Samenvatting - Grote Denkers en Sleutelbegrippen (CAOSB2010)
5 views 0 purchase
Course
Grote Denkers en Sleutelbegrippen (CAOSB2010)
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Samenvatting van alle grote denkers en sleutelbegrippen die behandeld zijn in de cursus + meer info over de besproken thema's van alle weken: Moderniteit en nationalisme, practice theory, poststrucuralisme en postmodernisme, crisis en vernieuwing in antropologie + Notities vanuit de lessen per beno...
Thema 1: Moderniteit en nationalisme
Wat verstaan we onder moderniteit?
Lastig te dateren historisch periode
– Vroege moderniteit (renaissance – franse revolutie)
– Klassieke moderniteit ( franse revolutie tot 1900)
– Late moderniteit (20ste eeuw ~ 1989)
– Post-modernisme?
Verschil tussen moderniteit en modernisme
– Moderniteit: specifieke sociale omstandigheden die uit de moderne tijd
voortkomen
– Modernisme: sterk geloof in technologische en politieke vooruitgang → grand
narratives
Moderniteit & modernisme
• De tijd begrijpen waarin we leven: postmodern?
• ‘de moderne mens’ in de context begrijpen
• Modernisme stuurt ontwikkelingsprocessen
• Relatie moderniteit, natiestaat en nationalisme
Modernisme: theoretisch en filosofisch begrip dat
• Gaat over ontwikkelingen op het gebied van:
- politiek - kunst
- wetenschap - religie
- technologie
• Vaak gezien als tegenstelling tot “traditie”, maar eigenlijk een herwaardering
en
doorontwikkeling
Moderniteit en mondialisering
Anthony Giddens
• Modern ‘epoch’ dat zich onderscheid van een tradioneel ‘epoch’
• Basis instituties:
• industrialisering • militarisering
• kapitalisme, markten en • massa communicatie
marktwerking • rationalisme en
• urbanisering standaardisering
• ontwikkeling natiestaat
,• Aanjager van mondialisering (globalisering)
• Mondialisering: time space compression
Voorbeeld: flink instant delivery vs vroeger via paard een dag lopen voor
boodschappen
Week 1: Moderniteit en nationalisme
Benedict Anderson – Imagined
communities
Gedachtegang:
Benedict Anderson stelt dat naties ‘imagined
communities’ zijn, waarbij leden elkaar nooit
persoonlijk zullen kennen maar zich
verbonden voelen door gedeelde symbolen,
taal en media. Nationalisme ontstaat als
cultureel construct, aangewakkerd door technologieën zoals drukwerk.
Sleutelbegrippen
Imagined communities, print-capitalism, nationalisme, Creolen, census, kaart,
museum
Bijdrage
Andersons werk biedt een baanbrekende analyse van hoe nationale identiteiten worden
gevormd door collectieve verbeelding, vooral via media en symbolen, en heeft het debat
over nationalisme fundamenteel veranderd door het te benaderen als een cultureel in
plaats van politiek fenomeen.
Relatie tot bredere debatten
Ideationalisme vs. Materialisme:
Anderson neigt meer naar ideationalisme dan naar materialisme, omdat hij de nadruk
legt op de rol van ideeën, verbeelding en symbolen (zoals taal en drukwerk) in het
vormen van nationale identiteiten in plaats van materiele of economische factoren.
Universalisme vs. Particularisme:
Anderson bevindt zich dichter bij particularisme, omdat hij benadrukt hoe nationale
identiteiten specifiek en historisch gebonden zijn, vooral in hun relatie tot koloniaal
verleden en culturele contexten, maar hij erkent ook universele processen zoals print-
capitalisme die nationalisme wereldwijd hebben gevormd
Cohesion-centrered vs conflict-centered:
Anderson’s werk is meer cohesion-centered, omdat hij nationalisme ziet als een kracht
die gemeenschappen bijeenbrengt door verbeelde verbindingen, eerder dan als een
product van interne conflicten of machtsstrijd.
Structure-based vs agency-based:
Anderszon zit iets meer naar de structure-based kant, aangezien hij de rol van grote
structuren zoals media, taal en koloniale systemen benadrukt, maar hij erkent ook enige
ruimte voor menselijke creativiteitten en agency in het verbeelden van de natie
Samenvatting:
Hoofdstuk 1: Introduction
,In het eerste hoofdstuk wordt het concept ‘imagined communities’ geïntroduceerd,
oftewel natiestaten die bestaan in de verbeelding van mensen. Nationalisme is voor
Anderson een cultuurvorm, niet zomaar een ideologie. Een natie is ‘verbeeld’ omdat de
meeste leden van een natie elkaar nooit persoonlijk zullen kennen, maar toch het gevoel
hebben deel uit te maken van een gezamenlijke gemeenschap. Dit wordt mogelijk
gemaakt door gedeelde symbolen, taal, en media. Het nationalisme ontstond in de 18 e
eeuw en verspreidde zich dankzij de opkomst van drukmedia (zoals boeken en kranten),
waardoor grote groepen mensen dezelfde ideeën konden delen.
Hoofdstuk 3: The origins of National Consciousness
Hier onderzoekt Anderson de invloed van drukmedia op de opkomst van nationale
bewustwording. Hij betoogt dat de uitvinding van de boekdrukkunst cruciaal was voor de
verspreiding van ideeën en het ontstaan van nationale identiteiten. Drukwerk in de
volkstaal (in plaats van het Latijn) zorgde ervoor dat een breder publiek toegang kreeg
tot teksten, wat leidde tot een gemeenschappelijk taalgevoel en gedeelde referenties.
