100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Volledige samenvatting GBO (academiejaar ) $11.27
Add to cart

Summary

Volledige samenvatting GBO (academiejaar )

 20 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Volledige samenvatting GBO (academiejaar )

Preview 4 out of 188  pages

  • Yes
  • October 22, 2024
  • 188
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht
Inhoud

Deel I. Algemene begrippen van het vermogensrecht
Hoofdstuk 1. Vermogensrechten: persoonlijke en zakelijke rechten
Hoofdstuk 2. Bijzondere kenmerken van zakelijke rechten
Hoofdstuk 3. Zakelijke en persoonlijke rechtsvorderingen
Hoofdstuk 4. De vermogensleer
Hoofdstuk 5. Onderscheid tussen goederen

Deel II. Contracten inzake overdracht van eigendom
Hoofdstuk 1. Omschrijving, inhoud en bescherming van het eigendomsrecht
Hoofdstuk 2. Mede-eigendom en onverdeeldheid
Hoofdstuk 3. Koop
Hoofdstuk 4. Kanscontracten
Hoofdstuk 5. Wettelijke wijzen van eigendomsverkrijging

Deel III. Contracten voor het gebruik en genot van een goed
Hoofdstuk 1. Huur
Hoofdstuk 2. Lening
Hoofdstuk 3. Erfdienstbaarheden
Hoofdstuk 4. Recht van vruchtgebruik
Hoofdstuk 5. Recht van erfpacht
Hoofdstuk 6. Recht van opstal

Deel IV. Dienstencontracten
Inleiding. Een overzicht van de dienstencontracten
Hoofdstuk 1. Aanneming
Hoofdstuk 2. Bewaargeving
Hoofdstuk 3. Lastgeving

Deel V. Vaststellingscontracten

,Deel I. Algemene begrippen van het vermogensrecht

Hoofdstuk 1. Vermogensrechten: persoonlijke en zakelijke rechten

§1. Inleiding

Vermogensrechten:

- Persoonlijke rechten
- Zakelijke rechten
- Intellectuele rechten

Romeins recht: procedurele betekenis  remedies

Wetgever 1804: onderscheid verabsoluteerd als reactie tegen het Ancien Régime
waar het feodale stelsel een op een verstrengeling tussen ZR en PR was gebouwd

Consequenties van het onderscheid:

- Enkel ZR zijn uitgerust met attributen van ZR
- Persoonlijke vordering verjaart na 10 jaar (art. 2262bis oud BW),
vorderingen tot sanctionering van zakelijke rechten verjaren na 30 jaar
(art. 2262 oud BW)
- Persoonlijke rechtsvorderingen worden gebracht voor de rechter van de
woonplaats van de verweerder (art. 624, 1° Ger. W.), onroerende zakelijke
rechtsvorderingen worden gebracht voor de rechter van de plaats waar het
goed gelegen is (art. 629 Ger. W.)
- Enkel ZR moeten en kunnen worden bekendgemaakt  grotere
tegenwerpelijkheid (‘absolute gelding van de ZR’)

§2. De klassieke leer: een scherpe tweedeling

Objectief criterium = inwendige structuur:

- ZR verlenen rechtstreekse heerschappij over een goed  rechtsverhouding
tussen een rechtssubject en een rechtsobject
- PR geven SE aanspraak op een bepaalde gedraging vanwege de SA 
rechtsverhouding tussen twee rechtssubjecten

Kritiek: ofwel moet men subjectieve rechten omschrijven vanuit de
afdwingbaarheid ervan tegenover derden, ofwel vanuit de relatie ervan met
goederen  klassieke benaderingswijze vermengt beide o.b.v. de misvatting dat
ZR niet afdwingbaar zouden zijn t.o.v. personen en PR niets met goederen te
maken zouden hebben:

- Ook PR kunnen betrekking hebben op goederen + ZR rusten steeds vaker
op onlichamelijke goederen (= ‘dematerialisering van het goederenrecht’)
- Ook ZR doen rechtsverhoudingen tussen personen ontstaan

§3. De leer van het personalisme

‘Subjectivering’ van ZR = ook ZR worden steeds meer gedefinieerd in termen van
subject-subjectverhoudingen (externe kenmerken)

,Personalisme van Planiol: rechtsverhouding kan enkel bestaan tussen
rechtssubjecten, nooit tussen een rechtssubject en een goed  zowel ZR als PR
creëren een rechtsband tussen twee rechtssubjecten:

- PR doet een verbintenis ontstaan ten laste van één bepaalde persoon, de
debiteur  relatief recht
- ZR is het complement van een universele passieve verbintenis, want legt
aan iedereen de verplichting op zich te onthouden van een inbreuk op het
ZR  absoluut recht

