100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting + aantekeningen college Goederen en Insolventierecht (RR212) (GIR) Cijfer 7,1 $7.69
Add to cart

Summary

Samenvatting + aantekeningen college Goederen en Insolventierecht (RR212) (GIR) Cijfer 7,1

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting + aantekeningen college Goederen en Insolventierecht (RR212) (GIR) Cijfer 7,1 Aantekeningen van alle colleges GIR (deeltijd). Samenvatting van het boek voor het vak GIR. Tentamen behaald met 7,1.

Last document update: 1 week ago

Preview 3 out of 31  pages

  • Yes
  • October 24, 2024
  • December 14, 2024
  • 31
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Goederenrecht week 1
Beperkte rechten
Eigendom (art. 5:1 BW) is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben. Er zijn drie soorten mogelijkheden met betrekking tot het goed:

i. Het goed voor jezelf gebruiken;
ii. Iemand anders het genot van het goed laten gebruiken;
iii. Het goed zelf gebruiken om bij een derde geld te krijgen.

Uit bovenstaande is af te leiden dat het mogelijk is om ten behoeve van een ander een
minder omvattend recht te creëren, ook wel een beperkt recht. Er bestaan beperkte rechten
met een genotsfunctie en met een zekerheidsfunctie. Deze beperkte rechten zijn numerus
clausus, wat betekent dat men slechts uit deze beperkte rechten kan kiezen en niet een
ander echt.

Beperkte rechten met een genotsfunctie zijn erfdienstbaarheid, erfpachtrecht, recht van
vruchtgebruik en opstalrecht.

Beperkte rechten met een zekerheidsfunctie zijn hypotheekrecht en pandrecht.

Erfdienstbaarheid
Erfdienstbaarheid is vastgelegd in art. 5:70 lid 1 BW: “Een erfdienstbaarheid is een last,
waarmede een onroerende zaak - het dienende erf - ten behoeve van een andere onroerende
zaak - het heersende erf - is bezwaard.”.

Uit art. 5:71 lid 1 (eerste zin) BW blijkt dat het principe van een last iets dulden of niet doen
betekent. Een uitzondering wordt gemaakt in art. 5:71 lid 1 (tweede zin) en lid 2 BW. Hierbij
gaat het om iets doen.

Indien de onroerende zaak (het dienende erf) wordt overgedragen gaat de erfdienstbaarheid
mee over ingevolge droit de suite. Indien de onroerende zaak (het heersende erf) wordt
overgedragen gaat de erfdienstbaarheid mee over ingevolge afhankelijkheid.
Erfdienstbaarheid is namelijk een afhankelijk recht ex art. 3:7 BW: “Een afhankelijk recht is
een recht dat aan een ander recht zodanig verbonden is, dat het niet zonder dat andere recht
kan bestaan.”.

Er kan aan de eigenaar van het heersende erf de verplichting tot betaling van retributie
worden opgelegd aan de eigenaar van het dienende erf.

Overige mogelijkheden naast erfdienstbaarheid
i. Obligatoire overeenkomst

Er kan een overeenkomst worden gesloten waarbij X toelaat dat Y gebruik maakt van het
stuk grond van X te lopen. Echter, er ontstaat een probleem zodra X of Y zijn grond verhuurt

,of verkoopt. De obligatoire overeenkomst is immers tussen X en Y gesloten en niet tussen X
en Z of Y en Z.

ii. Kwalitatieve verplichting

Een kwalitatieve verplichting is een verplichting gebonden aan een goed. De voorwaarden
zijn opgenomen in art. 6:252 BW en luiden als volgt: een verplichting tot dulden of niet te
doen, een tot haar toebehorend registergoed, een derdenwerkingsbeding en tot slot een
notariële akte en inschrijving.

Het verschil tussen erfdienstbaarheid en een kwalitatieve verplichting is dat voor
erfdienstbaarheid een heersend erf nodig is. Bij een kwalitatieve verplichting gaat het om
een persoonlijke titel.

iii. Kettingbeding

Een kettingbeding is een verzameling van beloften tussen partijen om te contracteren. Dit
wordt ook wel een pactum contrahendo genoemd. Partij X verbindt zich tegenover de
oorspronkelijke wederpartij om een concrete verplichting na te komen, die verplichting op te
leggen aan een rechtsopvolger en met die opvolger af te spreken dat ook hij die verplichting,
alsmede die doorgifteverplichting zal doorgeven aan zijn rechtsopvolger.

