Algemene regel: art. 3:33 BW. Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil, en een
verklaring daarvan, en overeenstemming tussen de wil en de verklaring. Dit geldt voor alle
rechtshandelingen, dus ook voor het aanbod (eerste stap overeenkomst). Ook voor de aanvaarding is
een wil, een verklaring en overeenstemming tussen de 2 vereist. Tot slot is er ook wilsovereenstemming
nodig tussen de verklaringen van beide partijen (art. 6:217 BW).
Gebondenheid aan algemene voorwaarden
Hier gelden in beginsel dezelfde regels als voor de totstandkoming van een overeenkomst.
De wet voorziet in een stelsel waarin er heel snel gebondenheid ontstaat aan de algemene voorwaarden.
Als vaststaat dat B de algemene voorwaarden van A heeft aanvaard, gaan we ervan uit dat hij deze in
zijn geheel heeft aanvaard, en daarmee aan het geheel gebonden is. B kan dan niet achteraf zeggen dat
hij het er toch niet mee eens is, omdat hij het niet gelezen zou hebben.
In art. 6:232 BW staat dat een partij ook aan de algemene voorwaarden is gebonden als bij het
sluiten van de overeenkomst de andere partij (B) begreep of moest begrijpen dat zij de inhoud daarvan
niet kende. Het maakt dus niet uit of B de algemene voorwaarden wel of niet heeft gelezen, voorafgaand
aan het accepteren daarvan.
De hoofdregel is dus dat als je de AV hebt aanvaard, je hier ook in zijn geheel aan gebonden bent.
Zijn de algemene voorwaarden in zijn geheel aanvaard? Het zou zo kunnen zijn dat B wel de
algemene voorwaarden van A aanvaardt, maar dat hij niet aan deze voorwaarden gebonden wil zijn,
daarmee stemt de verklaring van B (de aanvaarding) niet overeen met zijn wil. De vraag is dan of A zich
kan beroepen op art. 3:35 BW, de goede trouw. Dit is een toepassing van de algemene regels.
HR Linthorst/Echoput is hier een goed voorbeeld van > Linthorst maakt een offerte met een verwijzing
naar algemene voorwaarden. Over deze offerte onderhandelen ze, hierbij wordt ook steeds naar de AV
verwezen. Linthorst legt voor de laatste keer een verklaring af, de opdrachtbevestiging, maar vergeet
hierbij te verwijzen naar zijn eigen AV. Echoput aanvaardt de bevestiging. Op een gegeven moment doet
zich schade voor, Echoput wil Linthorst contractueel aansprakelijk stellen. Linthorst verwijst hierna naar
zijn eigen algemene voorwaarden, die dus niet in de laatste stukken zijn meegestuurd.
Deze zaak komt bij de Hoge Raad, art. 3:35 wordt toegepast. Het oordeel van de HR was dat,
omdat er tijdens de onderhandelingen steeds naar de AV werd verwezen, Echoput er niet op mocht
vertrouwen dat deze AV niet golden omdat er in de laatste stukken niet naar verwezen is. Linthorst mocht
er dus wel vanuit gaan dat deze AV golden.
Welke algemene voorwaarden zijn overeengekomen? Deze vraag is vooral relevant wanneer partijen
beide naar verschillende algemene voorwaarden hebben verwezen. Twee partijen kunnen beide naar hun
eigen AV verwijzen, ze verklaren dan wel hun eigen wil, maar er is geen wilsovereenstemming over de
AV van de overeenkomst.
In theorie zijn er verschillende oplossingen mogelijk voor deze “battle of forms”:
- Geen AV van toepassing
- De voorwaarden van A zijn van toepassing
- De voorwaarden van B zijn van toepassing
- De voorwaarden van A én B zijn overeengekomen → welke overeenkomsten en
verschillen zitten ertussen? Eventuele leemtes kunnen door een rechter worden
aangevuld.
In Nederland is dit opgelost in art. 6:225 lid 3 → Aan de tweede verwijzing naar algemene
voorwaarden komt geen werking toe, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van
de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand
wordt gewezen.