Kritiek: personalisme vermengt interne kenmerken (‘bevoegdheden’) en externe
kenmerken (‘tegenwerpelijkheid’)  passieve verbintenis van eenieder om geen
inbreuk te plegen op een ZR bestaat ook t.a.v. PR: derden hebben de verplichting
zich te onthouden van inbreuken op PR waarvan ze kennis hebben (= derde-
medeplichtigheid aan andermans contractbreuk, art. 1382 oud BW)  het
bestaan van vorderingsrechten is tegenstelbaar aan derden

Onderscheid op vlak van tegenwerpelijkheid vloeit niet voort uit de aard van het
recht, maar uit de publiciteit die aan het recht wordt verleend:

- ZR zijn tegenwerpelijk door het loutere vervullen van een
publiciteitsmaatregel  verkrijger van een ZR handelt in principe met
kennis van zaken en is dus TKT
- PR zijn enkel tegenwerpelijk aan derden die kennis hebben van het
bestaan van die rechten

§4. De leer van het neopersonalisme: het onderscheid tussen eigendom en
beperkte vermogensrechten (kwalitatieve verbintenissen)

Neopersonalisme van Ginossar: ZR afbakenen in termen van een
verbintenisrechtelijke verhouding

Eigendomsrecht = meest verheven recht, overstijgt indeling tussen ZR en PR 
alle andere PR en ZR omschreven in termen van verbintenissen

Aan ZR beantwoordt een kwalitatieve verbintenis: de verbintenis van de eigenaar
van het goed om de beperkingen op zijn recht te eerbiedigen is aangegaan
qualitate qua (= als eigenaar van het goed waarop het ZR betrekking heeft)

Beperkt ZR = bundeling van bevoegdheden die door de eigenaar moeten worden
geëerbiedigd omwille van zijn hoedanigheid van eigenaar  rechtsopvolger
onder bijzondere titel verkrijgt de hoedanigheid van SA omdat hij de
hoedanigheid van eigenaar overneemt

Aan PR beantwoordt een persoonlijke verbintenis (art. 1165 oud BW): gaan niet
over op de rechtsopvolger onder bijzondere titel van het goed waarop de
aanspraak indirect betrekking heeft, gaan enkel over op algemene
rechtsopvolgers en rechtsopvolgers onder algemene titel

SA van een ZR staat in voor een verbintenis met een goed, terwijl SA van een PR
gehouden is als titularis van zijn vermogen

, Kritiek: uitbreiding van het eigendomsrecht tot alle vermogensrechten 
ongerechtvaardigd: dematerialisering van het goederenrecht heeft ertoe geleid
dat eigendomsrecht op onlichamelijke goederen vanuit economisch oogpunt
steeds belangrijker wordt + eigendomsrecht heeft een gemengd karakter

§5. De keuze van de wetgever: het ‘numerus clausus-beginsel’ als formeel
afbakeningsmechanisme

1. Het numerus clausus-beginsel bij ZR

Goederenrecht gekenmerkt door louter formele afgrenzing: ‘numerus clausus-
beginsel’ = vermogensrechten kunnen slechts ZR zijn voor zover de wet ze als ZR
erkent  goederenrecht laat niet toe dat partijen nieuwe, ‘onbenoemde’ ZR tot
stand brengen

Oud BW: geen algemene wettelijke grondslag (art. 543 oud BW = exemplatief) 
arrest Blieck (1966)

Nieuw BW: gesloten systeem van ZR  art. 3.3 BW:

- Externe dimensie (Typenzwang): partijen kunnen geen andere ZR vestigen
dan deze die door de wetgever als ZR zijn benoemd
- Interne dimensie (Typenfixierung): partijen moeten bij de vestiging van de
ZR de wezenskenmerken van de betrokken ZR eerbiedigen

Opsomming ZR in art. 3.3 BW

Zakelijke gebruiksrechten = ZR die de titularis ervan een gebruiks- en
genotsrecht verlenen m.b.t. een welbepaald goed:

- Recht van vruchtgebruik
- Recht van erfpacht
- Recht van opstal

Zakelijke zekerheidsrechten = ZR die hoofdzakelijk tot doel hebben de nakoming
van een schuldvordering te voldoen  verlenen de titularis enkel het recht om als
eerste uitbetaald te worden uit de opbrengst van het goed waarop ze betrekking
hebben:

- Bijzondere voorrechten
- Retentierecht
- Pand m.b.t. RG
- Hypotheek m.b.t. OG

Eigendomsrecht krijgt vaak de finaliteit van zakelijk zekerheidsrecht doordat het
steeds vaker tot doel heeft een schuldvordering te waarborgen = fiduciaire
eigendom tot zekerheid  vormen:

- Overdracht van eigendom tot zekerheid (‘fiduciaire eigendomsoverdracht
tot zekerheid’)
- Voorbehouden eigendom tot zekerheid (‘eigendomsvoorbehoud’/’leasing’)

Wilsautonomie geacht niet te spelen bij ZR, maar veranderd in 20 ste en 21ste
eeuw: steeds meer ruimte voor wilsautonomie  ‘de partijen kunnen afwijken

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoniem4xxx. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.27. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.27
  • (0)
Add to cart
Added