Samenvatting + aantekeningen college Goederen en Insolventierecht (RR212) (GIR) Cijfer 7,1
1 view 0 purchase
Course
Goederen- en insolventierecht (RR212)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Book
Goederenrecht
Samenvatting + aantekeningen college Goederen en Insolventierecht (RR212) (GIR) Cijfer 7,1
Aantekeningen van alle colleges GIR (deeltijd). Samenvatting van het boek voor het vak GIR. Tentamen behaald met 7,1.
Goederenrecht: week 1/2
Hoofdstuk 1: Verkrijging van goederen
Het Burgerlijk Wetboek
Goederenrechtelijke rechten die gaan over stoffelijke vermogensobjecten zijn geregeld in Boek 5 BW (zakelijke
rechten). Goederenrechtelijke rechten die ook op andere objecten dan zaken betrekking hebben, zijn geregeld
in Boek 3 BW (vermogensrechten in het algemeen).
In het BW zijn schakelbepalingen en uitschakelbepalingen terug te vinden. De belangrijkste schakelbepalingen
zijn art. 3:98 en 6:216 BW. De belangrijkste uitschakelbepaling betreft art. 3:199 BW.
Vermogensrechten
Vermogensrechten zijn terug te vinden in art. 3:6 BW. Aanwijzingen voor vermogenswaarde zijn:
overdraagbaarheid, stoffelijk voordeel en ruilwaarde.
Op grond van art. 3:83 BW zijn de meeste rechten overdraagbaar.
Bij vermogensrechten gaat het met name om vorderingsrechten (zoals het recht van de verkoper op betaling
van de koopprijs), goederenrechtelijke rechten (zoals het eigendom van de eigenaar) en de rechten op
voortbrengselen van de menselijke geest (zoals het auteursrecht en merkenrecht).
Bestanddelen
Bestanddelen zijn onzelfstandige onderdelen van een zaak. Dit kan op grond van een hechte ideële band (art.
3:4 lid 1 BW) of een hechte materiële band (art. 3:4 lid 2 BW).
Ideële bestanddelen – Hoe hecht de ideële band moet zijn om bestanddeelvorming aan te mogen nemen, is
afhankelijk van de verkeersopvattingen.
Materiële bestanddelen – Een voldoende hechte band bestaat, voor zover de afscheiding niet anders kan
geschieden dan met enorme schade aan de hoofdzaak of bestanddeel.
Indien beplantingen met de grond verenigd zijn, behoren zij ook als bestanddeel van die grond te worden
aangemerkt. De wetgever acht de met de grond verenigde beplantingen onroerend (art. 3:3 lid 1 BW) en
meent hij dat beplantingen aan de eigenaar van de grond toebehoren (art. 5:20 sub f BW). Verder wordt met
grond onroerende grond bedoeld, niet de aarde in een bloempot.
De eigenaar van een zaak is ook eigenaar van haar bestanddelen op grond van art. 5:3 BW. Wordt een onder
eigendomsvoorbehoud geleverde zaak bestanddeel van een andere zaak, dan wordt zij ook eigendom van de
eigenaar van die andere zaak. Dit wordt eigendomsverkrijging door bestanddeelvorming (ook wel natrekking)
genoemd. Zakelijke rechten daarentegen kunnen slechts een zaak als geheel betreffen, niet slechts één of
meerdere onderdelen daarvan. Dit wordt het eenheidsbeginsel genoemd.
Doorbreking van de hoedanigheid van bestanddelen kan op verschillende manieren: I afscheiding (geschiedt
door de ideële of materiële band te verbreken) II vestiging van een opstalrecht (art. 5:101 BW) III mandeligheid
(art. 5:60 BW) IV appartementsrechten (art. 5:106-147) (doorbreekt de bestanddeelvorming niet, maar
ondervangt wel de praktische bezwaren ervan).
