Een samenvatting van de hoorcollege’s, MTE’s en E-module over anesthesie van NZA. Inclusief veel afbeeldingen en een overzicht van farmaca. Ook verschillende pathologische casussen besproken.
Neurologie, zintuigen en anesthesie (DB3BEE)
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
lotte25
Reviews received
Content preview
Samenvatting neurologie, zintuigen en
anesthesiologie
Lotte van der Linden
23/24
Bevat HC 1-15, WC01, MTE A/B, MTE C, E-module inleiding anaesthesiologie (HC13),
Perifere zenuwen
Perifere zenuwen zijn te vinden door het gehele lichaam. Een voorbeeld van een grote bundel
van meerdere perifere zenuwen is de plexus brachialis hoog in de oksel. Hier lopen
sensorische, somatomotorische en postganglionaire zenuwvezels. Motorische perifere
neuronen worden ook wel lower motor neurons genoemd. Deze lopen vanuit het
ruggenmerg naar de spier. Belangrijke receptoren bij perifere zenuwen zijn de nicotine
receptor, muscarine receptor en de adrenerge receptoren.
Aandoeningen perifere zenuwen
2 belangrijke aandoeningen van de perifere zenuwbanen zijn:
Botulisme: de afgifte van ACh bij de LMN wordt voorkomen -> verlaagde
parasympatische activiteit.
Myasthenia gravis: door het lichaam worden er antilichamen gemaakt tegen de
nicotinerge receptoren. Deze vind je in de neuromusculaire synaps bij dwarsgestreepte spieren
en leidt tot het niet of onvoldoende functioneren van spieren.
Wervelkolom
Het ruggenmerg is opgedeeld in 5 delen:
1. Cervicaal (8)
2. Thoracaal (13)
3. Lumbaal (7)
4. Sacraal (3)
5. Caudaal (4-7)
Bij het cervicale ruggenmerg zijn er 8 segmenten en 7 daadwerkelijke wervels, bij
de rest zie je gelijke aantallen. Het laatste deel van het ruggenmerg wordt niet
meer omgeven door wervels, maar er lopen hier nog wel zenuwen. Dit is de
cauda equina ofwel de paardenstaart. Het ruggenmerg zelf wordt omgeven door 3
verschillende vliezen, de dura mater, arachnoïd en de Pia mater. Tussen de verschillende
wervels zitten tussenwervelschijven. Bij een hernia drukt een van deze tussenwervelschijven op
het ruggenmerg.
Ruggenmerg
Het ruggenmerg zelf kan opgedeeld worden in de grijze vlinder en de
witte stof. Het grijze deel bevat de Cellichamen van neuronen, en het witte
deel de uitlopers. Het is dan ook wit door de myelineschede’s die
hieromheen liggen. De grijze stof kun je van dorsaal naar ventraal indelen
in 4 delen: somatosensorisch, viscerosensorisch, visceromotorisch en
1
,somatomotorisch (SS > VS > VM > SM). Vanaf de periferie komt sensorische informatie
binnen in de dorsale wortel via de radix dorsalis en verlaat motorische informatie het
ruggenmerg vanaf de ventrale wortel via de radix ventralis. Deze vertakken vervolgens weer
tot de ramus dorsalis en de ramus ventralis.
LMN & UMN
Tussen de lower motor neurons en upper motor neurons zitten een paar belangrijke verschillen:
Lower motor neurons:
- cellichaam in het centrale zenuwstelsel. Dit kan zijn in de ventrale hoorn van het
ruggenmerg of in het geval van de kopzenuwen in de hersenstam.
- Verbind het ruggenmerg met de skeletspieren.
- Typische verschijnselen bij uitval zijn parese en/of paralyse, atrofie en areflexie en/of
hyporeflexie.
Upper motor neurons:
- liggen volledig binnen centrale zenuwstelsel, cellichaam en neuronen.
- Beïnvloeden de lower motor neurons.
- typische verschijnselen bij uitval zijn parese en/of paralyse, geen atrofie van de spieren,
hyperreflexie en hypertonie (omdat de inhiberende werking wegvalt).
CZS binnen de schedel
De hersenen ontstaan uit de 5 hersenblaasjes;
telencephalon, diencephalon, mesenchephalon,
metencephalon en het myelenchephalon (tel die
messen met mij). Deze blaasjes ontwikkelen zich
tot allerlei verschillende structuren. Naast de
structuren uit de tweede kolom zijn er ook 4 ventrikels die
in de hersenblaasjes ontwikkelen. Het 1e en 2e ventrikel
liggen in het telecephalon, de 3e in het diencephalon en
de 4e in het met/myelencephalon. In de grote hersenen zit de grijze stof binnenin,
de basale kernen, gevolgd door heel veel witte stof en de cortex is weer een dun laagje grijs.
Het corpus collosum (witte stof) verbind de beide hemisferen. Alle kronkeltjes die je in de
hersenen ziet zijn de gyri en sulci, met als doel oppervlaktevergroting.
Regelcentra in de hersenen
De hersenen regelen natuurlijk bijna alles en zijn veel ingewikkelder dan dit,
maar naast de thalamus zijn er nog 3 belangrijke plekken waar informatie
wordt verwerkt:
Colliculi: belangrijk bij oog-hoofd coördinatie.
Periaquaductale grijs: belangrijk bij pijnmodulatie.
Formatio reticularis: netwerk van zenuwen in de hersenstam dat de grote
hersenen waker houdt.
Hersenstam
2
,De hersenstam is belangrijk bij de regulatie van de bloeddruk en ademhaling en bevat het de
kernen van de 3e t/m 12e kopzenuwen. Veel kopzenuwen
zijn gemende zenuwen en hebben 2 kernen in de
hersenstam. Je zult hier niet de typische structuur van de
vlinder terugvinden die je in het ruggenmerg kan zien,
maar de opbouw is hetzelfde. Vanaf dorsaal loopt het dus
SS > VS > VM > SM.
