100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting LOI HBO Longfunctieanalist : Omgangskunde en Communicatie LOI $7.23   Add to cart

Summary

Samenvatting LOI HBO Longfunctieanalist : Omgangskunde en Communicatie LOI

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Boek: Omgangskunde en Communicatie Onderwijsinstelling: LOI Gebruikt voor opleiding: Longfunctieanalist

Preview 5 out of 27  pages

  • October 23, 2024
  • 27
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
SAMENVATTING OMGANGSKUNDE EN
COMMUNICATIE
HOOFDSTUK 1 OMGANGSKUNDE
Waarom het vak omgangskunde?
Omgangskunde = wetenschap van het omgaan met mensen. Het gaat om het aanleren van goede omgangsvormen en
heeft betrekking op zowel jezelf als een ander.

Zaken die van belang zijn:
 Jezelf beter leren kennen in omgangssituaties:
o Leuke en minder leuke ervaringen
o Je mogelijkheden
o Je beperkingen
o Je emoties
o Je behoeften en voorkeuren
o Je opvattingen en houdingen
o Je lichaam en beleving hiervan
 Kennis hebben over een ander. Hiervoor zijn van belang:
o Goed opletten (observeren)
o Kijken (waarnemen)
o Luisteren
 Het menselijk gedrag  gedrag willen verklaren  gedragsdeterminanten

Innerlijke factoren van gedrag:
- Lichamelijke invloeden : honger, dorst, pijn etc.
- Sociale invloeden : opvattingen door anderen, groepsgedrag
- Geestelijke invloeden: gevoelens, angst, woede, vreugde etc.

Omgevingsfactoren van gedrag:
- Fysische omgeving: natuur, omstandigheden waarin geleefd wordt.
- Sociale omgeving: mensen om ons heen, woonomgeving etc.

Redenen waarom gedrag van mensen soms moeilijk te begrijpen is:
 Mensen geven zich niet makkelijk bloot
 Mensen houden lang vast aan een eerste indruk
 Mensen zien wat ze willen zien
 Mensen spelen vaak in een rol waardoor het werkelijke gedrag anders is dan wat waargenomen wordt.

Omgangskunde en omgangsvormen
Gedragsregels hebben bijvoorbeeld betrekking op:
- Hoe je kennismaakt met anderen
- Hoe je mensen ontvangt
- Kleding die je draagt in bepaalde situaties
- Je gedrag in openbaar vervoer, school, werk etc.
 verschilt door gezin en opvoeding.

Manier waarop we met elkaar omgaan afhankelijk van:
 De tijd waarin we leven
 Onze woonomgeving en cultuur
 Onze leeftijd
 De situatie waarin we verkeren.

Omgangskunde en sociale vaardigheden
Sociale vaardigheden waarover je moet beschikken als je goed wil leren omgaan jezelf en anderen:

,  Een gesprek kunnen beginnen
 Goed naar een ander kunnen luisteren
 Je kunnen inleven in een ander, empathie tonen
 Weten hoe je conflicten kunt oplossen
 Kunnen rapporteren

Hulpverlening
Hulp verlenen  welzijn van een ander verhogen.

Vervelende uitwerking  hulpvrager kan gevoel krijgen afhankelijk te worden van anderen waardoor zelfrespect een
knauw krijgt  gevoel hulpeloosheid en minderwaardigheid.

Menselijke behoeften
Rangschikking behoeften volgens Maslow in volgorde van belangrijkheid:
1. Lichamelijke behoeften
2. Veiligheid
3. Houden van en behoren tot
4. Zelfbevestiging
5. Zelfverwerkelijking  jezelf ontwikkelen.

De hulpverlener
Jezelf als instrument  goed weten wat je goede en mindere kwaliteiten zijn  bewust zijn van je eigen normen en
waarden.

Aspecten omgangskunde die in beroepshouding regelmatig terugkomen:
 Inlevingsvermogen  empathie  anderen zo goed mogelijk begrijpen  niet teveel want dan ben je niet meer
in staat de juiste hulp te bieden.
 Warmte en zorg  vriendelijkheid en zorgzaamheid uitstralen  glimlachen, oogcontact, attent gedrag  toon
betrokkenheid en interesse.
 Openheid  wekt vertrouwen. Geloofwaardig over komen door houding aan te passen op wat je zegt en denkt.
 Belangstelling  respecteren en in eigen waarde laten.