Vruchten
Vruchten zijn de opbrengsten die goederen met behoud van hun substantie voortbrengen. Vruchten kunnen
onderverdeeld worden in natuurlijke vruchten en burgerlijke vruchten.
Natuurlijke vruchten – bijvoorbeeld een kalf van een koe zijn zaken o.g.v. art. 3:9 lid 1 BW.
,Burgerlijke vruchten – bijvoorbeeld de huuropbrengst van een woning zijn vermogensrechten o.g.v. art. 3:9 lid
2 BW.
Wat als vrucht gedefinieerd kan worden is afhankelijk van de verkeersopvattingen. Art. 3:9 lid 4 BW bepaalt dat
natuurlijke vruchten door afscheiding zelfstandig worden en burgerlijke rechten op het moment dat zij
opeisbaar zijn.
Afhankelijke rechten en nevenrechten
De betekenis van een afhankelijk recht is terug te vinden in art. 3:7 BW. Een afhankelijk recht is een recht dat
aan een ander recht zodanig verbonden is, dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan, ook wel accessoir
recht genoemd. Belangrijke afhankelijke rechten zijn: i borgtocht (art. 7:14 BW) ii pand en hypotheek (titel 3.9
BW) en mandeligheid (titel 5.5).
Veel afhankelijke rechten zijn ook nevenrechten. Nevenrechten zijn altijd verbonden aan een hoofdrecht. In
tegenstelling tot afhankelijke rechten zijn nevenrechten steeds verbonden aan een vordering en behoeven
geen vermogensrechten te zijn.
Beperkte en volledige rechten
Volledige rechten zijn de eigendom van zaken en het toebehoren van vermogensrechten. Die
vermogensrechten kunnen op zichzelf van allerlei aard zijn: relatieve rechten en absolute (niet)
goederenrechtelijke rechten. Beperkte rechten zijn rechten die afgeleid zijn uit een meer omvattend recht
o.g.v. art. 3:8 BW. Beperkte rechten kunnen als volgt worden onderscheiden: i goederenrechtelijke gebruiks- of
genotsrechten ii goederenrechtelijke zekerheidsrechten.
Toekomstige goederen vs. Tegenwoordige goederen
Absoluut toekomstige goederen – goederen die in het geheel nog niet bestaan.
Relatief toekomstige goederen – bestaande goederen die nog niet tot het vermogen behoren van degene die
deze goederen als toekomstig aanduidt.
Toekomstige vorderingen vs. Tegenwoordige vorderingen
Enkel toekomstige vorderingen – nog niet bestaande vorderingen uit een al wel bestaande rechtsverhouding.
Dubbel toekomstige vorderingen – vorderingen uit een evenmin al bestaande rechtsverhouding.
Rechtsgevolgen
Absolute rechten verlenen de rechthebbende aanspraken tegenover eenieder. Relatieve rechten daarentegen
verlenen slechts tegenover een of meer bepaalde personen aanspraken. Goederenrechtelijke rechten hebben
een absolute werking.
De werking van het goederenrechtelijk recht impliceert dat geen enkele derde op dat goed ook een
goederenrechtelijk recht kan vestigen. Dit wordt het prioriteitsbeginsel genoemd. Het prioriteitsbeginsel is
afgeleid uit de regel dat men niet meer rechten kan verlenen dan men zelf heeft: de nemo-plus-regel.
Recht van doublure – Voor volledige en beperkte rechten betekent het prioriteitsbeginsel dat, derden in het
geheel geen jonger volledig recht op hetzelfde goed kunnen bewerkstelligen.
Volgrecht (droit de suite) – Het volgrecht wordt ook wel zaaksgevolg genoemd en houdt in dat de
rechthebbende zijn recht kan uitoefenen ongeacht onder wie het object van zijn recht zich bevindt.