Deze “print-Capitalism” (drukkapitalisme) bracht mensen met dezelfde taal en culturele
achtergrond dichter bij elkaar, wat bijdroeg aan de verbeelding ven een gedeelde
nationale gemeenschap.
Hoofdstuk 4: Creole pioneers
In dit hoofdstuk bespreekt Anderson de opkomst van nationalisme in de Amerika’s en
hoe ‘Creolen’ (Europeanen die in de koloniën geboren waren) een leidende rol speelden
in de onafhankelijkheidsbewegingen. Deze Creolen voelden zich zowel verbonden met
hun geboorteland als met Europa, maar tegelijkertijd vervreemd door de afstand tot
Europa en de ondergeschikte positie die ze innamen ten opzichte van in Europa geboren
kolonisten. Dit spanningsveld voedde hun verlangen naar onafhankelijkheid. Anderson
laat zien hoe deze Creolen, door middel van printmedia, een gevoel van nationale
identiteit ontwikkelden dat los stond van hun Europese oorsprong
Hoofdstuk 7: The last wave
Dit hoofdstuk behandelt de latere golf van nationalistische bewegingen in Azië en Afrika
in de 20e eeuw, na de Tweede Wereldoorlog. Anderson bespreekt hoe het model van het
Europese nationalisme werd overgenomen in voormalige koloniën. De Europese
concepten van soevereiniteit en natiestaat werden toegepast op deze contexten, maar
met aanpassingen die pasten bij de lokale omstandigheden. In veel gevallen speelde de
postkoloniale elite een centrale rol in het bouwen van deze nieuwe natiestaten, waarbij
ze gebruik maakten van moderne instituties zoals media en onderwijs om een nationale
identiteit te bevorderen. Deze periode markeert een laatste grote fase in de verspreiding
van nationalisme.
Hoofstuk 10: Census, Map, Museum
In dit hoofdstuk analyseert Anderson hoe drie instrumenten – de volkstelling (census), de
kaart en het museum – belangrijke rollen hebben gespeeld in de constructie van
nationale identiteiten. De volkstelling gaf vorm aan het idee van een begrensde en
duidelijke nationale populatie door de bevolking te categoriseren in termen van etniciteit,
taal, religie en andere sociale kenmerken. Kaarten droegen bij aan het idee van
territoriale grenzen, wat cruciaal was voor de vorming van nationale staten. Musea
fungeerden als plekken waar nationale verhalen werden verteld en het verleden werd
geconstrueerd in termen van een gedeeld nationaal erfgoed. Deze drie vormen van
‘inventories’ hielpen bij het definiëren van de natie en haar inwoners op zowel
symbolisch als praktisch niveau.
Algemene thema's in deze hoofdstukken:
, Nationalisme als een cultureel fenomeen: Anderson beschouwt naties als
"imagined communities" die tot stand komen door een collectieve verbeelding,
vooral dankzij gedeelde symbolen, taal, en media.
De rol van printmedia: Druktechnologie heeft een grote rol gespeeld in de
vorming van nationale identiteiten, door het creëren van een gedeelde taal en het
verspreiden van ideeën over een collectief "zelf".
Postkolonialisme en nationalisme: Nationalisme werd niet alleen in Europa
geboren, maar verspreidde zich naar de rest van de wereld, waar het een
belangrijk instrument werd in de strijd tegen kolonialisme en voor
onafhankelijkheid.
Het gebruik van staatsinstrumenten: Instituten zoals de volkstelling, kaarten
en musea waren belangrijk voor het vastleggen van nationale identiteit en het
versterken van het idee van een natiestaat.
Klas notes Anderson
Drie paradoxen van het nationalisme
1. Nationalisme is “objectief modern”, maar wordt voorgesteld als een
“antieke subjectiviteit” voor nationalisten
2. Nationalisme is universeel: iedereen behoort aan een natie toe.Maar
tegelijkertijd is iedere natie te onderscheiden van alle andere naties
3. Nationalisme is politiek gezien een enorm krachtig fenomeen, maar laat
zich nauwelijks definiëren
De culturele wortels van het nationalisme
Aanvang van het West-Europese nationalisme in de 18e eeuw
❖ Nationalisme neemt de plaats in van de religieuze community
1. Verlichting leidt tot rationalisme en secularisering
2. Overzeese ontdekkingen verbreden het wereldbeeld
3. Religieuze teksten werden vertaald uit het Latijn door ‘drukwerk-kapitalisme’
❖ Horizontaliteit, soevereiniteit, limitatie
Ch3: the origins of national consciousness
❖ De drukpers maakte van schaarse kennis snel reproduceerbare werken
❖ Voor deze publicaties ontstond een vroege kapitalistische markt, eerst voor
Latijnse teksten, daarna ook voor spreektalen (vernaculars)
❖ 16e-17e eeuw: drukkers laten het Latijn los als voertaal voor publicaties
1. Latijn werd complexer door een hervonden passie voor de Oudheid
2. Reformatie bood succesvol weerstand tegen de macht van Rome
3. Europese vorsten stimuleerden spreektaal voor administratieve doeleinden
De fataliteit van de spreektaal
❖ Vooraf aan de drukpers waren talen lokaal en oneindig divers
❖ De kapitalistische markt zocht naar verbindende drukwerk-talen
❖ Tegelijkertijd bleef het onmogelijk om iedereen dezelfde taal te laten spreken
1. Drukwerk ontwikkelde algemene spreektalen tussen het Latijn en dialecten in
2. Taal kwam vast te liggen doordat publicaties konden worden gereproduceerd
3. Drukwerk-talen krijgen macht over soortgelijke dialecten en stimuleren
assimilatie
❖ Uit de nieuwe algemene talen kon een imagined community voortkomen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melissa_weel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.23. You're not tied to anything after your purchase.