, HOOFDSTUK 2 ONTWIKKELING VAN KINDEREN TOT 12 JAAR

Ontwikkeling: De kans krijgen zich te ontplooien, het verloop van het leven.

Jonge leeftijd  fundament voor heel veel latere ontwikkeling.
Ontwikkeling is een voortdurende verandering elke dag nieuwe ervaringen.

Ontwikkelingsfactoren
5 factoren die een rol spelen bij de ontwikkeling van een mens:
1. Aanleg  Uiterlijk van belang voor persoonlijkheidsontwikkeling. Kan gehinderd worden in sociale contacten of
juist zelfvertrouwen opwekken.
2. Omgeving  Culturen hebben eigen regels en patronen van normen en waarden, stelt eisen aan individu.
3. Rijping  Moment waarop kind is staat is tot iets. Eerst rijpen, dan leren.
4. Leerprocessen  Je leert overal andere dingen. Werk, school, omgeving etc.
5. Zelfbepaling  keuzes en beslissingen maken  invloed rest leven.

De aspecten van ontwikkeling
1. Lichamelijke ontwikkeling  Groei organisme, ontwikkeling zintuigen en motoriek.
2. Seksuele ontwikkeling  Ontwikkeling geslachtskenmerken en gedrag seksualiteit.
3. Cognitieve ontwikkeling  Geestelijke ontwikkeling, alles met taal, leren, denken en geheugen.
4. Persoonlijkheidsontwikkeling  Eigenschappen die individu maken tot wie hij/zij is.
5. Sociale ontwikkeling  Ontwikkeling in omgang met anderen

Levensjaren Ontwikkeling Levensjaren Ontwikkeling
Conceptie – geboorte Prenatale fase 12-17 jaar Puber
0-1 jaar Baby 17-20 jaar Adolescent
1-4 jaar Peuter 20-65 jaar Volwassene
4-6 jaar Kleuter 65+ jaar Oudere mens
6-12 jaar Schoolkind

Prenatale fase: moment van bevruchting tot en met de geboorte. Onderverdeeld in 3 fasen:

Fase Periode Ontwikkeling
Ovumperiode 0-14 dagen na bevruchting Klompje cellen hecht aan
baarmoederwand
Embryoperiode 2-8 weken na bevruchting Ontwikkeling tot embryo van 3
cm, alle anatomische structuren
in aanleg aanwezig.
Foetusperiode 2e maand tot geboorte Verdere ontwikkeling van
anatomische structuren en
organen

 Erfelijke factoren  eigenschappen overgedragen door chromosomen en genen
 Niet-erfelijke factoren  invloed op verdere ontwikkeling kind:
o Slechte leefgewoonten moeder (drank, roken drugs)
o Ziekten moeder (rode hond)
o Vroeggeboorte




Ontwikkelingen in verschillende fases:

Baby Peuter Kleuter Schoolkind
(0-1 jaar) (1-4 jaar) (4-6 jaar) (6-12 jaar)

,Lichamelijke - Geboortegewicht verdrievoudigd
- Lichaamsverhoudingen
- Sterke ontwikkeling motoriek 
14 maanden lopen 
-Onderlichaam groeit sneller
dan bovenlichaam, 12-15 cm
-Groei verloopt evenwichtig,
maar minder snel 
Ontwikkeling veranderen belevingswereld anders. per jaar  slankere volwassener verhoudingen.
- Eerste bewegingen zijn reflexen, - Gelijkmatige toename lengte en lichaamsvorm. - Gezicht krijgt expressievere
verdwijnen na 3-4 maanden. gewicht - Begin kleutertijd melkgebit uitdrukking  door kaakgroei
- Zenuwstelsel en spieren - Volgroeiing beenderstelsel  compleet, eind kleutertijd veroorzaakt door wisselen
ontwikkelen  motoriek ontwikkelt botten harder, melkgebit verlies eerste tand. tanden.
-1e maand scheel door gebrek compleet met 3 jaar. - Handelingen steeds beter
controle op oogspieren. 2e maand - Zenuw- en spierstelsel  gecoördineerd.
gezichten kijken op 20cm afstand, motorische handelingen beter - Handbewegingen verfijnd 
beter scherp stellen, oogcontact coördineren  rennen, klimmen, ontwikkeling fijne motoriek.
maken. Voorwerpen volgen, springen. - Waarneming omgeving
contrast donker en licht. 3e maand - Fijne motoriek ontwikkelt  zelf verandert door toename
kleur zien. 3e /4e maand eten en drinken  zelfstandiger. lengte en ontwikkeling
gezichtsvermogen volledig zintuigen  wordt ook
ontwikkelt. preciezer en
gedifferentieerder.