Reflexen
Een reflex is een automatisch optredende, stereotyperende, motorische reactie op een
sensorische prikkel. Reflexen bestaan over het algemeen uit 5 componenten: de receptor,
afferente sensorisch neuron, ruggenmerg/hersenstam, efferent motorisch neuron en de doelcel.
Bij een autonome refex is het centrale zenuwstelsel betrokken. Hierbij denk je vooral aan
viscerale reacties. Bij een somatische reflex zijn de motorneuronen van het somatische
zenuwstelsel betrokken. De doelcel is in dit geval altijd een skeletspieren. In de kliniek delen we
reflexen op in spinale reflexen, cerebrale reflexen en houdingsreacties.
Spinale reflexen
Bij een spinale reflex worden bijvoorbeeld mechanoreceptoren
geprikkeld. Dit kunnen nocireceptoren (pijn) of thermoreceptoren zijn.
De afferente zenuw loopt via de radix dorsalis de ruggenmerg in, de
efferente zenuw via de radix ventralis de ruggenmerg weer uit. In het
ruggenmerg vindt de overschakeling tussen deze twee neuronen direct of
mbv een interneuron plaats. Bij een spinale reflex is de efferente zenuw altijd een lower motor
neuron. Twee voorbeelden van spinale reflexen zijn de buig/flexie/terugtrekreflex en de
kniepeesreflex/m.extensor carpi radialis reflex.
Buig/flexie/terugtrekreflex
bijvoorbeeld de poot terugtrekken bij het knijpen in de tussenteenhuid. Als er
vervolgens een stimulerend signaal naar de flexoren gaat, gaat er een inhiberend
signaal naar de extensoren. Anders zouden deze elkaar natuurlijk alleen maar
tegenwerken. Ook motorneuronen in het andere been worden geactiveerd door
interneuronen. Dit is, in het geval dat je staat, belangrijk om evenwicht te bewaren
als je plots 1 been wegtrekt. Als je ligt kan dit ook gebeuren, maar er kan dan
sprake zijn van een versterkte reflex wat een probleem met de upper motor neurons
kan aanduiden.
Kniepeesreflex/m.extensor carpi radialis reflex
Deze reflexen kan je zien als je een tikje op de pees geeft. Een spier wordt dan
opgerekt, en gaat in reactie hierop contraheren. Dit gaat via de spierspoeltjes die
op dat moment geactiveerd worden. Bij een probleem met de upper motor
neurons verwacht je geen spieratrofie, maar juist een verhoogde tonus en
versterkte reflexen zoals deze. De inhibitie van de reflexen valt dan namelijk weg.
Bij een probleem met de lower motor neurons verwacht je wel spieratrofie,
3
, verlaagde spiertonus en verminderde reflexen. De reflexen vertonen zich dan namelijk niet
meer.
Spierspoeltjes
In de spieren zitten spierspoeltjes, een ingekapseld groepje van 3-12 intrafusele spiervezels
in een spier. Dit spierspoeltje geeft informatie over de lengte en verandering van de lengte van
de spier door aan het centrale zenuwstelsel. Het spierspoeltje draagt bij aan het stretch-reflex,
wat een somatische reflex is. De uiteinden van de spierspoeltjes hebben actine en myosine
waardoor ze kunnen samentrekken als ze gestimuleerd worden. Deze stimulatie komt van
y-motorneuronen. Het midden van het spierspoeltje daarentegen kan amper samentrekken.
Deze zijn meer sensorisch. In het midden zitten neuronen die de lengte van het spierspoeltje
meten. Dit doen ze met PIEZO1/2 kanalen op het celmembraan. Deze lengte wordt beïnvloed
door de lengte van de gehele spier. Wanneer het spierspoeltje langer wordt gaat het neuron
meer vuren, wanneer het spoeltje korter wordt gaat de neuron juist minder
vuren.
Stretch-reflex
Wanneer een spier plots uitrekt zal het sensorische neuron uit het midden
van het spierspoeltje gaan vuren, waarna een a-motorneuron ervoor zorgt
dat de gehele spier weer snel samentrekt. De neurotransmitter die hierbij
gebruikt wordt is ACh die bindt op een nictoinereceptor. Dit is het eerder
genoemde stretch-reflex. In deze route zit maar 1 synaps. Het sensorische
neuron stimuleert direct het motorische neuron in de ruggenmerg. Wanneer
een spier opeens samentrekt gebeurt het tegenovergestelde. Naast het
stimuleren van het motorische neuron van de spier zelf stimuleert de
sensorische neuron, via een inhiberend interneuron, ook nog een
a-motorneuron die naar de antagonistische spier gaat. Deze krijgt een
inhiberend signaal.
y-motorneuron
Dit motorneuron aan het uiteinde van de spierspoeltjes zorgt er voor dat het
spierspoeltje gevoel blijft voor de spierlengte. Bij een vrijwillige contractie
van de spier komt het spierspoeltje namelijk slap te hangen. Hier spelen
y-neuronen een rol. Als een spier samentrekt krijgen y-neuronen ook signalen, van hetzelfde
upper motor neuron die signalen aan de a-motorneuron geeft. Door het y-neuron zal het
spierspoeltje samen met de gehele spier samentrekken, waardoor het gevoel blijft voor rek. Dit
proces heet alfa-gamma coactievatie. De neurotransmitter gebruikt in de spier door het
y-neuron is ACh op de N1 nicotinereceptor.
Golgi-lichaampjes
Zie werkcollege 3, stoppen contractie bij uitrekken
Cerebrale reflexen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lotte25. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.12. You're not tied to anything after your purchase.