Hoofdstuk 1
-Organisaties zijn doelgericht en hebben mensen met verschillende functies.
-Organisatiekunde houd zich bezig met wat er gebeurd in een organisatie, welke problemen er zijn en deze dan oplossen.
-Soorten problemen binnen een organisatie: verlies binnen een bedrijf, ziekteverzuim, arbeidstekort, nieuwe producten nodig maar
geen kennis hiervoor en er moet een geschikte bedrijfscultuur zijn.
-Organisatiekunde richt zich op de interne omgeving, deze ontstaat door de externe omgeving. Als er dus iets extern gebeurd dan moeten
ze daar inzicht in hebben om de interne ontwikkeling dan aan te kunnen passen.
-Constituerende beslissingen: de beslissingen die op strategisch en tactisch niveau worden genomen. Dit geeft de grens aan waarin
managers operationele of uitvoerende beslissingen mogen nemen. Deze operationele beslissingen worden ook wel dirigerende
beslissingen genoemd. Deze zijn er voor het controleren en motiveren van medewerkers.
-7s-model (meneer MC-Kinsey): organisaties bestaan uit 7 onderdelen. Als er 1 onderdeel veranderd dan veranderd de rest, anders word
het een ineffectieve organisatie. Als alles in ‘evenwicht’ is, is het een effectieve organisatie. (structuur, systemen, staff,
sleutelvaardigheden (skills), stijl, strategie en organisatiecultuur (shared values).
-Organisaties ontstonden in de industriële revolutie, er kwamen fabrieken met massaproducten waardoor en een taakverdeling nodig
was. Door de verschillende taken waren er managers nodig.
Verschillende wetenschappelijke stromeningen:
Scientific Management (Taylor): hierbij wilden ze efficiency en winst door een goede taakverdeling/taakspecialisatie. De
managers stuurden dit aan. De werknemers werden gebruikt als robots (een organisatie zonder mensen.) Prestatiebeloning
was ook nodig omdat mensen dan wisten dat ze geld kregen en de productiviteit ging omhoog.
Human Relations (Elton Mayo): mensen moeten voorop worden gesteld (mensen zonder een organisatie.) Hieruit ontstonden
2 andere stromingen:
Revisionisme: mensen moet meer taken doen want dit is gezonder, er kwam taakverruiming, taakverrijking en taakroulatie.
Dit is het tegenovergestelde van taakverdeling bij scientific management (mensen en een organisatie.)
Systeemtheorie en contingentiebenadering: het gaat erom dat je goed kan inspelen op externe ontwikkelingen.
Organisatiestructuur en managementstijl passen zich aan de omgeving aan. ‘Het geheel is meer dan de som der delen.’
-3 dingen waarin organisaties hetzelfde zijn:
1. Mensen -> werken samen om doelen te behalen.
2. Middelen -> om het doel te bereiken zijn er middelen nodig als machines, laptops, etc.
3. Doelstellingen -> als organisaties doelen willen bereiken worden ze doelgerichte samenwerkingsverbanden genoemd. Er zijn
samenwerkingsverbanden die blijvend zijn, maar er zijn ook verbanden die wanneer hun doel behaald is kunnen stoppen
(organisaties die willen dat dingen als roken stoppen. Als het stopt dan kunnen hun ook niks meer doen).
Hoe worden organisaties ingedeeld?
Bedrijven: verkopen hun producten/diensten op de markt. Ze bestaan door hun klanten.
Profitbedrijven (ondernemingen): deze hebben als doel winst te maken.
Non-profitbedrijven: deze hebben geen doel om winst te maken. Ze zijn er om behoeftes in de markt te voorzien en hun diensten
voor een lage prijs aan te bieden.
Overige organisaties: Deze bieden geen producten/diensten aan op de markt,. Ze bestaan niet door hun klanten maar hebben
bijvoorbeeld leden.
Rechtsvormen (ondernemingsvormen): de juridische vorm van een onderneming. Dat zijn de verplichtingen van een onderneming.
Ondernemingsvormen met rechtspersoon:
o Eenmanszaak -> met één persoon. Je bent zelf aansprakelijk en verantwoordelijk. Er kan wel meer personeel in dienst zijn.
o Vennootschap onder firma (vof) -> met meerdere personen. Je bent dan allemaal aansprakelijk en verantwoordelijk.