Seksuele -Aanraking met de huid wordt als
prettig ervaren. Het kind wil alles
-Aandacht voor het lichaam 
huid en geslachtsdelen bevoelen.
-Meer aandacht voor
geslachtdelen van eigen en
- Seksuele voorlichting 
erectie, menstruatie etc.
ontwikkeling in de mond stoppen. Geef -Anale fase  aandacht van anderen  nieuwsgierig - Eerste verliefdheid
lustgevoel  orale fase ontlasting naar verschil jongens en - Trots op lichaam  aan
meisjes  fallische fase. elkaar laten zien.
Cognitieve 0-6weken  huilen  6e week
anders van toon. Ouders stem
- Vooruitgang taalgebruik enorm
 grotere woordenschat 
-Leren op speelse wijze door
gevaarlijk bezig te zijn.
- Moet schoolrijp zijn 
verstandelijke ontwikkeling 
ontwikkeling herkennen, onderscheid maken zinnen vormen  3/4 jaar beter - Taal niet langer alleen motoriek, zintuigen e.d.
moedertaal en vreemde taal. leren, denken en waarnemen. communicatief  ook voor voldoende ontwikkeld.
6 weken-4 maanden  - Ontwikkeling begrip  later ervaringen ordenen, - Simpele verbanden leggen
vocaliseren  vaker wakker en fijner onderscheid maken  redeneren en problemen op zoek naar oorzaken en
rondkijken, geluidjes maken. differentiëren. oplossen  waarom vragen verklaringen
Reageren op stemmen van - Beheerst meer begrippen  - toename in kennis regels,
anderen. Globaal gaat over in concreet begrippen , symbolen etc.
4-8 maanden  brabbelen   meer woorden  Langere - kunnen op meerdere zaken
uitgebreidere variatie van zinnen. tegelijk concentreren door
vocaliseren, spelen met lippen en -Grote fantasie  sneller kunnen wisselen van
tong. 5e maand herkennen manier gevoelsleven ontwikkelt  aandachtspunt
van spreken eigen emoties verwerken en - zelf ideeën ontwikkelen
(goedkeurend/verbiedend). 7e inzicht wereld volwassenen. -Geheugencapaciteit wordt
maand woorden imiteren. groter  meer onthouden 
8-12 maanden  praten  door langere concentratie
bewust juiste woorden gebruiken - Ontdekkingsdrang
Eerste woordjes tussen 10-20
maanden. Reageren korte
opdrachtjes.


Persoonlijkheid Er ontstaat hechting met de
persoon die het kind verzorgt  4
- Grotere exploratiedrang 
grenzen en wensen stellen 
-Grote verscheidenheid in
gedrag kleuters  beïnvloedt
- Meer behoefte eigen gang te
gaan.
ontwikkeling stijlen zie onderstaand. leren van goed en kwaad door door rijping, imitatie en - Zelfrespect wordt groter 
reactie van anderen. identificatie. gevoel van eigenwaarde.
- Zelfstandig  ikbesef  eigen - Ontwikkeling - Identificatie op basis van
wil ontwikkelt  verzetsfase prestatiemotivatie. iemand die het kind
- Identificatie met anderen, eerste -Angst  bewondert.
jaren vooral imitatie. afweermechanismen  - Ontwikkelen vooroordelen 
regressie/projectie gedrag jongens/meisjes
- Objectgehechtheid
- Imiteren gedrag, vooral van
zelfde geslacht.
- Het geweten vormt zich
Sociale Contact d.m.v. brabbelen,
aanraken, glimlachen.
-1,5/2 jaar  naast elkaar spelen
i.p.v. met.
-Leren van omgang met
anderen  vriendschappen
-Veel nieuwe contacten
- Bij de groep willen horen 
ontwikkeling In loop van de maanden - Omgeving ontdekken  nieuwe sluiten. plaats in de groep.
ontwikkeling van hechting. Kan vaardigheden  herhalen - In staat rekening te houden - Jongens en meisjes meer
eenkennig worden en - Socialiseren  wat met elkaar. afzonderlijk spelen
scheidingsangst ontstaan. aanvaardbaar in samenleving. - Naast elkaar spelen wordt - Rages
- Steeds minder moeite met samenspelen.
tijdelijke scheiding. - Prestatiegericht  kunnen
- Leren wat wel en niet prettig is niet makkelijk spel
en leren rekening te houden met onderbreken.
een ander. - Tijdsbesef