Een minpunt van het kettingbeding is dat het louter verbintenisrechtelijk is. De zwakte van
deze mogelijkheid is dat men een derde niet aan kan spreken op grond van wanprestatie.
Men is ‘maar zo sterk als de zwakste schakel’. Een pluspunt is dat er tevens een doen kan
worden bedongen en niet slechts een dulden of niet te doen.

Het verschil tussen een kettingbeding en kwalitatieve verplichting is dat een kettingbeding
niet zomaar overgaat, er is dan een overeenkomst nodig. Een kwalitatieve verplichting gaat
van rechtswege over op de volgende rechthebbende.

Erfpachtrecht
Erfpacht is vastgelegd in art. 5:85 lid 1 BW: “Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter
de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken.”.

Volgens art. 5:89 lid 1 BW heeft de erfpachter hetzelfde genot van de zaak als een eigenaar,
voor zover niet anders in de akte van vestiging is bepaald. Verder kan de erfpachter van de
onroerende zaak de vruchten genieten (art. 5:90 lid 1 BW), bebouwen en beplanten (art.
5:89 lid 3 BW) en verhuren (art. 5:94 lid 1 BW). De duur van erfpacht is eeuwigdurend, tenzij
in de akte van vestiging anders wordt overeengekomen.

Echter, het bovenstaande moet gebeuren met respect voor de bestemming zo luidt art. 5:89
lid 2 BW.

Er kan aan de erfpachter de verplichting tot betaling van canon worden opgelegd aan de
eigenaar.

, Recht van vruchtgebruik
Recht van vruchtgebruik is vastgelegd in art. 3:201 BW: “Vruchtgebruik geeft het recht om
goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten.”.

Het begrip gebruiken moet ruim worden genomen. Hiermee wordt onder andere bewonen,
bebouwen, beplanten en verhuren bedoeld.

De maximale bovengrens van de duur van het recht van vruchtgebruik is het leven van de
vruchtgebruiker. Ingeval van opvolging dient de opvolgende vruchtgebruiker al te bestaan bij
vestiging van het recht van vruchtgebruik (art. 3:203 lid 2 BW).

Er kan ofwel één vruchtgebruiker bestaan, ofwel twee of meer vruchtgebruiker tegelijkertijd,
ofwel twee of meer vruchtgebruikers bij opvolging.

Opstalrecht
Onroerende natrekking wordt gedefinieerd in art. 5:20 lid 1 sub e BW: “De eigendom van de
grond omvat, voor zover de wet niet anders bepaalt: […] gebouwen en werken die duurzaam
met de grond zijn verenigd […].”.

Dit criterium wordt ook gebruikt in art. 3:3 lid 1 BW om de bepaling onroerend te definiëren.
Wanneer gebouwen en werken duurzaam met de grond verenigd zijn wordt uiteengezet in
het arrest Portacabin.

De Hoge Raad overweegt dat een gebouw duurzaam met de grond verenigd kan zijn in de zin
van art. 3:3 BW, doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te
blijven. Het is niet van belang of er technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwsel te
verplaatsen. Er moet mede worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze
naar buiten toe kenbaar is. Onder de bouwer moet hier degene worden verstaan in wiens
opdracht het bouwwerk wordt aangebracht. De bestemming van een gebouw of een werk
om duurzaam ter plaatse te blijven, moet naar buiten kenbaar zijn in het belang van de
zakenrechtelijke verhoudingen die voor derden kenbaar moeten zijn.

Opstalrecht is vastgelegd in art. 5:101 lid 1 BW: “Het recht van opstal is een zakelijk recht om
in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen, werken of beplantingen in
eigendom te hebben of te verkrijgen.”.

Een opstalrecht wordt gevestigd op de grond, ten behoeve van het hebben van gebouwen
op of in de grond. De opstalhouder is eigenaar van de gebouwen, werken of beplantingen,
maar niet van de onroerende zaak zelf.

De opstalhouder heeft op grond van art. 5:103 BW de bevoegdheden die voor het volle
genot van zijn recht nodig zijn, ten aanzien van de zaak waarop zijn recht rust.

Het opstalrecht kan zowel een zelfstandig als afhankelijk recht zijn op grond van art. 5:101
lid 2 BW. Het afhankelijke opstalrecht houdt op te bestaan indien het hoofdrecht ophoudt
met bestaan. Het opstalrecht is eeuwigdurend indien het als een zelfstandig recht wordt
gevestigd.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Kxlly. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.69. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

49497 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.69
  • (0)
Add to cart
Added