Bedrijfsbeleid - Budgettering:
samenvatting
PP1: kostenbegrippen
Wat zijn kosten?
Kosten – uitgaven/opbrengsten – inkomsten
- UITGAVE: alleen een kasstroom: liquide middelen (cash, bank,..) verlaten de onderneming.
Dikwijls is dit het gevolg van een kost, maar de kasstroom zelf IS geen kost.
- KOST: Een gevolg van een ondernemingsactiviteit, HEEFT NIETS TE MAKEN MET DE BETALING
Voorbeeld 1: financieringsvoorbeeld voor Corsa auto
Financieringsvoorbeeld voor Corsa 3-deurs Enjoy Active 1.2 ECO TEC ® 85 pk incl. Connect Pack, Prijs:
€ 11.518,00 (incl. aftrek nettoprijskorting van € 1.481,00, Packkorting € 651,00, recyclagebonus €
1.750,00). Voorschot (30%), inclusief verhoging van het voorschot door Opel (€ 750 op Corsa): €
4.205,40. Te financieren: € 7.312,60. 36 maandaflossingen van € 203,13. Totale prijs op afbetaling: €
11.518,00. Vast
Welke kosten herken je in dit voorbeeld?
Beoordeel vanuit volgende standpunten:
- Privépersoon = ??
- Onderneming = gaat btw eruithalen
- Verkoper (Opel) = prijs vragen om deze dingen terug te verdienen: productiekosten, advertentie,
… je kan kiezen of je in 1 keer betaald of in maandaflossingen, komt op hetzelfde neer, dus je zou
geen rente moeten betalen, maar eigenlijk is die rente dus al berekend in die prijs van 11.518
euro, dus als je in 1 keer betaald, betaal je eigenlijk mee aan de intrest van diegenen die voor de
maandaflossingen kiezen.
Voorbeeld 2: zijn volgende transacties kosten – uitgaven?
- Elektriciteitsrekening: 302.5 EUR incl. BTW (jij bent onderneming)
• Btw is nooit kost of opbrengst, het volledige bedrag (incl. btw) is uw uitgave, maar de kost is
het bedrag excl. btw
- Aankoop meubilair: 2 420 EUR incl. BTW
• Meubilair blijft langer in de onderneming, de aankoop is geen kost maar een investering,
maar volledig bedrag is wel een uitgave
- Afschrijving meubilair: 200 EUR
• Altijd een kost, deze komt altijd kijken bij een investering
- Aankoop handelsgoederen 400 EUR excl. BTW, betaling binnen de 30 dagen
• Uitgave is het totale bedrag van 400 + btw, aankoop handelsgoederen zelf is geen kost
zolang je ze niet verkoopt, zolang je ze ni verkoopt is het voorraad
- Lening bank: 10 000 EUR, intrest per jaar: 100 EUR, aflossing 10 jaar.
1
, • In jaar 1 krijg je je 10 000 euro, deze 10 000 euro is inkomst, het is geen opbrengst want
voor een opbrengst moet je een activiteit uitvoeren, dit kreeg je gewoon.
• Hier staat wel tegenover dat je elk jaar 10 000 euro moet terugbetalen, dit is uw uitgave.
• De 100 euro intrest elk jaar is je kost omdat je dat eig aan de bank verschuldigd bent om die
10 000 euro ontvangen te mogen hebben, en is ook je uitgave want je moet dat betalen
• DUS 10 000 + 100 = uw uitgave
Voorbeeld 3: deel volgende transacties in naar kosten-opbrengsten, inkomsten – uitgaven.
Bereken respectievelijk de winst of verlies (resultaat) en de liquiditeit (kassaldo)
Opbrengst-kost Inkomst-uitgave
Opbrengst 100 000 euro 100 000 121 000
Personeelskost 78 000 euro -78 000 -78 000 (personeelskost geen
btw)
Aankoop auto 50 000 euro
excl. btw Is geen kost maar investering -60 500 (50 000 + btw)
Afschrijving auto 10 000 euro
-10 000 Afschrijving is geen uitgave, je
betaald dat aan niemand,
komt wel in uw boekhouding
Overige kosten 2000 euro
-2000 -2400 (2000+btw)
Totaal 10 000 -19920
Die 10 000 euro is uw winst, want opbrengsten/kosten is resultatenrekening
Die -19920 euro is uw kasstroom, eigenlijk uw bank
Stel een lening aangaan van 20 000 euro, over 10 jaar. Dan wordt die negatieve 19920 terug positief.
-19920 + 20 000 -2000 terugbetalen (afschr) -600 intrest
De 10 000 winst wordt slechts verminderd met 600 want dat is de intrest
Lening is een inkomst maar geen opbrengst, want je doet er geen activiteit voor, je krijgt dat gewoon
Terugbetaling is een uitgave maar geen kost
Intrest is een kost en een uitgave
2
,Doelstellingen van de kostprijscalculatie (belangrijke
theorievraag!!)