Hoofdstuk 2: Bezit en houderschap
Bezit en houderschap
Bezit en houderschap zijn geregeld in titel 3.5 BW> Bezit is het houden van een goed voor zichzelf (art. 3:107 lid
1 BW). Houderschap is het houden van een goed voor een ander.
, In beginsel zijn alle goederen vatbaar voor bezit en houderschap, met andere woorden zowel zaken (inclusief
hun bestanddelen) als vermogensrechten. Bestanddelen zijn als onderdeel van een zaak niet vatbaar voor
zelfstandig bezit of houderschap.
Onmiddellijk en middelijk
Bezit en houderschap kunnen middelijk en onmiddellijk zijn o.g.v. art. 3:107 lid 2-4 BW.
Middelijk – bezitten of houden door middel van een ander.
Onmiddellijk – de bezitter zelf is ook de houder van het goed.
Verkrijging en verlies
Op basis van art. 3:112 BW kan bezit verkregen worden op drie wijzen: I occupatie of inbezitneming (art. 3:113
BW) II bezitsverschaffing (art. 3:114-115 BW) III opvolging onder algemene titel (art. 3:116 BW).
Verlies van bezit treedt op door kennelijke prijsgave van het bezit en doordat een ander het bezit verkrijgt op
een onjuiste manier o.g.v. art. 3:117 lid 1 BW.
I Occupatie – Inbezitneming van een goed geschiedt doordat de belangstellende zich de feitelijke macht van
het goed verschaft.
II Bezitsverschaffing – Bij de occupatie is het de inbezitnemer die zichzelf het bezit verschaft. In tegenstelling tot
occupatie, is bij de bezitsverschaffing van art. 3:114-115 BW een ander doe de aanstaande bezitter het bezit
verschaft. Die bezitsverschaffing is de vorm voor levering van roerende niet-registerzaken en andere
vorderingen dan vorderingen op naam.
Overdracht van bezit zonder feitelijke opgave komt in drie vormen o.g.v. art. 3:115 BW voor:
Constituto possessorio – Voorziet in bezitsoverdracht door een tweezijdige verklaring. De overdracht c.p. is
geen volwaardige overdracht.
Brevi manu – Het spiegelbeeld van de overdracht c.p. is de overdracht met de korte hand. Brevi manu houdt
een tweezijdige verklaring in met als doel bezitsverschaffing aan de houder.
Longa manu – Bezitsoverdracht longa manu houdt de bezitsoverdracht in door en aan een ander dan degene
die de zaak onmiddellijk houdt.
Sine manu – Dit is een tussenvorm van overdracht c.p. en overdracht brevi manu. Het houdt in dat een
tweezijdige verklaring tot verschaffing van bezit aan een van de partijen daar waar beide partijen voorafgaande
aan de overdracht feitelijke macht over de betrokken zaak hadden.
Naast de bezitter is eveneens de houder tot bezitsverschaffing longa manu, brevi manu en sine manu in staat.
III Opvolging onder algemene titel – De bezitsverkrijging onder algemene titel houdt in dat het geheel of een
evenredig deel van alle rechten en verplichtingen van de voorganger overgaat op de verkrijger en dat deze de
voorganger opvolgt in diens bezit en houderschap met alle hoedanigheden en gebreken daarvan. Als de
voorganger niet te goeder trouw is, geldt ook dat de verkrijger niet te goeder trouw is. Art. 3:80 lid 2 BW geeft
de manieren van verkrijging onder algemene titel: erfopvolging, boedelmenging en fusie van rechtspersonen.
Eigendom
O.g.v. art. 5:1 BW is eigendom het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
Eigendom van grond
Art. 5:20 BW bepaalt wat de eigendom van de grond omvat, behoudens wettelijke uitzonderingen. Samengevat
gaat het om het volgende: de bovengrond, onder de bovengrond gesitueerde aardlagen, aan de oppervlakte
gekomen grondwater, begrensd oppervlaktewater op de grond, duurzaam met de grond verenigde gebouwen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Kxlly. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.02. You're not tied to anything after your purchase.