, Dus: de voorwaarden van A hebben werking, tenzij B uitdrukkelijk deze voorwaarden heeft
verworpen, en zijn eigen voorwaarden van toepassing heeft verklaard. Indien B dit inderdaad doet,
voorziet art. 6:225 lid 1 daarin.
Als B de AV van A verwerpt, doet hij zelf een nieuw aanbod. Met de afwijkende aanvaarding van B is er
dus nog geen overeenkomst tot stand gekomen, omdat er een nieuw aanbod wordt gedaan door het
verwerpen van de AV van A, en het opwerpen van zijn eigen AV.
Art. 6:225 lid 2 is relevant wanneer de AV slechts op ondergeschikte punten van elkaar
verschillen, een overeenkomst kan dan tot stand komen onder de AV van B, tenzij A daar alsnog bezwaar
tegen zou maken. Vaak zijn er juist fundamentele verschillen, en komt dit niet vaak voor in de praktijk.
De vernietigbaarheid van algemene voorwaarden. Om een beroep te kunnen doen op
vernietigbaarheid moet vaststaan dat partijen hebben afgesproken dat de voorwaarden van toepassing
zijn. De eventuele vernietigbaarheid kan worden ingeroepen langs 2 wegen, te vinden in art. 6:233 BW.
Dit kan door het niet goed hebben nageleefd van de informatieplicht (art. 6:234 BW), of omdat het beding
onredelijk bezwarend zou zijn voor de wederpartij (art. 6:233 sub a jo. 6:236 en 6:237 BW).
Welke wederpartijen kunnen wanneer hierop een beroep doen?
1 Consumenten (art. 6:236 en 6:237 BW) – een consument kan op alle voornoemde artikelen een beroep
doen voor de vernietiging van de algemene voorwaarden.
2 Ondernemingen (grote / kleine ondernemingen) – om te bepalen of een onderneming groot of klein is,
doen we op grond van art. 6:235 lid 1 BW. Als de onderneming een jaarrekening heeft gepubliceerd, of
een dochtermaatschappij is van een moedermaatschappij die wel een jaarrekening heeft gepubliceerd, is
het een grote onderneming. Onder b is maatgevend hoeveel mensen er werken, als er meer dan 50
mensen werken spreken we ook van een grote onderneming. Een grote onderneming kan geen beroep
doen op art. 6:233 e.v..
Een kleine onderneming komt wel bescherming toe aan een aantal van de
bepalingen, hij kan een beroep doen op 6:233 en 6:234, en eventueel ook op 6:236 en
6:237, maar enkel als het gaat om een inhoudelijke grond. Art. 6:235 lid 3 BW → als je zelf
regelmatig contracten sluit, en daarbij regelmatig gebruik maakt van (nagenoeg) dezelfde
AV, kan je je niet beroepen op deze artikelen (6:233 en 6:234).
De informatieplicht van de gebruiker van de algemene voorwaarden. Indien de informatieplicht niet
goed is nageleefd, kan art. 6:233 sub b jo. 6:234 BW worden ingeroepen. Deze artikelen kunnen worden
ingeroepen door consumenten en kleine ondernemingen. De gebruiker heeft een informatieplicht. De
wederpartij moet een geïnformeerde beslissing kunnen nemen. Hiervoor is nodig dat de gebruiker een
redelijke mogelijkheid biedt om van de AV kennis te nemen. De manier waarop dit moet gebeuren staat in
art. 6:234 BW, dit kan langs niet-elektronische weg (lid 1), of via elektronische weg (lid 2 en 3).
- Lid 1 Als gebruiker van AV biedt je de wederpartij een “redelijke mogelijkheid”, in eerste plaats
door het geven van deze AV, dit is de hoofdregel. Indien dit niet mogelijk is, moeten deze bekend
worden gemaakt op een andere manier. Er moeten dan 2 dingen bekend worden gemaakt: dat
de AV ergens zijn gedeponeerd, en dat ze toegestuurd kunnen worden indien de wederpartij dit
vraagt. Indien dit toesturen niet redelijkerwijs kan worden gevergd, hoeft hij dit niet te doen. De
wederpartij moet dan zelf naar de KvK of de rechtbank, om deze in te zien. Slechts bij hele
complexe contracten zou het kunnen dat deze uitzondering van toepassing is.