(Kostenprijscalculatie daar kan je mee zien, hoeveel welk product opbrengt enzovoort)
- Kostenbegroting voor planning en controle proberen voorspellen welke kosten er gemaakt
mogen worden en u daaraan houden en onder controle houden
- Resultaat en vermogensbepaling (O-K=W)
- Kostenbeheersing: verantwoordelijkheid, efficiëntie
- Besluitvorming
- Prijsbepaling kostenstructuur gekend, winstmarge er bovenop = dat vraag je aan je klant
- Waardering voorraden aankoopprijs als je niet zelf maakt, productieprijs als je het zelf maakt
(dan ga je kijken naar grondstoffen enzovoort)
- Make or buy decissions vanaf wanneer ga ik iets zelf produceren of iets bij concurrent
aankopen en dan zelf terug verkopen
- …
Indeling van kosten
- Afhankelijk van de doelstellingen: verschillende indelingen van kosten
Kostensoort (boekhoudkundige indeling: waardoor zijn de kosten ontstaan? Pag 6)
- Wettelijk geregeld volgens het (minimum) genormaliseerd rekening(en)stelsel
- Criteria: de aard van het productiemiddel dat wordt ingezet waaraan kosten zijn verbonden.
Waarvoor deze worden ingezet heeft geen belang. Voorbeelden: personeelskosten, aankoop
grondstoffen, diensten en diverse goederen, financiële kosten…
- Voordeel: algemeen overzicht, nuttig bij vergelijken van ondernemingen of tijdreeksen over
verschillende jaren
- Nadeel: geen beheers middel, er is geen splitsing per verantwoordelijke
3
,Boekhoudkundige indeling (kennen)
- 60 Aankoop grond en hulpstoffen
- 61 Diensten en diverse goederen
- 62 Bezoldiging en sociale lasten
- 63 Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico’s en lasten
- 64 Andere bedrijfskosten (taksen en belastingen)
- 65 Financiële kosten
- 66 Uitzonderlijke kosten
Vaste/ variabele kosten
- Vaste/constante kosten:
• Kosten die, binnen bepaalde grenzen, niet met het productieniveau fluctueren
• Kosten kunnen wel veranderen door:
o Wijziging prijs
o Wijziging capaciteit
- Variabele kosten:
• Kosten die direct reageren op wijzigingen in het productieniveau
o Meer dan recht-evenredig
o Minder dan recht -evenredig
o Lineair
- Bezetting <> capaciteit
• Het relevante interval
• Vereenvoudiging: lineair verloop VK, constant verloop vaste kosten
• Bezetting: hoeveel gij uw capaciteit gebruikt, variabele kosten
• Capaciteit: te maken met vaste kosten
Voorbeeld: deel volgende kosten in naar vast en variabel
- Huur fabriek: vast redenering: huurprijs hangt niet af van of je niks produceert of net wel
- Afschrijving meubilair: vast afschrijving gaan quasi altijd vast zijn
- Elektriciteit: situatie gebonden, soms vast, soms variabel, in praktijk meestal vast
- Loonkost bediende: vast vast afgesproken maandloon
- Loonkost op afroeping: variabel
- Aankoop computer: geen kost, dit is een uitgave, een investering
- Verwarming: vast
Variabele kosten onderneming: grondstoffen, handelsgoederen. In de praktijk zijn hg en grondstoffen
meestal de variabele kosten, boekhoudkundig staan deze op de 60-rekening. Alle personeelskosten
zijn vast, fruitsector is eigenlijk de enige sector waar personeelskost variabel kan zijn, die worden per
uur of per kilo betaald, ook bij zeer korte interim, die is ook variabel.
Semi-variabele kosten – gemengde kosten
- Kosten met een gemengd karakter: een deel reageert als een vaste kost, een dele reageert als
een variabele kost. Uitsplitsing kan nodig zijn
- Manieren van uitsplitsing:
• Regressieanalyse (zie excel voorbeeld)
• Methode van het hoogste en laatste punt!!!!!!!
4
, Toepassing 1
Gegeven:
Output(Q): Totale kost:(VK+FK) (FK=vaste kost, fixed)
18 000 220 000
24 000 280 000
Verschil is 6000 Verschil is 60 000
VKeenheid = 60 000/6000 = 10€/eenheid
Bij productieniveau Q van 18 000, is TK = 18 000 * 10 + FK
220 000 = 180 000 + 40 000FK
Dus VKe = 10€, FK = 40 000€
Controle: bij 24 000e , 24 000 * 10 + 40 000 = 280 000
Kost bij een output van 27 000?
Toepassing 2: p.12
Laagste punt : Bij Q = 10 350 , TK = 18575
Hoogste punt: Bij Q= 14 250 , TK = 20 475
Laagste punt: 18 575 = 0.487…*10 350 + TFK
18 575 –(0.487…*10 350) = TFK
13 532.7 = TFK
DUS uw uiteindelijke kostenfunctie is TK = 0.487..*Q + 13 532.7
Op deze techniek zit wel een foutmarge, want je gebruikt de twee uiterste punten, betere techniek is
de regressieanalyse
Kostenfunctie: samenvatting
Totale kost
TK = TVK + TFK
TK = totale kost
FK = totale vaste kost
TVK = totale variabele kost
TK=(VKe*Q) + TFK
VKe = variabele kost per eenheid
Q=productiehoeveelheid
Gemiddelde kost
Gemiddelde kost of kost per eenheid:
GK = TK/Q
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmadegroot. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.