Methoden van Communicatieonderzoek en Statistiek (77511201AY)
Summary
Samenvatting - Methoden van Communicatieonderzoek en Statistiek
1 view 0 purchase
Course
Methoden van Communicatieonderzoek en Statistiek (77511201AY)
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Deze samenvatting bevat alle aantekeningen van de hoorcolleges van het eerste deeltentamen + uitleg over SPSS en de individuele opdracht. Daarnaast staan er ook aantekeningen uit het boek in en de kennisclips.
Methoden van Communicatieonderzoek en Statistiek (77511201AY)
All documents for this subject (32)
Seller
Follow
elisetimmer
Content preview
Hoorcollege 1
Communicatiewetenschap = ze onderzoeken de inhoud, toepassingen en gevolgen van media en
communicatie. Het kan allerlei aspecten van communicatie bevatten als (Social media,
organisaties of groepen, interpersoonlijke). De kern is dat er een medium bij betrokken is.
Communicatiewetenschap is:
- Gemeenschap - iedereen die zich op een of andere manier met wetenschap bezig houdt.
- Kennis - kennis die vergaard is via duidelijk omschreven regels
- Proces - systematisch proces van vergaring van theoretische kennis door middel van
observatie.
Systematisch = 1. Het proces zelf (bv een onderzoek) systematisch is. 2. Conclusies
trekken over meerdere systematisch gemaakte waarnemingen. 3. Systematisch
samenvoegen (wetenschap=cumulatief) van kennis uit onderzoeken (om patronen te zien)
Observatie= we beperken ons tot het doen van uitspraken die uiteindelijk toetsbaar zijn
dmv waarnemingen. (gebaseerd op de werkelijkheid)
6 kernprincipes voor de Wetenschappelijke Kennis
1. Empirisch toetsbaar - waarnemingen doen om een theorie te steunen/ontkrachten
(observaties, data).
2. Objectief - bevindingen zijn niet persoons-gebonden, het mag niet uitmaken wie het
onderzoek uitvoert. Er is geen ruimte voor subjectieve interpretatie. Er moeten duidelijke
aannames, concepten en procedures zijn.
3. Falsi ceerbaar - Op zoek naar een tegenbewijs. Is er een observatie mogelijk (denkbaar) die
de verwachtingen kan tegen spreken? Als je geen bewijs is, dan hoef je de theorie ook niet te
onderzoeken.
Falsi ceerbaar principe = op zoek gaan naar een waarneming die het tegendeel
bewijst. VB -> alle zwanen zijn wit. Wanneer je een zwarte zwaan tegen komt, dan
is het e ciënt zeker.
4. Repliceerbaar - een studie moet herhaald kunnen worden en dan dezelfde resultaten geven.
5. Transparant en openbaar - je moet kunnen aangeven welke data en conclusies bij je
onderzoek hoort. Iedereen moet bij die kennis komen om te kijken of de logica klopt.
Controleerbaar en open voor kritiek, daarom publiekelijk gedeeld worden.
6. Logisch consistent/intern coherent - onderzoek moet altijd logisch zijn. Hypothese moet
logisch consistent of coherent zijn. Dit betekend dat er geen interne tegenstrijd mag zijn. De
onderzoeker moet consistent zijn in wat ze tellen als bevestigende en tegenstrijdige bewerkingen.
7. Wetenschappelijk onderzoek is “nooit af”. Resultaten zijn altijd voorlopig. Constante twijfel en
(zelf)correctie. Je zegt altijd: “Er is steun voor een theorie”
-> Ezelsbruggetje ‘FLOER’
De wetenschappelijk methode helpt ons om zo dichtbij mogelijk te komen bij de
wetenschappelijke kennis.
Doel van wetenschap om het creëren van ware kennis en onware kennis als zodanig te
ontmaskeren.
Wetenschappelijke kennis = kennis die vergaard is via duidelijk omschreven regels/principes
Vier studierichtingen:
1. Corporate communication
2. Youth & Media Entertainment
3. Persuasive Communication
4. Political Communication & Journalism
Sites om andere onderzoeken te bekijken -> International communication association. Een
Nederlandse site is NeFCA.
Niet-wetenschappelijke methoden:
- Intuïtie en geloven
fifi ffi
,- Overeenstemming
- Autoriteit
- Regelmatige observatie
-> We hebben wetenschappelijk onderzoek nodig. Het beste is systematisch observeren met een
formele logica die consistent toegepast wordt.
Hoorcollege 2
Paradigma = een zienswijze, gedeelde opvattingen en aannames (een gedeeld wereldbeeld). Een
manier om naar de wereld te kijken. Nieuwe kennis kan tot een paradigmaverschuiving leiden.
