Samenvatting Overeenkomstenrecht Schakelzonerecht Reader van de OU, handboek 'Rechtshandeling en Overeenkomst' van o.a. P. Jac. Hijma en 'Handboek 'Verbintenissenrecht algemeen' door o.a. Mr.G.T. de Jong en uitwerking van alle verplichte jurisprudentie. Jurisprudentie uitgewerkt volgens handboek 'd...
Leereenheid 1 – inleiding in het overeenkomstenrecht
1. rechtshandeling en overeenkomst tekstboek nr. 1-9
Wil en verklaring bij rechtshandeling – art. 3:33: “Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte
wil, die zich door een verklaring heeft geopenbaard”. Onder ‘rechtsgevolg’ wordt verstaan het ontstaan,
gewijzigd raken of tenietgaan van een juridische relatie. Rechtshandelingen zijn uitsluitend de handelingen
die, naar hun aard, gericht zijn op een of meer bepaalde rechtsgevolgen(koop-, arbeid-, huurovk).
Rechtshandelingen zijn onder te verdelen in eenzijdige en meerzijdige rechtshandeling:
Eenzijdige rechtshandeling = treedt in door wilsverklaring van één persoon. Voor de geldigheid is meestal
vereist, dat de bewuste handeling tot een bepaalde andere persoon wordt gericht. Die andere persoon
brengt de handeling niet zelf mede tot stand (instemming niet nodig) maar fungeert als ontvanger van de
verklaring, de geadresseerde (vernietiging koopovk, opzeggen huur- of arbeidscontract).
Onderscheid tussen ongerichte rechtshandelingen (=eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling) (testament)
en gerichte rechtshandelingen (doen van aanbod of opzegging). Gerichte rechtshandelingen vereisten een
geadresseerde om rechtsgevolg te hebben, voor ongericht is enkel een wilsverklaring van een persoon
voldoende. In 3:32 lid 2 en 3:34 lid 2 BW komt dit onderscheid naar voren. Aanbod en aanvaarding (6:217
e.v.) is van toepassing op een overeenkomst maar naar zijn aard niet op een eenzijdige rechtshandeling,
ongeacht of deze van het gerichte of van het niet-gerichte type is (=leereenheid 4).
Meerzijdige rechtshandeling = rechtshandeling – dus een op rechtsgevolg gerichte handeling – die door
meer dan één persoon wordt verricht. Prototype is de overeenkomst: komt tot stand doordat de ene
persoon een aanbod doet, dat door een andere persoon wordt aanvaard (6:217). Onderscheid tussen
overeenkomsten en andere meerzijdige rechtshandelingen (besluiten van een vergadering van een
vereniging of een algemene vergadering van aandeelhouders). DUS: eenzijdige gerichte rechtshandeling
komt voort uit een situatie waarin tussen twee personen reeds een bepaalde (contractuele) relatie bestaat.
Voor alle – meerzijdige en eenzijdige rechtshandelingen is titel 3.2, art. 3:32-59 van toepassing =
totstandkoming van de rechtshandeling (wil, verklaring en vertrouwen) en de nietigheid en
vernietigbaarheid van de rechtshandeling (=nulliteiten). Is de rechtshandeling daarnaast ook een ovk kan
geldt naast titel 3.2 ook het ovkrecht uit titel 6.5 (6:213-679) van toepassing. Schakelbepalingen zorgen dat
bepaalde regels van overeenkomstige toepassing zijn (zie o.a. 3:59, 3:78, 6:261 lid 2 BW). Er zijn
schakelbepalingen die uitsluitend binnen het vermogensrecht verwijzen (3:98 BW), maar ook die
vermogensrechtelijke regelgeving op andere rechtsgebieden van toepassing verklaren. Lees altijd goed
waar en wanneer de schakelbepaling geldt.
