100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Close Reading H. 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12 $8.10   Add to cart

Summary

Samenvatting Close Reading H. 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12

 228 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een excellente, uitgebreide samenvatting met voorbeelden. In totaal telt deze samenvatting 22 bladzijden. Het is overzichtelijk, met duidelijke kopjes en voor de begrippen worden dik gedrukte woorden gebruikt. Voor de namen van paragrafen heb ik kop-stijlen gebruikt, zodat je via het navigat...

[Show more]

Preview 3 out of 22  pages

  • No
  • H. 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11 en 12
  • January 30, 2020
  • 22
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Close Reading

Hoofdstuk 1: Lyriek
1.1 de lyrische taalsituatie
Lyriek= genreaanduiding. Lyrische teksten worden gekenmerkt door een monologische taalsituatie.
Lyriek moet aan de volgende dingen voldoen:

 Het moet een aanroep/uitroep bevatten: exclamatio/ apostrofe
 Momentaan i.p.v. geschiedenis
 Monologische taalsituatie i.p.v. niet-monologische taalsituatie
 Niet gebonden aan poëzie

Monologische taalsituatie= in de tekst is een verteller die een monoloog houdt. De verteller geeft
uiting aan een momentale ervaring.

Lyrisch ik/ lyrisch subject= de verteller in een tekst. Dit is niet de letterlijke auteur.

Momentaan= het nu, een ervaring die geen duur heeft. Het tegenovergestelde van een geschiedenis.

Geschiedenis= wanneer er in een tekst gebeurtenissen beschreven worden in een chronologisch
verband. Dit is het tegenovergestelde van een momentaan.

Apostrofe= wanneer in een tekst niet de lezer of een publiek wordt aangesproken maar iets/iemand
dat er los van staat. Het is een aanroep.

Exclamatio= een uitroep, zoals bijvoorbeeld ‘Eureka!’. Het is niet aan iemand gericht.

Pragmatische situatie= de situatie rondom een werk (aan wie is het gericht, wat is het doel van de
tekst?) Dit heeft invloed op de instelling van de lezer.



1.2 lyrische passages
Niet alle gedichten zijn lyriek, en niet alle lyriek bestaat uit gedichten. Er komen ook lyrische
passages voor in romans, bijvoorbeeld. Er is dan sprake van een niet-monologische taalsituatie: een
tekst waarin geen monoloog/momentale ervaring beschreven staat.



1.3 objectieve en subjectieve lyriek
Er zijn 2 soorten lyriek:

1. Subjectieve lyriek= lyriek die aanroept/ uitroept (apostrofe en exclamatio). In zo een tekst wordt
bijvoorbeeld gezegd: ‘Oh! Ik ben zo verliefd op je, mijn hart is vol liefde.’

2. Objectieve lyriek= lyriek die registreert/ constateert i.p.v. uit te roepen/ aan te roepen. In zo een
tekst wordt bijvoorbeeld beschreven dat het nacht is, dat het regent en dat stil is. Er is geen
aangesproken persoon, maar een beschrijving.

Sententie= uitspraak die een algemene waarheid (lijkt te) bevatten, zoals een formule. Door hiervoor
een apostrofe/ exclamatio te zetten wordt het lyriek.

,1.4 poëzie
Lyriek en poëzie verschillen van elkaar. Niet alle lyriek is poëzie en niet alle poëzie is lyriek. Wanneer
een gedicht een geschiedenis bevat is het geen lyriek.

Verhalende poëzie= poëzie met een geschiedenis oftewel verhaal.

Meestal kenmerken van poëzie:

 Rijm/metrum
 Beeldspraak
 Witregels (de manier waarop de tekst ingedeeld is)
 Versregels
 Vaak over emoties en momentaan

Interpretatieve gemeenschap= een gemeenschap waarin bepaalde conventies heersen die invloed
hebben op interpretatie.

Leesconventies= regels die bepalen hoe je moet lezen.

Paratekst= de tekst rondom een tekst, bijvoorbeeld de leesrecensies op de kaft.

Leesinstructies= de houding van de lezer, gecreëerd door de signalen die door een tekst uitgezonden
worden. Bijvoorbeeld paratekst.

Institutionele context= de context bepaald of iets literatuur is of niet. Bijvoorbeeld de publicatie in
een bekend tijdschrift.

3 soorten taalsituaties:

1. monoloog

2. dialoog

3. inbedding



Hoofdstuk 2: verhalende teksten (epiek dramatiek)
2.1 de dialogische taalsituatie
Dramatische teksten hebben een dialogische taalsituatie.

Dialogische taalsituatie= er zijn minimaal 2 woordvoerders die ieder iets zeggen en op elkaar
reageren.

2.2 inbedding
Epische/ verhalende teksten hebben een ingebedde taalsituatie. Dit onderscheid ze van lyrische
teksten, die een monologische taalsituatie hebben.

Ingebedde taalsituatie= net zoals bij de dialogische taalsituatie zij er personages die met elkaar
communiceren, maar er is ook een verteller aanwezig die over de personages kan vertellen. Een
ingebedde taalsituatie zit op 2 niveaus:

1. de verteller (die de tekst produceert). Soms laat deze verteller zich expliciet zien (door
bijvoorbeeld te zeggen: ik zal u een verhaal vertellen over..). maar soms is de verteller minder

, duidelijk zichtbaar. Dan is de verteller duidelijk door dingen te introduceren (als kleine jongen was
personage X zo en zo..).

2. de vertelde wereld.



2.3 verteller en verhaal
Verhalende teksten hebben de verteller en het verhaal oftewel de vertelde wereld. Vertellers en
vertelde werelden komen ook in andere soorten teksten voor, maar de combinatie van de 2 is
karakteristiek voor verhalende teksten.

Handelingsverloop= een serie gebeurtenissen zonder verteller, bijvoorbeeld in een dramatische
tekst. Dit is een onderdeel van de verhaaltheorie.

In lyrische teksten kan ook een verteller ‘lyrisch ik’ voorkomen, maar deze verteld geen verhaal.
Zodra het lyrisch ik een verhaal verteld wordt het een verhalende tekst.



Narratologie= leer van de vertelling. Deze bestaat uit 2 delen:

1. de verhaaltheorie. Dit is gericht op de analyse van de opbouw van verhalen. De plaats, tijdstip,
personages, tijd, motieven, handelingsverloop.

2. de verteltheorie. Het onderzoek van hoe verhalen verteld worden. Vertelstandpunten worden
onderscheiden en beschreven.



2.4 opzet
Tekst situatie
Lyrisch monologisch
Verhalend/episch Narratologisch, verteller + vertelde wereld,
ingebedde taalsituatie
dramatisch dialogisch




Hoofdstuk 3: de poëtische functie van taalgebruik
Proza en poëzie verschillen van elkaar, maar er zijn geen verschillen die voor alle gevallen gelden.
Door middel van de poëtische functie kan beter begrepen worden wat voor een soort tekst iets is.

1.1 taalfuncties

communicatieschema: zender tot boodschap tot ontvanger

De boodschap bestaat uit 2 aspecten:

1. de vorm van de boodschap

2. de betekenis van de boodschap

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller OlaE. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.10. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

57727 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.10  2x  sold
  • (0)
  Add to cart