- Lid 2 Deze bepalingen zijn relevant voor het bieden van de redelijke mogelijkheid langs de
elektronische weg, wanneer de overeenkomst ook elektronisch tot stand komt. De AV moeten
elektronisch ter beschikking worden gesteld, en de wederpartij moet dit kunnen opslaan, of er
moet van tevoren worden aangegeven op welke manier de AV te vinden zijn online, en dat ze
eventueel kunnen worden toegezonden.
- Lid 3 Dit lid is van toepassing indien de overeenkomst niet langs elektronische weg tot stand
komt, maar de algemene voorwaarden wel elektronisch ter beschikking worden gesteld. De
wederpartij moet er uitdrukkelijk mee instemmen dat de AV elektronisch ter beschikking worden
gesteld, met de inachtneming van de eisen van lid 2.
,Als de gebruiker van de AV niet ingaat op het verzoek van toesturen van de AV, biedt de wet hiervoor
een regeling in art. 6:235 lid 1, tweede zin, BW. Als de algemene voorwaarden niet ter beschikking zijn
gesteld, dan biedt dat een extra vernietigingsgrond voor de wederpartij.
Wanneer de wederpartij verzoekt om toezending van de AV en in afwachting daarvan wel alvast overgaat
tot contracteren, komt de toezending in feite neer op nazending, en heeft het enkel een dossierfunctie.
Zijn hier uitzonderingen op mogelijk? Deze
vraag staat centraal in het arrest
Geurtzen/Kampstaal. Kampstaal zou niet aan
zijn informatieplicht hebben voldaan (art. 6:233
sub b BW), en Geurtzen wil zich daarom niet
laten binden aan de AV van Kampstaal. In
deze AV stond een
aansprakelijkheidsbeperking. De AV zijn niet
"ter hand gesteld”, als dat redelijkerwijs
mogelijk is, moet dat gebeuren. De Hoge
Raad oordeelt dat de AV wel gelding hebben
omdat de partijen vaker zaken hebben
gedaan. Ze zijn eerder wel ter hand gesteld.
Vernietiging kan daardoor niet plaatsvinden op grond van het feit dat er niet aan de informatieplicht zou
zijn voldaan, er wordt vanuit gegaan dat Geurtzen bekend was met het beding, of dat hij hiermee bekend
zou moeten / kunnen (geacht) zijn. Aan dit criterium wordt voldaan wanneer de partijen eerder zaken
hebben gedaan, en de AV bij eerdere overeenkomsten wel ter hand zijn gesteld.
In het arrest Eendracht/Doens was er een situatie waarin de 2 partijen regelmatig overeenkomsten met
elkaar sloten, dit gebeurde onder de AV van Doens. Deze AV waren nooit ter hand gesteld, maar wel
altijd aanvaard, en ze hadden hier ook kennis van. Er was een cursus geweest waarin was ingegaan op
de algemene voorwaarden. De gebruiker van de AV had deze dus niet eerder al een keer ter hand
gesteld, maar de wederpartij was wel bekend met de AV. Is het dan relevant hoe de wederpartij bekend is
geraakt met de AV? De Hoge Raad oordeelde hierin dat het niet uitmaakt hoe de wederpartij bekend is
geraakt met de algemene voorwaarden, zolang de wederpartij er maar mee bekend is.
Afgebroken onderhandelingen
Zolang partijen nog aan het onderhandelen zijn, en er nog geen overeenstemming is tussen partijen, is er
nog geen gebondenheid tussen de partijen. Hoe moeten partijen zich gedragen tijdens deze
onderhandelingen? Wat betreft het normale geval is het overgelaten aan de rechtsontwikkeling, er is
geen bepaling voor opgenomen in de wet. De precontractuele onderhandelingen worden beheerst door
de precontractuele redelijkheid en billijkheid. Partijen kunnen niet doen en laten wat ze willen, ze moeten
rekening houden met elkaars gerechtvaardigde belangen.