Definitie ovk - art. 6:213 lid 1: “Een overeenkomst in de zin van deze titel is een meerzijdige rechtshandeling,
waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan”. Iedere overeenkomst is
een rechtshandeling, maar omgekeerd is niet iedere rechtshandeling een ovk. Een wijziging in een bestaand
ovk valt onder het begrip ovk – de handelende partijen gaan nieuwe, althans andere, verbintenissen aan.
De verbintenisscheppende ovk (obligatoire ovk) wordt onderverdeeld in wederkerige overeenkomst (art.
7:1) en niet wederkerige overeenkomst (bv. schenking – art. 7:175 BW). Wederkerig ovk heeft twee
belangrijke rechtsgevolgen m.b.t. opschorting (6:262 en 263) en ontbinding (6:265).
2. Onderverdeling obligatoire overeenkomsten Tekstboek nr.10-12, 17
De benoemde overeenkomsten hebben een eigen regeling in de wet (koop-, huur- en arbeidsovk). Deze
regeling geldt dan naast titel 3.2 en 6.5.
Koopovk is geregeld in titel 7.1. Consumentenkoop definitie – art 7:5 lid 1: “De koop met betrekking tot een
roerende zak, die wordt gesloten door een verkoper die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit”. Voor
consumentenkoop is titel 7.1 vrijwel geheel van dwingend recht (7:6). Voorbeeld: Wanneer de koper niet datgene
verkrijgt waartoe de verkoper zich heeft verbonden sprake van een tekortkoming van de verkoper in de nakoming van de
verbintenis uit de koopovk. Voor de koopovk bepaald art. 7:17 lid 1 dat door de verkoper afgeleverde zaak aan de ovk moet
beantwoorden (=conformiteitsvereisten). Bij een consumentenkoop is een tussen koper en verkoper overeengekomen van art. 7:17
BW afwijkend beding in strijd met dwingend recht (7:6) en derhalve nietig (3:40 lid 1).
, Overeenkomstenrecht
Bijzondere overeenkomsten uit boek 7: Bijzondere overeenkomsten uit boek 7A:
Titel 7.1 - Koop en ruil Titel 7A.9 - Maatschap
Titel 7.1A - Ovk betreffende het gebruik in deeltijd Titel 7A.13 - Bruikleen
Titel 7.2 - Financiëlezekerheidsovk Titel 7A.15 - Gevestigde en altijddurende renten
Titel 7.2A - Consumentenkredietovk Titel 7A.16 - Kansovereenkomsten
Titel 7.2B - Goederenkrediet
Titel 7.2C - Geldlening
Titel 7.2D - Ovk van pandbelening
Titel 7.3 - Schenking
Titel 7.4 - Huur
Titel 7.5 - Pacht
Titel 7.7 - Opdracht
Titel 7.7A - Reisovereenkomst
Titel 7.7B - Betalingsovk
Titel 7.9 - Bewaarneming
Titel 7.10 - Arbeidsovk
Titel 7.12 - Aanneming van werk
Titel 7.14 - Borgtocht
Titel 7.15 - Vaststellingsovk
Titel 7.17 - Verzekering
Titel 7.18 - Lijfrente
Een onbenoemde overeenkomst is niet uitdrukkelijk in de wet is geregeld. Hiervoor gelden enkel de titel
3.2 en 6.5. Titel 6.5 omdat deze uitdrukkelijk wordt aangewezen in art. 6:216 (al hetgeen in art. 213-260
bepaald is van overeenkomstige toepassing op andere meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen
dan obligatoire ovk, althans voor zover de strekking van de betrokken bepaling in verband met de aard van
de rechtshandeling zich daartegen niet verzet). Hierdoor is ook art. 6:248 (R&B) van toepassing.
Gemengde overeenkomsten bestaan uit twee of meer benoemde overeenkomsten. Voorbeeld is de
pensionovereenkomst, hierin zit zowel huurovk (woonruimte), koop (voedsel) als een ovk van opdracht (interieurovk).
