Sociaal Wetenschappelijk Kader 1: Pedagogisch en psychologisch denken (1000SWK119)
Summary
Samenvatting SWK1 pedagogisch en psychologisch denken
8 views 0 purchase
Course
Sociaal Wetenschappelijk Kader 1: Pedagogisch en psychologisch denken (1000SWK119)
Institution
Hogeschool Van Amsterdam (HvA)
Book
Opgroeien in het hedendaagse gezin
bij sommige colleges heb ik eerst een samenvatting van het boek geschreven, en daarna de college notities.
soms zijn er samenvattingen van het boek plus college notities en soms (meestal bij de makkelijke stof) alleen de college notities wat heel belangrijk is!
wat is er te vinden in dit docu...
Sociaal Wetenschappelijk Kader 1: Pedagogisch en psychologisch denken (1000SWK119)
All documents for this subject (18)
Seller
Follow
fcevik
Content preview
P1 Colleges
Naam:
Studentnummer:
Klas:
Opleiding: pedagogiek
,HW & SV college 1; opgroeien in het hedendaagse gezin H 2
Het gezin in historisch perspectief:
In de afgelopen eeuwen is het gezinsleven in Europa heel erg veranderd.
Er zijn 3 verschillende benaderingen van gezinsgeschiedenis:
1. De demografische benadering: is een methode die zich richt op het analyseren en
verzamelen van kwantitatieve gegevens over de bevolking. Door kwantitatieve
gegevens (cijfers en statistieken) te analyseren, kan men beter begrijpen hoe
verschillende factoren de leef- en opvoedingssituatie, huwelijks vorming, geboorte en
sterftes van gezinnen beïnvloeden. met deze gegevens kunnen onderzoekers een
algemeen beeld krijgen hoe t gezin destijds eruitzag. maar wat deze benadering niet
laat weten, zijn de gevoelens van de individuele gezinsleden.
2. Affectieve benadering: benadrukt juist wel de gevoelens van mensen. deze
methode legt de nadruk op het begrijpen van menselijke ervaringen en emoties
binnen het gezin. en deze bron maakt integendeel tot de demografische benadering,
kwalitatieve bronnen, zoals dagboeken, brieven kleding en speelgoed. hierdoor
proberen onderzoekers de gezinsleden beter te begrijpen.
Kort samengevat: de demografische benadering schetst het algemene kader van
gezinsstructuren en trends, terwijl de affectieve benadering zich richt op de individuele
ervaringen en gevoelens binnen het gezin.
3. Historische maatschappijwetenschappen: dit is een methode hoe verschillende
benaderingen gecombineerd worden om een volledig begrip te krijgen van het
gezinsleven.
Daarnaast kijkt men naar hoe sociaal-economisch, cultureel-maatschappelijk en
technologische ontwikkelingen invloed hebben gehad op veranderingen in het gezin. Meest
recent hebben historici besloten dat interdisciplinaire en integratieve benaderingen de
voorkeur hebben. Interdisciplinaire (gebruikmakend van kennis en methoden uit
verschillende wetenschappelijke disciplines) en integratieve benadering (waarbij
verschillende benaderingen samen worden gebracht) Dit betekent dat door zowel
kwantitatieve methoden (zoals de demografische benadering) als kwalitatieve methoden
(zoals de affectieve benadering) te combineren.
Het is wel van groot belang om rekening te houden met het verzamelen en gebruiken van
bronnen. hierbij moet er wel opgelet worden dat de bronnen betrouwbaar zijn.
1. Representativiteit van de bron: de kwantitatieve kant, dit zijn het aantal bewaarde
documenten. het is belangrijk hoeveel documenten, bv dagboeken over zijn
gebleven. als er maar 5 dagboeken zijn, is t een ander beeld dan bv 50 dagboeken.
waardoor men verward info kan krijgen. de kwalitatieve kant, gaat over de
kenmerken van de gene, bv de leeftijd, geslacht en religieuze achtergrond.
2. Gefilterde bronnen: historische bronnen kunnen ook overdreven of vals informatie
bevatten, omdat de auteur van deze dagboeken bv zich anders kan uiten. Ze kunnen
beïnvloed zijn door de normen en waarden van die tijd waarin ze zijn geschreven.
3. Bevolking: vaak hebben de historici alleen bronnen zoals dagboeken of brieven.
maar er zijn ook mensen in die tijd die ongeletterd waren. Van die volksmassa weten
, ze niks over. Over deze groep zijn alleen maar statistische gegevens beschikbaar
zoals alleen de geboorte en sterftecijfers.
4. Er kunnen ook verschillen zijn door de regionale plek van de bevolking.
5. De oorsprong en doel van de bron is ook heel belangrijk, voor wie het is
geschreven etc. dit kan invloed hebben op de betrouwbaarheid van de bron. Men
moet ook kijken of mensen behandeld worden zoals ze behandeld moeten worden.
Pedagogische stromingen:
De meest bekende opvoedingsstrategie is de Griekse filosoof Plato. de meest invloedrijke
pedagogische stromingen uit die periode (1450-1800) zijn: het humanisme, de verlichting
van de romantiek en hun vertegenwoordigers Erasmus, Locke en Rousseau.
1. Het Humanisme (1450-1650): is gevormd door christelijke denkers die de klassieke
cultuur wilden overbrengen. hun doel was de klassieke oudheid (de waarden, ideeën
en kennis) een nieuw leven te geven, door dit dus opnieuw centraal te stellen in de
samenleving.