Ondernemingsvormen zonder rechtspersoon:
o Besloten vennootschap (bv) -> heeft alleen maar aandeelhouders, ze zijn dus zelf verantwoordelijk voor schulden etc.
o Naamloze vennootschap (nv) -> heeft aandeelhouders (eigenaren van bedrijf) maar ook verhandelen ze aandelen.
-Joint venture: samenwerkingsafspraken die worden gemaakt tussen bedrijven. Door samen te werken kan je grotere opdrachten
aannemen.
Hoofdstuk 2 - strategie
-Strategie: de manier waarop een organisatie zijn doelen wil behalen. Er komt dus een verschil tussen de huidige situatie (Ist-situatie) en
de gewenste situatie (Soll-situatie). Tussen deze twee situaties zit een gat (GAP), deze vul je d.m.v. een strategie in.
-Missie -> visie -> doelen -> strategie
-Het strategie-ontwikkelingsmodel bestaat uit: SWOT-analyse, confrontatiematrix, de strategische kloof en strategische opties.
-Strategische kloof: het verschil tussen de resultaten van gewijzigd beleid en ongewijzigd beleid. Hierdoor kan je erachter komen of je
doelen haalbaar zijn of dat je een andere strategie moet kiezen.
, -Businessdefinition-model van Abell: een analysemodel om het werkterrein van een onderneming in kaart te brengen. Dit is een
combinatie van interne en externe analyse.
Wat -> behoeften (welke waarden hebben de klanten.)
Wie -> afnemers (welke doelgroepen.)
Hoe -> technologieën (hoe voldoet het bedrijf aan de waardes van de klant.)
-SMART:
Specifiek -> duidelijk en concreet.
Meetbaar -> hoeveelheidsaanduiding (tijd, aantal, prijs.)
Acceptabel -> het moet passen bij de doelgroep.
Realistisch -> het moet haalbaar zijn.
Tijdgebonden -> binnen een bepaalde tijd.
-Strategieontwikkeling:
1. Situatieanalyse -> de huidige situatie in kaart brengen. Dit kan bijvoorbeeld met model van Abell.
2. De SWOT-analyse (strengths, weaknesses, opportunities en threats.) Dit laat je interne en externe zwaktes en sterktes zien.
3. Diagnose (hoe komen we uit een situatie en belanden in een nieuwe situatie) en prognose (strategische kloof overbruggen dus van
de huidige situatie naar de gewenste situatie gaan.)
4. Strategievorming -> de gekozen opties uitwerken.
5. Implementatie -> de gekozen opties uitvoeren en controleren.
-Confrontatiematrix met verschillende SWOT-combinaties (verschillende strategieën):
o Aanvallen (kansen + sterktes)
o Verbeteren (kansen + zwaktes)
o Verdedigen (bedreigingen + sterktes)
o Terugtrekken (bedreigingen + zwaktes)
-De groeistrategieën van Ansoff:
-Concurrentiestrategieën van Porter:
Costleadership -> door te letten op de kosten en de
prijzen laag te houden kan je het marktaandeel vergroten.
Differentiatie -> richten op 1 markt en daar een hoge
kwaliteit in leveren en je daardoor te onderscheiden van
andere bedrijven.
Focus > je focussen op een markt waar weinig bedrijven
opzitten en je hierin specialiseren. Je zoekt de gaten in de
markt (niches).
-Integratie: groei door overname binnen een bedrijfskolom.
Achterwaartse integratie (snoepfabrikant neemt een suikerfabrikant over.)
Voorwaartse integratie (snoepfabrikant neemt een webwinkel over.)
Horizontale integratie (2 bedrijven worden 1 bedrijf.)
-Differentiatie: afname door bvb een overname van het bedrijf.
Achterwaartse differentiatie (snoepfabrikant stoot suikerfabrikant af.)
Voorwaartse differentiatie (snoepfabrikant staat webwinkel af.)
Horizontalen differentiatie (1 bedrijf word 2 bedrijven.)
De BCG-matrix laat de positie van een bedrijf in de markt
zien.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Estherkoppelman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.