Aantekeningen van jaar 1 blok 2 HBO Voeding en Diëtetiek aan de Haagse Hogeschool. Bevat samenvattingen over: opbouw en functies van de cel (organellen), citroenzuurcyclus, vetsynthese, eiwitsynthese, kwantitatief onderzoek, het ademhalingsstelsel, het hart, de bloedsomloop, het bloed, de nieren, ...
In de cel wordt energie gemaakt en worden macronutriënten gevormd (synthese).
Celkern: De celkern is het regelcentrum van de cel. In de celkern ligt DNA opgeslagen,
regulatie van het metabolisme.
Celkernmembraan: De membranen laten selectief door. Vaak is het maar eenrichtingsverkeer
tussen celkern en cytoplasma. Grote moleculen, macromoleculen genoemd, gaan door de
kernporiën
Cytoplasma: In het cytoplasma drijven de organellen.
Celmembraan: Celmembraan bestaat uit fosfolipiden en eiwit poriën. Het celmembraan
beslist wat er in en uit de cel mag -> selectief permeabel.
Lysosoom: Het lysosoom is een blaasje dat zich in het cytoplasma bevindt en ook wel "de
afvalberg van de cel" genoemd wordt. Lysosomale enzymen in de lysosomen breken afvalstoffen
van de cel af, zodat de afbraakproducten hergebruikt of veilig uitgescheiden kunnen worden.
Golgi apparaat: Het golgi apparaat zorgt ervoor dat het eiwit dat geproduceerd is in de cel
,blijft of uit de cel gaat. Transport voor eiwitten in en uit de cel.
Endoplasmatisch reticulum (ER): Synthese van secretieproducten, intracellulaire opslag en
transport.
Ruwe ER: Modificeert en verpakt nieuw gesynthetiseerde proteïnen.
Gladde ER: Synthetiseert lipiden en koolhydraten.
Mitochondriën: Mitochondriën is de motor van de cel, hier wordt ATP geproduceerd.
Eiwitporie: De eiwit poriën zijn verantwoordelijk voor transport van stoffen in en uit de cel.
Ribosomen: Zorgt voor eiwitsynthese. In ribosomen worden aminozuren in een keten aan
elkaar verbonden in een volgorde die wordt bepaald door het messenger-RNA (mRNA), een
proces genaamd translatie.
Centriolen: Essentieel voor beweging van chromosomen tijdens de celdeling
Celskelet: Stevigheid en steun
Als de cel kapot is ‘eet’ die zichzelf op, hierbij spelen lysosomen ook een rol.
Staartje is van vet.
Kop is fosfaatgroep.
Osmose
Selectief permeabel: Bepaalde stoffen mogen wel naar
binnen en andere stoffen mogen niet naar binnen.
Passief transport: Moleculen kunnen passief
getransporteerd worden. Passief transport kost geen
energie.
Actief transport: Moleculen kunnen actief getransporteerd worden. Actief transport kost
energie. Wanneer er actief transport gaande is moet er een soort tol betaald worden om
,door het kanaal te mogen, deze tol is ATP.
Diffusie: Stoffen verplaatsen zich van een plek met een hoge concentratie naar een plek met
een lage concentratie.
Osmose: Osmose is een proces op basis van diffusie waarbij een vloeistof, waarin stoffen
zijn opgelost, door een zogenaamd halfdoorlatend membraan (een semipermeabele wand)
stroomt, dat wel de vloeistof doorlaat maar niet de opgeloste stoffen.
Gefaciliteerde diffusie: grotere, meer polaire (on)geladen moleculen verplaatsen zich m.b.v.
specifieke eiwitten die fungeren als transportenzym in de richting waar de concentratie en/of
lading van de stof het laagst is (transporteiwitten).
Vesiculair transport: Transport met behulp van blaasjes, dus verpakt in vesikels.
Endocytose: Het proces waarbij de cel stoffen opneemt die door de celmembraan werden
ingesloten. De stoffen die de celmembraan door mogen, worden ingesloten doordat de
celmembraan verder naar binnen toe instulpt, totdat het uiteindelijk een zelfstandig blaasje
(vesikel) vormt, het endosoom.
Exocytose: Het proces waarbij een cel stoffen afgeeft aan of afscheidt naar de celmembraan
of het extracellulaire milieu. De af te scheiden stoffen zijn onder andere proteïnen en lipiden.
Dit proces loopt via organellen.
○ Organellen
● Cytoplasma: Het cytoplasma is alles waar een cel uit bestaat behalve de kern, de
celmembraan en de eventuele celwand .
