In deze oefentoets staan m.u.v. onderzoekend handelen 100 multiple choice vragen (en antwoorden) over de leerstof die terugkomt in OAT 3. Ik heb uitsluitend bronnen gebruikt die zijn aangereikt door avans. Deze oefentoets heeft (bijna) alleen vragen van de leerstof uit leerjaar 2. Voor vragen over ...
Oefententamen OAT 3
1. Wat kan een luminale oorzaak van een ventilatiestoornis zijn?
A. Druk op luchtwegen van buitenaf
B. Opzwelling van de luchtwegen
C. Een ophoping van slijm
D. Te weinig elastische vezels in de luchtpijp
2. Welke van onderstaande antwoorden is juist?
A. COPD is een chronische obstructieve ventilatiestoornis
B. COPD is een restrictieve ventialatiestoornis
C. Astma bronchiale is een chronische obstructieve stoornis
D. De oorzaak van een obstructieve ventilatiestoornis is meestal te wijten
aan de ademhalingsspieren
3. Wat hoort niet bij een emfyseem?
A. De alveoli gaan kapot wat zorgt voor minder gaswisselingsoppervlakte
B. Verhoogd risico door erfelijkheid en roken
C. Er treedt vaak een klaplong op als gevolg van een emfyseem
D. Dyspneu
4. Welke van onderstaande kenmerken past meer bij Astma dan bij COPD?
A. Hoesten
B. Allergische reactie
C. Chronisch
D. Dyspneu
5. Welke van onderstaande processen betekent ‘irreversibele en abnormale
nieuwvorming van cellen’?
A. Metaplasie
B. Dysplasie
C. Neoplasie
D. betaplasie
6. Wat kan een kenmerk zijn van een benigne tumor?
A. Metastasering
B. Vaak levensbedreigend
C. Groeit heel snel
D. Expansieve groei met wegdrukking van omgeving
7. Wat is de betekenis van metastasen?
A. Uitzaaiingen
B. Destructie
C. Obstructie
D. Ontstekingen
8. Welke van onderstaande stellingen is juist?
A. Zowel micro- als macrometastasen zijn na radiologisch onderzoek
aantoonbaar
B. Zowel micro- als macrometastasen zijn na radiologisch onderzoek niet
aantoonbaar
,C. Alleen micro metastasen zijn na radiologisch onderzoek aantoonbaar
D. Alleen macro metastasen zijn na radiologisch onderzoek aantoonbaar
9. Welk begrip heeft de volgende betekenis: ‘uitzaaiing van kanker via de
bloedbaan’?
A. Leukemie
B. Bloeduitstorting
C. Hematogene metastasering
D. Maligne hematisering
10.Waar wordt insuline gemaakt
A. Hypofyse
B. De alvleesklier
C. De bijnieren
D. De nieren
11.Wat produceren de alfa cellen in de eilandjes van langerhans?
A. Glucagon
B. Insuline
C. Glycogeen
D. Glucose
12.Wat is de functie van Glucagon?
A. Zorgt voor het vrijmaken van glucose uit glycogeen
B. Stimuleert de glycogeenproductie door de lever
C. Vormt vet uit vetzuren
D. Vormt eiwit uit aminozuren
13.Van welke stof heb je een tekort als je Diabetes hebt?
A. Glucagon
B. Insuline
C. Glycogeen
D. Glucose
14.Wat is een symptoom van diabetes?
A. Veel plassen
B. Veel dorst
C. Glucose in de urine
D. Alle bovenstaande antwoorden
15.Wat past er bij een Hypo?
A. Veel plassen
B. Te veel bewogen
C. Te veel gegeten
D. Dorst
16.Welke van de volgende symptomen is niet typisch voor de vroege stadia
van dementie?
A. Geheugenverlies
B. Verminderd vermogen om bekende taken uit te voeren
, C. Plotseling hevige hoofdpijn
D. Verwarring over tijd en plaats
17.Wat is het belangrijkste verschil tussen dementie en de ziekte van
Alzheimer?
A. Dementie is een overkoepelende term, terwijl Alzheimer een specifieke
vorm van dementie is
B. De ziekte van Alzheimer heeft alleen invloed op het geheugen terwijl
dementie alle cognitieve functies beïnvloed
C. Dementie wordt veroorzaakt door genetische factoren, terwijl Alzheimer
door stress ontstaat
D. Alzheimer komt alleen voor bij mannen, terwijl dementie bij iedereen kan
voorkomen
18.Welke stelling is niet waar over reumatoïde artritis?
A. In een laat en onbehandeld stadium kunnen botten binnen een gewricht
aan elkaar groeien
B. Reumatoïde artritis zorgt alleen voor symptomen binnen het gewricht
(articulair)
C. Reumatoïde artritis begint vaak in de gewrichten van de handen en/ of
voeten
D. Reumatoïde artritis komt vaker bij vrouwen voor
19.Welke van onderstaande symptomen van reumatoïde artritis komt vooral
later voor in het ziekteproces?
A. Ochtendstijfheid
B. Deformaties
C. Koorts
D. Ontstekingsbeeld bij betreffend gewricht
20.Welk symptoom past niet bij reumatoïde artritis?
A. Pijn die verdwijnt bij het nemen van rust
B. Ochtendstijfheid die langer dan een uur duurt
C. Zwelling rond de gewrichten
D. Vermoeidheid
21.Welke van onderstaande stellingen over angina pectoris is juist?
A. Angina pectoris wordt alleen veroorzaakt door een hartaanval
B. Iemand met angina pectoris heeft alleen pijn in het midden van de borst
C. Angina pectoris is dmv rust en medicatie onder controle te houden
D. Geen van bovenstaande antwoorden is juist
22.Welk begrip heeft de volgende betekenis: ‘een bloedstolsel in een vat die
losschiet en meegevoerd wordt met de bloedstroom’
A. Trombose
B. Aneurysma
C. Embolie
D. Diastole
23.Waarvoor worden de TFI en GFI gebruikt?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jensaerts. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.25. You're not tied to anything after your purchase.