Welke bepalingen zijn van toepassing? Art. 6:215 BW bepaalt dat de regels van de benoemde
overeenkomsten naast elkaar worden toegepast (cumulatieleer). Uitzondering hierop is wanneer de
bepalingen niet verenigbaar zijn, of – de strekking van die bepalingen – i.v.m. de aard van de ovk – zich
tegen toepassing verzet. In degelijke gevallen wordt de keuze aan de rechter overgelaten.
Meerpartijenovereenkomst – welke bepalingen zijn van toepassing? Art. 6:213 lid 1–regels ovkrecht gelden.
Lid 2: voor zover de strekking van de bepalingen i.v.m. de aard van de ovk zich daartegen niet verzeten.
Hoofdovereenkomst – De ovk, die zelfstandig een reden van bestaan heeft, dus alle benoemde
overeenkomsten. De (veel minder voorkomende) hulpovereenkomst is een ovk die wordt aangegaan in
afhankelijkheid van een buiten haar liggende rechtsbetrekking. Een voorovereenkomst is een hulpovk
waarin een partijen zich verbinden om in de toekomst een andere overeenkomst tot stand te brengen,
waarvan de inhoud althans in hoofdzaken voldoende bepaald of bepaalbaar is (ovk van
kredietverschaffing/bedrijfskrediet – een partij (bank) verbindt zich jegens de wp (onderneming) tot het
lenen van geld). Een voortbouwende ovk is een hulpovk die afhankelijk is van een andere rechtsverhouding.
Een bestaande geldvordering kan bijvoorbeeld verstrek worden doordat de schuldenaar t.b.v. zijn
schuldeiser een recht van hypotheek op een hem toebehorende goed vestigt. Een voortbouwende ovk is in
principe vernietigbaar indien deze rechtsverhouding later blijkt te ontbreken (6:229). Wanneer in deze
samenvatting van ovk wordt gesproken, wordt de obligatoire ovk bedoeld.
3. Europees recht Tekstboek nr. 18a
Het overeenkomstenrecht wordt in toenemende mate beïnvloed door de EU (vooral consumentenrecht).
Deze Europese richtlijnen hebben geen directe horizontale werking; een burger kan zich er in een conflict
met een andere burger niet rechtstreeks op beroepen. De richtlijnen werkt langs indirecte weg –
implementatieplicht. Volgens vaste jurisprudentie is de nationale rechter gehouden zijn nationale recht
zoveel mogelijk in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn uit te leggen. Voelt de rechter
zich onzeker, dan kan hij een prejudiciële vraag voorleggen aan het Europese Hof.
, Overeenkomstenrecht
4. Beginselen van contractenrecht Tekstboek nr. 13-16, 18 en 19-21
Obligatoire overeenkomst kent drie grondbeginselen:
1. Contractsvrijheid
2. Vormvrijheid (consensualisme)
3. Verbindende kracht van de overeenkomst (pacta sunt servanda)
Samen leiden deze principes tot het uitgangspunt dat iedere overeenkomst, hoe ook gesloten,
rechtens als verbindend zal worden aangemerkt.
(4. Redelijkheid en billijkheid – art. 6:248 BW)
1. Contractsvrijheid Het staat partijen vrij een ovk te sluiten met wie zij wensen, met de inhoud welke zij
wensen, en op het moment dat zij wensen. De contractvrijheid vindt haar grens, waar de uitoefening ervan
in een concrete geval in conflict komt met een belang van hogere orde. Bijvoorbeeld: Art. 3:40 verklaart de ovk
nietig in geval van strijd met een dwingende wetsbepaling, met de goede zeden of met de openbare orde. Middels dwingend recht
beschermd de wetgever één van de partijen of juist die van derden. Regels ten gunste van één van de partijen: 6:94 lid 1 (matiging
boetebeding), 6:246 (algemene voorwaarden) en 7:6 (consumentenkoop). Dwingendrechtelijke bepaling die de belangen van
derden beschermd: 6:250. Ook het non-discriminatiebeginsel stelt grenzen aan de contractvrijheid: onderscheid maken o.g.v.
godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid of burgerlijke staat is verboden
– art. 1 en 7 Algemene wet gelijke behandeling (Awgb).