Deze opvoeding richtte zich op het ontwikkelen van de homo universalis, dus de universele
mens. dus iemand die de verschillende culturen van de klassieke oudheid beheerst, zoals
filosofie, literatuur en wetenschap. de humanisten geloofden ook heel erg in de vrijheid van
de menseijke wil. De manier van opvoeden op de humanistische manier was
individualistisch. Er was veel aandacht aan de persoonlijke ontwikkeling van elk kind. Ze
werden aangemoedigd om zichzelf te bewijzen om beter te worden dan anderen. competitie
werd gezien als een manier om het beste uit jezelf te halen. Ze geloofden dat fysiek straffen
niet nodig was om goed gedrag en discipline te bevorderen. Door positieve aanmoediging
probeerden ze kinderen te motiveren om hun best te doen en trots te zijn op hun prestaties.
(Kortom, de humanistische beweging streefde naar de ontwikkeling van veelzijdige, goed
opgeleide individuen door middel van een opvoeding die was geworteld in de klassieke
oudheid, terwijl ze ook geloofden in de vrijheid van de menselijke wil en het belang van
persoonlijke ontwikkeling zonder lichamelijke straffen.)
Erasmus was een belangrijke figuur in de humanistische pedagogiek die zich verzette tegen
straffen en discipline, en in plaats daarvan de nadruk legde op vroege, zorgvuldige
opvoeding door vaders, met aandacht voor goede manieren. Zijn ideeën waren een
combinatie van klassieke en christelijke waarden, waarbij hij geloofde in de maakbaarheid
van het kind door een goede opvoeding.
2. De verlichting (1650-1800): dit was een tijdperk waarin het gebruik van rede,
logisch en kritisch denken heel erg centraal stond. ze zagen kennis als een sleutel tot
een verbetering van de menselijke opvoeding. zij zagen god al deïsme, dus de
wereld had god gemaakt en sindsdien geen ingreep meer had in de dagelijkse gang
van zaken. ze geloofden heel erg in het menselijke verstand. ze hadden
opvoedingsdoelen, bv; hoe het onderwijs het beste vorm kon krijgen etc. en
pedagogen debatteerden hierover. er was daardoor ook een kenmerk van de
verlichting: het kritisch debat, over de aanpak en doelen van de opvoeding.
John Locke kan gezien worden als de vertegenwoordiger van de Verlichting. Hij had invloed
op hoe we over opvoeding denken. Hij stelde dat kinderen worden geboren zonder enige
kennis of karakter, en dat dit allemaal gevormd wordt door hun ervaringen en opvoeding. Hij
, vond het belangrijk dat kinderen gezond en goed verzorgd worden. Hoewel hij geloofde dat
opvoeding een rol speelt in het ontwikkelen van karakter, besefte hij ook dat er grenzen zijn
aan hoe veel je het karakter van een kind kunt veranderen. Volgens Locke moeten
opvoeding en onderwijs vooral gericht zijn op het ontwikkelen van goede moraal, religieuze
toewijding, beleefdheid en kennis. ( Zijn doelen voor opvoeding omvatten de ontwikkeling
van deugd, religieuze toewijding, goede manieren en kennis.)
3. De romantiek (1800-1850): de romantiek kwam als reactie op de Verlichting. Er
werd meer waarde gehecht aan gevoel dan aan reden en logisch nadenken. Ze
vonden het belangrijker wat mensen diep van binnen voelden dan alleen maar
gedachten. Ze geloofden dat je niet alleen kon veranderen door alleen maar logisch
na te denken, maar ze vonden ook dat irrationele gevoelens een rol spelen. De
verlichting legde nadruk op het individu, integendeel legde de romantici de nadruk op
een gemeente. Volgens hen was de mens afhankelijk van de gemeenschap en niet
alleen een zelfstandig individu. Elk individu was uniek. In de Verlichting lag de focus
op hoe volwassenen kinderen moesten maken tot wat ze wilden. In de romantiek
waarderen mensen juist het kind zelf en hun eigenheid.
Dit idee werd vooral benadrukt door de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau, die het
belang van het kind en zijn natuurlijke ontwikkeling benadrukte. Hoewel Rousseau ook
geloofde dat kinderen gevormd konden worden, dacht hij dat opvoeding niet volledig onder
controle van de mens stond. Rousseau’s bekendste werk is "Émile, of De Opvoeding", dat
in zijn tijd verboden was. In dit boek beschrijft hij hoe een kind, Émile, opgroeit in een
onbedorven, natuurlijke omgeving. Émile leert door natuurlijke opvoeding, waarbij een
innerlijke stem hem helpt om op de goede weg te blijven. De opvoeder moet het kind vooral
beschermen tegen de schadelijke invloeden van de maatschappij. Dit noemt hij 'negatieve
opvoeding'. Het doel van opvoeding volgens Rousseau is om het kind zo goed mogelijk te
laten ontwikkelen en dicht bij de pure, onbedorven aard van de mens te blijven. De opvoeder
moet vooral het kind goed leren kennen en niet alleen denken aan de volwassene die het
kind later zal worden.
Kortom hij had de volgende belangrijke ideeën:
1. Ontdekking van de kinderlijke wereld: kinderen hebben een eigen unieke wereld.
2. Opvoeding volgend natuurlijke ontwikkeling
3. Elk kind als waardevolle individu
4. Hij vindt het belangrijk om de gevoelens van kinderen te ontwikkelen.
Vergelijking met John Locke:
Locke wilde kinderen opvoeden tot goed gedrag, terwijl Rousseau geloofde in de natuurlijke
ontwikkeling van kinderen.
Maakbaarheid: Locke geloofde dat je kinderen helemaal kunt vormen door opvoeding.
Rousseau zag echter de opvoeding als beperkt in wat het kon bereiken.
Reden en opvoeding: Locke zag rede (logisch denken) als een middel om kinderen op te
voeden, terwijl Rousseau het als het doel van opvoeding beschouwde.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fcevik. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.83. You're not tied to anything after your purchase.