● Stofwisseling: Organellen zijn essentieel voor het laten verlopen van stofwisseling,
het genereren van energie, het handhaven van structuur en instandhouding van het
genetisch materiaal.
● Energie: Organellen zijn essentieel voor het laten verlopen van stofwisseling, het
genereren van energie, het handhaven van structuur en instandhouding van het
genetisch materiaal.
● Eukaryotische cel: In eukaryoten ligt het DNA opgeborgen in de celkern. Organellen
zitten in Eukaryotische cel
● Celkern: In de celkern ligt genetisch materiaal opgeslagen in de vorm van DNA.
● Mitochondriën: Is de motor van de cel en dus het lichaam. Hier wordt ATP
geproduceerd.
● Ribosomen: Ribosomen zorgen ervoor dat aminozuren aan elkaar gekoppeld worden
om het juiste eiwit te maken. Ook wordt hier een kopie gemaakt van DNA: RNA.
● Endoplasmatisch reticulum (ER): Het gladde ER maakt lipiden (bijvoorbeeld
fosfolipiden voor het plasmamembraan) en steroïd hormonen, ook is het voor
transport van eiwitten. Het ruwe ER is voor de productie van eiwitten.
● Golgi Apparaat: Het Golgi apparaat krijgt pakketjes met eiwitten van het ruwe ER,
hier worden ze verpakt in blaasjes. Als het nodig is smelten de blaasjes samen met
het celmembraan en komt de inhoud vrij buiten de cel.
● Lysosomen: Dit zijn de blaasjes met eiwitten die in het golgi apparaat worden
gevormd.
● Cytoskelet: Het cytoskelet is een netwerk van kleine vezels die zorgen voor de vorm
van een cel, het bewegen van de cel en het bewegen van organellen binnen de cel.
, ○ Transport
● Actief transport: Moleculen kunnen actief getransporteerd worden. Actief
transport kost energie. Wanneer er actief transport gaande is moet er een
soort tol betaald worden om door het kanaal te mogen, deze tol is ATP.
● Passief transport: Moleculen kunnen passief getransporteerd worden. Passief
transport kost geen energie.
● Difussie: Stoffen verplaatsen zich van een plek met een hoge concentratie
naar een plek met een lage concentratie.
● Osmose: Osmose is een proces op basis van diffusie waarbij een vloeistof,
waarin stoffen zijn opgelost, door een zogenaamd halfdoorlatend membraan
(een semipermeabele wand) stroomt, dat wel de vloeistof doorlaat maar niet
de opgeloste stoffen.
● Intracellulaire vloeistof: Dit is alle vloeistof binnen de cel. Deze vloeistof
bestaat voornamelijk uit intracellulair water (ICW) en minerale zouten, en kan ook
gedefinieerd worden als het cytosol zonder het cytoskelet.
● Extracellulaire vloeistof: Dit is alle vloeistof buiten de cel. Extra-cellulaire
('buiten de cellen') vloeistof kan worden onderverdeeld in intercellulaire- ('tussen
de cellen') of weefsel-vloeistof enerzijds, en 'intra-vasculaire' (binnen de
bloedvaten) vloeistof of bloedplasma, het vloeibare deel van bloed, anderzijds.
● Transport kanalen: Transport kanalen zitten in het celmembraan. Dit zijn eiwitten
die dienen als een soort deur. Hierdoor komen stoffen binnen, en gaan er stoffen
naar buiten.
○ Energieproductie
● ATP: Is een energierijke verbinding die door ons lichaam wordt gebruikt om energie
te vervoeren en te gebruiken. Het wordt gemaakt door glycolyse, de
citroenzuurcyclus en de elektronen transportketen.
● Energie: We krijgen energie binnen in de vorm van voedsel (koolhydraten, vetten en
eiwitten). Dit slaan we op en vervoeren we als ATP.
● Mitochondriën: Is de motor van de cel en dus het lichaam. Hier wordt ATP
geproduceerd.
● Dissimulatie:
● Glycolyse: Glucose wordt omgezet naar 2 stuks pyrodruivenzuur dit wordt omgezet
naar acetyl co-a en dit gaat de citroenzuurcyclus in. Glycolyse vindt plaats in het
cytoplasma van de cel.
● Citroenzuurcyclus: De citroenzuurcyclus of krebscyclus of de tricarbonzuurcyclus
(TCA-cyclus) is een van de fundamentele metabole cycli in cellen die zuurstof
gebruiken in het cellulaire ademhalingsproces. In aerobe organismen is de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yaelldevos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.