FORMATIEVE TOETSEN GENETICA EN EVOLUTIE
Formatieve toets 1
1. The accompanying pedigree is for a rare but relatively mild
hereditary disorder of the skin.
How is the disorder inherited?
The disorder appears to be autosomal dominant
2. Wat is de kans dat individu A heterozygoot is voor deze
aandoening in de stamboom?
De kans dat individu A heterozygoot is P=0.5
3. Duchenne muscular dystrophy is sex linked and usually affects
only males. Victims of the disease become progressively weaker,
starting early in life. What is the probability that a woman whose
brother has the disease will have an affected child?
1/8
4. Een geslachtsgebonden recessief allel c veroorzaakt een rood-groene
kleurenblindheid bij de mens. Een vrouw die niet kleurenblind is (maar wiens
vader kleurenblind was) trouwt met een kleurenblinde man. Welke genotypen
zijn mogelijk voor de moeder van de kleurenblinde man?
X(C)/X(c); X(c)/X(c)
5. Make use of the correct answer of the previous question:
A sex-linked recessive allele c produces a red–green color blindness in humans.
A woman who is not color-blind (but whose father was color-blind) marries a
color-blind man. What are the chances that the first child from this marriage
will be a color-blind boy?
1/4
6. In vogels wordt het geslacht bepaald door het WZ/ZZ systeem: mannetjes zijn
ZZ en vrouwtjes zijn WZ. Op het Z chromosoom van duiven wordt een recessief
allel aangetroffen, dat de dood veroorzaakt van de foetus. Wat is de verhouding
mannetjes : vrouwtjes in het nageslacht van een kruising tussen een
heterozygoot mannetje en een normaal vrouwtje?
Mannetjes : vrouwtjes = 2 : 1
7. If you had a male fruit fly (Drosophila melanogaster) that was of phenotype A,
what test would you make to determine if the fly's genotype was A/A or A/a?
Cross with a female of genotype a/a
8. Two black guinea pigs were mated and over several years produced 29 black
and 9 white offspring. Explain these results, giving the genotypes of parents
and progeny.
A 3:1 ratio of black offspring to white suggests that black is dominant,
both parents are heterozygous, and offspring are 25% B/B, 25% b/b, and
50% B/b.
9. Een plant met kleine rode bloemen wordt gekruist met een plant met grote
witte bloemen. De F1 bestaat uit 75 planten met kleine rode bloemen en 72
planten met kleine witte bloemen. Als bloemkleur en bloemgrootte elk door
een enkel gen worden bepaald, wat kunnen we dan concluderen over de
overervingspatronen van deze bloem eigenschappen?
Het fenotype kleine bloem is dominant over het grote bloem, maar we
kunnen niet vaststellen welke kleur dominant is.
10. Van een bepaalde keversoort zijn de meeste individuen zwart, maar er komen
ook regelmatig kleurvarianten voor. Kruisingen tussen zuivertelende individuen
leverden de volgende F1 en F2 nakomelingen op met de volgende
, frequentieverdeling (Z, zwart; B, bruin; G, geel). De
F2 zijn de nakomelingen van onderlinge F1
kruisingen.
a. Hoeveel genen zijn er betrokken bij
lichaamskleur in kruising 1 t/m 3?
1
b. Wat is de dominantierelatie tussen de
verschillende allelen in kruising 1 t/m 3?
Z>B>G
c. Wat zijn de genotypen van de ouders uit kruising 1?
BB en GG
d. Wat zijn de genotypen van de F1 uit kruising 1?
BG
e. Wat zijn de genotypen van de F2 uit kruising 1?
BB en BG en GG
11. Human cells normally have 46 chromosomes. Let us define the transition from
one cell to two cells as mitosis proceeds. What is the number of nuclear DNA
molecules present in a human cell in metaphase of mitosis?
92 DNA molecules per cell. Found as 46 chromosomes each with two
chromatids attached at the centromere.
12. In een diploïd organisme met het genotype A/a. De onderstaande figuren zijn
een schematische weergave van de anafase in individuele cellen. Geef in de
tabel voor elk diagram aan of de cel zich in mitose, meiose I of meiose II dan
wel een onmogelijke situatie weergeeft door het betreffende vakje in te
kleuren. Maximaal 1 per diagram.
13. Gen 1 heeft twee allelen, te weten: A+ (wildtype) en A (mutant).
Gen 2 heeft eveneens twee allelen: B+ (wildtype) en B (mutant).
De heterozygoot A+A is fenotypisch gelijk aan de A+A+ homozygoot, en de
heterozygoot B+B is fenotypisch gelijk aan de BB homozygoot.
Wat zijn de dominante allelen van deze twee genen?
A+ en B
Formatieve toets 2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller YaraBMW. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.70. You're not tied to anything after your purchase.