2. Vormvrijheid (consensualisme) art. 3:37 lid 1: “tenzij anders is bepaald, kunnen verklaringen in iedere
vorm geschieden, en kunnen zij in een of meer gedragingen besloten liggen”. Uitzonderingen hierop zijn: wet
vereist een geschrift voor koop woning (7:2), voor huurkoop (7A:1576i) en voor non-concurrentiebedingen in arbeidsovk (7:653).
De sanctie op negeren van vormvoorschriften is in beginsel nietigheid (3:39).
3. Verbindende kracht van de overeenkomst (pacta sunt servanda) art 6:248 lid 1: ‘Een ovk heeft (…) de
door partijen overeengekomen rechtsgevolgen (…)’. Dus: ‘belofte maakt schuld’. Uitzonderingen hierop zijn: de
ovk is nietig dan wel vernietigd wordt; een contractuele regel zal niet van toepassing zijn voor zover deze in die omstandigheid naar
maatstaven van R&B onaanvaardbaar zou zijn (6:248 lid 2 en onvoorziene omstandigheden 6:258). Ook een uitzondering is de
wettelijke bedenktijd voor consumenten = ovk op afstand; colportage 6:230o, koop van woning 7:2 en de timesharing van
onroerende zaken 7:50d. Consument heeft 3/14 dgn bedenktijd middels buitengerechtelijke verklaring.
, Overeenkomstenrecht
Leereenheid 2 – Wil, verklaring, vertrouwen
1. Totstandkoming van rechtshandelingen tekstboek nr. 22-30
Art 3:33 – “Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil, die zich door een verklaring
heeft geopenbaard”. Aanbod en aanvaarding zijn gerichte eenzijdige rechtshandelingen. Uitgangspunt is
dat verklaringen niet aan een bepaalde vorm zijn gebonden (3:37 - vormvrijheid/consensualisme).
Verklaringen kunnen mondeling of schriftelijk worden afgelegd of middels tekens (opsteken hand veiling).
Verklaringen kunnen zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend worden afgelegd.
Art. 7:2 lid 1 – De koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan moet
schriftelijk worden aangegaan, indien de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening
van een beroep of bedrijf. Art. 3:39 bepaalt de consequenties van het overtreden van een vormvoorschrift.
Ontvangsttheorie met risicocorrectie Rechtshandeling heeft rechtsgevolg op het moment dat het
aanbod degene tot wie het is gericht, heeft bereikt. Het niet bereiken of niet tijdig bereiken van de
verklaring komt voor risico van de geadresseerde (risicocorrectie–3:37 lid 3), tenzij dit het gevolg is van:
- zijn eigen handeling;
- de handeling van personen voor wie hij aansprakelijk is;
- andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt
Bij toepassing risicocorrectie volgt niet wanneer de rechtshandeling tot stand komt. Bij niet of niet tijdig
beslissen kijk je daarom naar art. 6:224 (aanvaardingstijdstip zonder storende omstandigheid).
Bij discussie over wel/niet ontvangen ligt de bewijslast bij de verzender.
lid 4 – Onjuist overbrengen van informatie – (foutieve e-mail of bode met onjuiste verklaring) – de
verminkte verklaring geldt als gedane verklaring door de afzender. De afzender had namelijk een
andere wijze van overbrengen kunnen kiezen (minder risico op verminking). Het is daarom gerechtvaardigd
dat hij het risico draagt. Uitzondering: Als ontvanger de wijze van overbrengen expliciet heeft
voorgeschreven.