Een paradigma heeft verschillende ontologische en epistemologische uitgangspunten. Ze denken
anders over wat kennis is en wat ze moeten vergaren.
Ontologie = Zijnsleer. Opvattingen over hoe wij denken dat de sociale werkelijkheid is
opgebouwd. Bepaalt hoe wetenschappers denken en onderzoek verrichten. (Wat is
communicatie/attitude?)
Epistomologie = kennisleer. Opvattingen over wat kennis teelt en hoe kennis moet worden
vergaard. Hoe spreken wij af dat we kennis delen? Bepaalt welke onderzoeksmethoden worden
gebruikt en wat de kwaliteit daarvan is. (Bv hoe meten we attitude)
Paradigmaverschuivingen in CW -> door een theorie en onderzoek kwamen ze op een nieuwe
theorie met een model die werd uitgebreid. Toen kwam het internet, waarbij een feedback loop
was gemaakt. Als consument kan je feedback geven.
Twee stromingen (paradigma’s) in Communicatiewetenschap
1. Wordview 1: Empirisch-analytisch (kwantitatief onderzoek)
- Nadruk op nomothetische kennis (=wetmatigheden/generaliseren) (nieuwe theorieën
opstellen die voor iedereen gelden. Daarmee kan je de wereld voorspellen en beïnvloeden)
- Reductionistisch: eenheid (e.g. persoon) gereduceerd (terug te brengen) tot variabelen.
- Objectief: ‘derdepersoonsperspectief” (als onderzoeker zet je jezelf buiten het onderzoek)
2. Worldview 2: Empirisch-interpretatief, opzoek naar het unieke (Kwalitatief onderzoek)
- Nadruk op ideogra sche kennis (= op zoek naar het begrip van het unieke,
“Verstehen” (begrijpen)) (je kan een persoon alleen begrijpen als je alle unieke eigenschappen
van een mens meeneemt in het onderzoek)
- Holistisch: eenheid als geheel (alles wat die persoon uniek maakt, hoort erbij)
- Subjectief: “eersteperoonsperspectief” - als onderzoeker ben je het instrument.
-> beide zijn het empirische onderzoeken. Ze hebben wel verschillende ontologische en
epistemologische uitgangspunten.
fi
, Empirische cyclus
Je begint bij een observatie. Vanuit die observatie probeer je een patroon te maken en hieruit een
theorie te maken.
Inductie = van het bijzondere naar het algemene redeneren.
-> vanuit observatie induceer je een bepaalde theorie.
Deductie = een a eiding. Van algemeen naar bijzonder. Dit doe je door het deductief-nomologisch
(DN) model.
Theorie -> speci ceren -> hypothese.
Op het einde van deze fase heb je een onderzoeksvraag en hypothesen.
Toetsing fase: eerste bepalen wat je gaat meten. Dit staat in de onderzoeksvraag en hypothesen.
Hierin staan variabelen. Het toetsen doe je door middel van SPSS en de data.
2 mogelijkheden. Je streeft naar:
- Veri catie, bevestiging zoeken: Een hypothese is wetenschappelijk als deze bevestigd kan
worden.
- Falsi catie, proberen te weerleggen (dit is beter om naar te streven, het geeft zekerheid): een
hypothese is wetenschappelijk als deze weerlegd kan worden. Als je het vindt dan ben je gelijk
klaar met het onderzoek, omdat de theorie klopt.
Laatste stap is conclusies trekken. Op basis van je onderzoek kan je advies geven voor een
vervolgonderzoek. Die adviezen zijn nieuwe observaties voor nieuwe onderzoeken.
2 relevante CW-theorieen:
1. Agendasetting: media bepalen de agenda van ontvangers, bepalen waar we over praten.
2. Framing: door bepaald taal-en woordgebruik emoties en gevoelens opwekken wat ons
denken kan beïnvloeden.
Met deze 2 theorieën kan je een deductief-nomologisch model opstellen en een hypothese
opstellen.
De media beïnvloeden de agenda en door oproepen van emoties de denkwijzen van mensen.
Het onderzoeksplan = een systematisch geheel van methodische beslissingen.
-> Het bestaat uit:
1. Probleemstelling
- Doelstelling
- Vraagstelling
- Hypothesen
2. Onderzoeksmethoden
- Experiment - geschikt voor het onderzoek van e ecten (Oorzaak gevolg)
- Survey - geschikt voor het onderzoeken van verbanden
- Inhoudsanalyse - geschikt voor het onderzoeken van inhoud
- Literatuuronderzoek - Wat is er al bekend over een onderwerp?
- Bestaande data - kan van alles zijn, ‘snapshots’, verbanden
- Kwalitatief onderzoek - geschikt om hypothesen mee te ontwikkelen
fifi
fifl ff
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisetimmer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.43. You're not tied to anything after your purchase.