Verschillende hechtingsstijlen:
1. Zekere stijl  zeker van zichzelf, geen twijfels over anderen, interacties met vertrouwen tegemoet.
2. Vermijdende stijl  individu zeker van zichzelf, vermijd persoonlijk contact met anderen. Streven naar
onafhankelijkheid.
3. Gepreoccupeerde stijl  streeft naar persoonlijk contact met anderen, twijfelt aan zichzelf.
4. Angstige stijl  twijfelen aan zichzelf en anderen. Angst bedrogen of gekwetst te worden. Vermijden
persoonlijke contacten.

, Fasen van hechting die invloed hebben op sociale gedrag kind:
1. Pre-attachment  Eerste weken baby. Kind kan individuen nog niet onderscheiden, wel gevoelig prikkels.
2. Attachment in wording  5 weken – 5 maanden onderscheid tussen mensen waarmee regelmatig contact.
Herkent stemmen en reageert hierop.
3. Echt attachment  6-7 maanden  hechting aan één of meerder personen. Kan eenkennig worden en
scheidingsangst ontstaan.

Verzetsfase  bevordert zelfstandigheid kind.

Wijze waarop en mate waarmee agressie tot uiting komt afhankelijk van:
 Intensiteit van het motief
 Frustratie die kind op doet in de omgeving
 Waarneming en imitatie agressief gedrag van anderen
 Angst en schuldgevoel, die samengaan met uiten van agressie.

Redenen intense angst bij kinderen:
 Te hoge eisen aan kinderen gesteld
 Strenge straffen en beperkende opvoeding
 Harde, negatieve oordelen van ouders over het kind
 Wisselende aanpak kind.

Regressie  gedrag vertonen van een fase die een kind eigenlijk al achter de rug heeft.
Projectie  handeling aan ander mens of pop of knuffel toeschrijven.

Invloeden op het kind
Factoren die een belangrijke invloed hebben op de sociale ontwikkeling bij kinderen tot ongeveer 12 jaar:
 Gezin  emotionele geborgenheid. Behoefte niveaus bevredigen afhankelijk van:
o Kind verworpen of geaccepteerd
o Manier leidinggeven  gezag
o Goede communicatie
 Plaats in de kinderrij  plaats rij broertjes/zusjes  oudsten kunnen verantwoordelijk voelen voor jongere
kroost, jongsten kunnen langer klein gehouden worden. Geeft wel gelegenheid tot samenspelen, maar kan ook
jaloezie opwekken.
 School  veel landen kinderarbeid. In NL in derde jaar leerbekwaam zijn.
 Leeftijdgenoten  omgang van belang voor veel redenen:
o Leert zich meten met anderen, voor zichzelf op komen
o Leren hoe te gedragen in groepen, vriendschappen sluiten
o Identiteit bepalen door reacties leeftijdsgenoten.
 Maatschappij  cultuur verschillen




HOOFDSTUK 3 ONTWIKKELING VAN PUBERS EN ADOLESCENTEN
Puber (12-17 jaar) Adolescent (17-20 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling - Versnelling groei seksuele rijpingsproces  hormoon
stimuleert activiteit geslachtklieren of gonaden 
-Voltooiing lichamelijke groei

productie geslachtshormonen.
- Tweede groeispurt  groei beenderen en spieren
Jongens: tussen 10,5-16 jaar, gemiddeld 11,5 jaar
Meisjes: tussen 7,5 en 11,5 jaar, gemiddeld 10,5 jaar


Seksuele ontwikkeling Meisjes:
- 8-18 jaar  geslachtsrijp
- Behoefte aan vaste relatie, samenwonen, trouwen,
kinderen.
- 8-13 jaar  ontwikkelen tepels - Sommigen willen nog niet aan verantwoordelijkheid
- 10-13 jaar  schaambeharing denken.
- 8-18 jaar  bindweefsel borsten neemt toe  ronding -Seksuele voorlichting op scholen  meer kennis
- gem. 13 jaar  1e menstruatie (=menarche) anticonceptie.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller manoukwevers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

84866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.23
  • (0)
  Add to cart