Voorbeeld: Als A’s tot B gerichte aanbod ‘100 eendagskuikens voor 25 euro door een door A uitgekozen bode of
communicatiemiddel wordt verminkt tot 1000 kuikens voor 25 euro geldt de overgebrachte verklaring weliswaar o.g.v. 3:37 lid 4 als
een verklaring van A, maar zal toch geen aanbod voor 1000 kuikens tot stand komen, omdat B tegenover A’s beroep op art. 3:33
niet zal kunnen aanvoeren dat hij gerechtvaardigd vertrouwde in de zin van 3:35 (aangenomen dat B o.g.v. de prijs kon vermoeden
dat er met de verklaring iets mis moest zijn). Wanneer echter niet het aanbod verminkt wordt overgebracht, maar de aanvaarding
of bv de opzegging van een duurovk, dan heeft de afzender er alle belang bij dat uit wordt gegaan van de verklaring zoals die door
hem is verzonden, zodat de aanvaarding een ovk tot stand brengt, respectievelijk de opzegging van een duurovk doet eindigen.
Hier moet worden uitgegaan van verzonden verklaring aldaar dit niet letterlijk blijkt uit 3:37 lid 4 maar een redelijke en op de
praktijk afgestemde uitleg van die bepaling zal dat wel meebrengen.
Lid 5 - Een verklaring die nog niet is ontvangen, kan men intrekken door haar met een door een snelle
communicatiemiddel overgebrachte verklaring ‘in te halen’; de verklaring houdende intrekking moet de
wederpartij eerder dan of gelijktijdig met de ingetrokken verklaring bereiken (3:37 lid 5). De mogelijkheid
van intrekking hangt samen met het beginsel dat een verklaring eerst door ontvangst haar werking krijgt.
Zolang de in te trekken verklaring nog niet is ontvangen, werkt ze niet en intrekking voorkomt dat ze dat bij
ontvangst alsnog zal doen.
Arrest Centavos/Stichting Nieuwenhuis – Het gaat erom of de verklaring een adres heeft bereikt waarvan de
afzender redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt
(=maatstaf). De verklaring is in feitelijke zin niet ontvangen maar wel in juridische zin, omdat de verklaring
is aangekomen op het adres dat de wederpartij zelf had opgegeven en waarvan de afzender dus
redelijkerwijs mocht aannemen dat hij daar de geadresseerde kon bereiken. Door arrest Centavos/Stichting
Nieuwenhuis is het toepassingsbereik van de risicocorrectie sterk afgenomen (bij schriftelijke verklaring
geen risicocorrectie meer maar nog wel bij mondeling). Voorbeeld: De wp was tijdelijk telefonisch niet bereikbaar. In
het algemeen is dat uiteraard nog geen reden of omstandigheid waarom hij de wp niet heeft kunnen bereiken welke vervolgens
voor zijn risico dient te komen. Dit is anders wanneer de wp zich redelijkerwijs telefonisch bereikbaar diende te houden.
, Overeenkomstenrecht
2. De wilsvertrouwensleer (3:33 jo 3:35) tekstboek nr. 31 en 32
1. Wilstheorie het is de verklaarde wil die de rechtshandeling/ovk tot stand doet komen. Dan doet een
verklaring die niet overeenstemt met de wil van de handelende partij dus geen
rechtshandeling ontstaan.
2. Verklaringstheorie gaat ervan uit dat een rechtshandeling totstandkomt door de overeenstemmende
verklaring van partijen. Het bezwaar hiertegen is dat er ook een ovk totstandkomt
wanneer de wp weet dat de verklaring van de ander niet overeenstemt met de wil.
3. Vertrouwenstheorie vormt een correctie op de verklaringstheorie. Niet elke verklaring bindt degene
die haar aflegt, maar alleen die verklaring die een normaal mens onder de
gegeven omstandigheden in goed vertrouwen mocht beschouwen als
overeenstemmend met de wil van degene die haar aflegde.
Wilsvertouwensleer (combinatie 1,2 en 3) - art. 3:33 bepaalt dat het ontbreken van de wil in beginsel
nietigheid van de rechtshandeling met zich meebrengt. De zekerheid in het rechtsverkeer vereist echter dat
men in goed vertrouwen op elkaars verklaringen mag afgaan. De bescherming van de wederpartij is in art.
