driedimensionale
wereld leven, maar door de natuurwetenschappen kon er wel eens een vierde dimensie aan onze
wereld worden toegevoegd (die van ruimte-tijd).
Kants synthetisch a priori is onmogelijk, dus dat moeten we verwerpen. Het betreft uitspraken over
niet-waarneembare dingen, waarvan we dus de waarheidswaarde niet kunnen bepalen. Dat is geen
wetenschap (geen empirisme). Dit is pseudowetenschap en dat is vervuiling van de wetenschap.
Het onderscheid tussen analytisch en synthetisch (ofwel empirisch).
Welk demarcatiecriterium introduceerden de logisch positivisten en welke problemen kleefden er
aan dit criterium?
Verificatiecsysteem. Dit systeem hield in dat een uitspraak alleen betekenisvol is als we in beginsel
(onmiddellijk) haar waarheidswaarde kunnen bepalen.
Problemen:
- Verificatie is te sterk, confirmatie is te zwak. Als we alles moeten verifiëren gaat veel kennis
verloren. Veel natuurkundige wetten zijn niet verifieerbaar. Confirmatie is weer gevoelig voor het
toelaten van pseudowetenschap.
- Immunisering: veel uitspraken kunnen niet onmiddellijk geverifieerd worden. Hoe lange tijd mag er
tussen een uitspraak en de verificatie van die uitspraak zitten? (Immunisering).
- Sense data: fenomenologisch of fysicalistisch begrijpen? (Zekerheid versus relatie tot werkelijkheid).
- Theoriegeladenheid van observatie.
- Onderdeterminatie van sense data.
- Verzameling van sense data komt voort uit het bepalen van een theoretisch kader (wat moeten we
onderzoeken en hoe?). Sense data vormen dus niet het fundament voor kennis.
- Duhem-Quine-these: een theorie is niet afzonderlijk van andere theorieën te testen.
Hoe denken de logisch positivisten over de status van metafysische en theologische uitspraken?
Dergelijke uitspraken zijn betekenisloos. Hun waarheidswaarde is niet te bepalen. We moeten ze niet
serieus nemen. Hun status is ondergeschikt aan die van de wetenschap.
Op welke punten onderscheidt de vroege Wittgenstein zich van het logisch positivisme? Welke
overeenkomsten zijn er aan te wijzen?
Onderscheidt:
- pseudowetenschap is wel degelijk belangrijk, daarom moeten we het niet bevuilen met onze
uitspraken versus pseudowetenschap is onbelangrijk, want het voegt niets toe aan onze kennis (is
betekenisloos).
Overeenkomst:
- de grens tussen wetenschap en pseudowetenschap ligt op dezelfde plek.
- pseudowetenschap voegt niets toe aan onze kennis;
- er bestaat betrouwbare kennis: er is slechts één manier van kijken naar de werkelijkheid.
Welk probleem meenden de logisch positivisten op te lossen met het confirmatieprincipe?
Het probleem dat het verificatieprincipe te sterk is: het leidt ertoe dat nuttige kennis verloren gaat,
bv in de vorm van natuurkundige wetenschap, omdat niet al deze kennis (onmiddellijk) te verifiëren
is. Middels het confirmatieprincipe probeerden ze ervoor te zorgen dat nuttige kennis niet verloren
ging.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nowke. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.36. You're not tied to anything after your purchase.