Er zijn een aantal bijzondere gevallen:
- Een door partijen zelf geregelde rechtsverhouding (in een “voorovereenkomst”: de partijen maken
zelf afspraken over de precontractuele fase, ze spreken dan bijvoorbeeld af aan welke
voorwaarden voldaan moet zijn voordat de precontractuele fase uitmondt in een overeenkomst.
- Een door de wetgever gereguleerde rechtsverhouding (met het oog op de belangen van derden):
bijvoorbeeld wanneer meerdere partijen met elkaar concurreren. De overheid moet dan bepaalde
regels in acht nemen, bijvoorbeeld voor de gelijkheid van behandeling van de partijen.
, In het normale geval zijn er bepaalde gedragsregels, aan de hand van Baris/Riezenkamp. Kunnen
onderhandelingen worden afgebroken, zonder gevolgen? Dat hangt af van het stadium van de
onderhandelingen (HR Plas/Valburg). In dit arrest worden verschillende fases onderscheiden:
1. Afbreken mogelijk, zonder enige rechtsgevolgen. De onderhandelingen zijn nog pril, er zijn nog
amper verwachtingen geschapen.
2. Afbreken mogelijk, maar bepaalde door de teleurgestelde partij gemaakte kosten zullen moeten
worden vergoed. Bijvoorbeeld wanneer de partijen aan het onderhandelen zijn, er nog niet
verwacht mag worden dat er een contract gesloten zal worden, maar de ene partij wel vast aan
het investeren is, en dat de wederpartij dit wel weet, wetende dat hij binnenkort de
onderhandelingen zal afbreken, wachtende tot na het maken van de kosten. Hij breekt de
onderhandelingen dus “te laat” af.
3. Afbreken is niet meer mogelijk zonder het betalen van de gemaakte kosten, en een
schadevergoeding aan de teleurgestelde partij, waarbij er ook plaats kan zijn voor vergoeding
van gederfde winst.
a. Over de vraag wanneer deze fase bereikt is, zijn verschillende arresten gewezen. Een
basis arrest hiervoor is HR VSH/Shell. Hierin oordeelde de HR dat de partijen deze fase
bereiken wanneer het gerechtvaardigd vertrouwen mocht bestaan dat er een
overeenkomst zou ontstaan uit de onderhandelingen.
In het arrest De Ruiterij/MBO is geoordeeld dat het niet altijd ongeoorloofd is,
bijvoorbeeld niet wanneer de afbrekende partij amper een rol heeft gespeeld bij het
ontstaan van het vertrouwen bij de teleurgestelde partij. Er moet ook worden gekeken
naar de belangen van de afbrekende partij, bijvoorbeeld in economische zin. Dit zijn dus
nuanceringen op het eerste arrest.
Het arrest HR Combinatie/Staat breidt dit verder uit. Het gerechtvaardigd
totstandkomingsvertrouwen kan ook weer verminderen, de verwachtingen van de partijen
kunnen worden teruggedrongen door een verandering in omstandigheden.
4. Indien partijen het over belangrijke onderwerpen eens zijn, er is een basisovereenkomst, maar
de details zijn nog niet overeengekomen, er is al wel een rompovereenkomst. Er kan dan door
een rechter worden voorzien in het invullen van deze details.
In het arrest HR CBB/JPO werd een aanscherping en verduidelijking van de hoofdregel gegeven: de
hoofdregel is contractvrijheid, men mag onderhandelen en heeft de vrijheid om een contract te sluiten,
maar heeft daarmee ook de vrijheid om geen contract te sluiten. Maar men moet zich wel laten leiden
door elkaars gerechtvaardigde belangen.
Als het afbreken onaanvaardbaar is op grond van het gerechtvaardigd
totstandkomingsvertrouwen kan een partij een schuldenaar worden in een schadevergoeding. Er kan ook
geen sprake zijn van dit vertrouwen, maar afbreking kan onaanvaardbaar zijn door andere concrete
omstandigheden. Bijvoorbeeld door grote maatschappelijke belangen, zoals bij CAO onderhandelingen.
De Hoge Raad stelt in dit arrest ook vast dat alle andere hierboven genoemde arresten nog wel gelden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hedwigluten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.41. You're not tied to anything after your purchase.