3:35 aldus uitgewerkt dat er een rechtshandeling totstandkomt in de betekenis die de geadresseerde
daaraan toekend en redelijkerwijs daaraan mocht toekennen. De bescherming van de geadresseerde
(=fidens) leidt ertoe dat de declarant (nolens) toch gebonden is aan de niet-gewilde verklaring.
LET OP: Art. 3:35 heeft alleen betrekking op gerichte rechtshandelingen en werkt niet van rechtswege. Er
moet een beroep op worden gedaan.
Voorbeeld: handelaar in onroerende zaken A is geïnteresseerd in de villa van B. B zegt ik wil nadenken en laat A het nog weten.
Enkele dagen later ontvangt A een brief van B waarin deze het huis te koop aanbiedt voor 450.000,-. Deze brief van B is een
schriftelijke verklaring van zijn wil om het huis te verkopen. A antwoordt per omgaande dat hij het aanbod van B aanvaardt. Deze
brief van A aan B is een schriftelijke verklaring van zijn wil om het huis te kopen, dan wil zeggen het aanbod te aanvaarden. Aanbod
en aanvaarding sluiten op elkaar aan zodat er een ovk totstandkomt (6:217 lid 1). Hoe is rechtens de situatie wanneer het de
bedoeling van B was om het huis voor 550.000,- te verkopen, maar B een typfout heeft gemaakt? de verklaring van B komt
derhalve niet overeen met zijn werkelijke wil. Ex. art. 3:33 BW heeft B geen geldig aanbod gedaan en is B niet gebonden aan zijn
niet-gewilde verklaring. Maar hoe is het met de belangen van A? De behoefte aan zekerheid in het rechtsverkeer vereist dat de wp
moet kunnen afgaan op een tot hem gerichte verklaring. Wanneer A niet op de hoogte is van de typefout en ook geen reden heeft
om aan te nemen dat er een typfout is gemaakt, komt er desondanks een ovk tot stand tussen A en B? Zie laatste alinea!
3. Oneigenlijke dwaling/geestelijke stoornis tb 33-39 arrest inleiding privaatrecht/misverstandarrest
Uitgangspunt: 3:33: In geval van een niet overeenstemmende wil en verklaring sprake van een van
rechtswege nietige rechtshandeling, behoudens de toepassing van art. 3:35. Uitzonderingen:
Geestelijke stoornis – art. 3:34 Wanneer de wil en verklaring niet overeenkomen met als oorzaak een
geestelijke stoornis van de handelende partij. Er komt wel een geldige rechtshandeling tot stand maar de
rechtshandeling is vernietigbaar. Een eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling is van rechtswege nietig.
Denk bij geestelijke stoornis aan geestenziek zijn of het handelen in onder invloed van dronkenschap,
narcose, hypnose, verstrooidheid en hevige opwinding. LET OP: Wanneer geestelijk gestoorde onder
curatele staat (1:378) dus handelingsonbekwaam is (3:32) behoeft niet te worden onderzocht of de
rechtshandeling onder invloed van die geestelijke stoornis is verricht. De onder curatelestelling wordt in de
staatscourant en in 2dagbladen gepubliceerd (1:390) en opgenomen in het openbaar register(1:391).
Bewijslast – uitgangspunt 150 Rv – art. 3:34 lid 1 – bewijzen van de stoornis of dat de stoornis een redelijke
waardering van de bij de koop betrokken belangen verhinderde, of dat hij zijn wilsverklaring onder invloed
van de stoornis deed. EN vermoeden maken dat het nadeel van de ovk hieruit voortvloeit. Beide kunnen
gered worden door het aanleveren van tegenbewijs of een geslaagd beroep op 3:35.
LET OP: Het vermoeden geldt niet indien het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling redelijkerwijs
niet was te voorzien. Het gaat dus om wat een ‘gemiddeld’ persoon, wiens geestvermogens niet gestoord
zijn, ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling zou hebben voorzien. Nadeel niet voorzien en
daarmee geen reden om van de rechtshandeling af te zien dan achteraf bezien geen vermoeden ten gunste
van de gestoorde.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller janicevanmaanen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.