Uitgebreide samenvatting van de hoorcolleges tijdens het vak 'Nationaal en internationaal procederen'. De samenvattingen zijn onderverdeeld per onderwerp, de belangrijkste artikelen en verplichte arresten zijn in kleur genoteerd. De hoorcolleges vormen de rode draad van het vak, en alles wat is bes...
Hoorcollege 6A – bewijslastverdeling
Bewijslastverdeling
- Is slechts aan de orde als de gestelde feiten bewijs behoeven.
- Als je meer stelt dan nodig, dan hoef je dat meerdere niet noodzakelijk te bewijzen
Arrest Kroymans/Verploegen, r.o. 4.5.1.
- Maar als je overige feiten stelt, dan zijn er veel feiten die niet bewezen hoeven
worden, bijvoorbeeld omdat deze niet worden betwist of omdat deze niet van belang
zijn voor de beslissing van de zaak.
Waar het om gaat:
De partijen maken het proces. Zij moeten de wettelijke bepaling waar zij de vordering op
baseren stellen, en de feiten die daaraan ten grondslag liggen. Partijen moeten zelf feiten
aandragen die dienstig zijn ter onderbouwing (=bewijs) van stellingen.
Voorbeeld: bij het bestaan van een overeenkomst (die wordt betwist) moet de partij die zich
beroept op de overeenkomst, stellen met feiten hoe de overeenkomst tot stand is gekomen,
zodat kan worden aangenomen dat er een overeenkomst bestaat.
Als je alle feiten hebt gesteld, dan zal de gedaagde ter onderbouwing van zijn stelling ook
met feiten komen. De gedaagde voert in de conclusie van antwoord feiten die de stelling van
de eiser onderuit halen bijvoorbeeld.
Als je je ergens op beroept, dan moet je een afschrift daarvan in het geding brengen. Je
geeft als partij zoveel mogelijk informatie over hoe het feitelijk gegaan is, zodat je de rechter
zoveel mogelijk stukken van overtuiging bezorgd. Het meest voorkomend bewijs is de
getuigenverklaring en de schriftelijke stukken (bijv. een akte).
Artikel 152 lid 2 Rv: De rechter moet vervolgens de gestelde feiten en het aangedragen
bewijs beoordelen.
De rechter is lijdelijk. Hij mag geen feiten aanvullen die niet gesteld zijn. Als de eiser dus te
weinig feiten aan zijn vordering ten grondslag legt, dan zal de rechter die vordering moeten
afwijzen.
Artikel 149 Rv: Tenzij uit de wet anders voortvloeit, mag de rechter slechts die feiten of
rechten aan zijn beslissing ten grondslag leggen, die in het geding aan hem ter kennis zijn
gekomen of zijn gesteld en die overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling zijn
komen vast te staan. Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de
wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen,
behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou
leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat
Dus als de rechter een beslissing moet geven, dan moet hij kijken wat er vaststaat tussen de
partijen. Hij somt op wat de relevante stellingen zijn van de eiser. Hij kijkt daarna wat de
gedaagde daartegenover stelt. (Denk aan het beslissingsmodel van de masterclass)
Bijvoorbeeld:
Eiser stelt dat er een overeenkomst is tussen eiser en gedaagde Gedaagde zegt hier niets over.
= de gedaagde betwist niet dat er een overeenkomst bestaat. Dit is dus een vaststaand
(relevant) feit.
Het kan ook zijn dat de gedaagde het bestaan van de overeenkomst wel gemotiveerd
betwist. Op dat moment staat nog niet vast dat er een overeenkomst is. Op dit punt moet de
1
, rechter, alvorens te beslissen, nader bewijs verkrijgen. Hij moet zich dan buigen over de
vraag wie hij de bewijslast zal geven. Het maakt veel uit wie uiteindelijk deze bewijslast krijgt!
In beginsel: degene die zich erop beroept krijgt de bewijslast.
3 Arresten hierover:
Arrest Bewijslastomkering (bewijslastomkering bij schending zorgplicht notaris),
Uitzondering op artikel 150 Rv, eisen van r&b
Arrest Zandvliet/Vlielander (bewijslastverdeling bij toereikende volmacht)
Uitzondering op artikel 150 Rv, eisen van r&b
Arrest Kroymans/Verploegen (bewijslastverdeling bij ontbindende voorwaarde),
Artikel 150 Rv op de juiste manier toegepast. Wederpartij beroept zich op de ontbindende voorwaarde
als grondslag voor zijn bevrijdende verweer, en heeft daarom de stelplicht en bewijslast ten aanzien
hiervan.
Artikel 149 lid 2 Rv: De feiten van algemene bekendheid mag de rechter aan zijn beslissing
ten grondslag leggen, ongeacht of zij zijn gesteld. Deze feiten behoeven geen bewijs.
Artikel 149 lid 1, tweede volzin: de processuele waarheid:
De partijen kunnen in de processtukken een voorstelling van zaken geven, die volstrekt
afwijken van de werkelijkheid. Als de wederpartij bepaalde feiten namelijk niet betwist, dan
moet de rechter dit als vaststaand aanmerken. De rechter moet er dan dus vanuit gaan dat
dit zo is gebeurd.
In veel processtukken staat als een standaard zin opgenomen dat de gedaagde alle gestelde
feiten betwist of ontkent, tenzij hij hier in het processtuk verder op terugkomt. Dit is echter
niet een voldoende betwisting, deze moet je later wel verder toelichten. Maar dit kan in ieder
geval helpen te voorkomen dat alle feiten die de eiser stelt als vaststaand worden
aangenomen!
In het ideale proces hebben beide partijen voldoende informatie naar voren gebracht, zijn er
bepaalde feiten hiermee komen vast te staan, en heeft de rechter duidelijkheid over het
feitencomplex van het geschil. Beide partijen hebben voldoende bewijs vergaard om hun
feiten ook te onderbouwen: dit kunnen zij geven door middel van een bewijsaanbod op te
nemen in de dagvaarding of de conclusie van antwoord. Tegenwoordig kan ook een aanbod
worden gedaan op tegenbewijs.
Arrest Bewijsaanbod in hoger beroep: Een bewijsaanbod in hoger beroep dient voldoende
specifiek en ter zake dienend te zijn. Van een partij mag worden verwacht dat hij inmiddels
met concrete bewijzen weet te komen en dat hij het echte bewijs al in eerste aanleg heeft
geleverd. Vandaar de eis voldoende specifiek en ter zake dienend!
Zijn er schriftelijke verklaringen als productie overlegd, van een getuige die nog gehoord
moet worden, dan moet de rechter in hoger beroep terughoudend zijn met het betrekken van
die verklaringen bij de beoordeling of het bewijsaanbod van deze getuigen voldoende
specifiek en dienend zijn, en moet hij waken voor een al te voortvarende inhoudelijke
waardering van de overgelegde verklaringen. De getuigen kunnen namelijk tijdens het
verhoor ook andere of nieuwe verklaringen doen die wél dienend zijn voor de zaak of meer
geloofwaardig overkomen ter zitting (dan dat zij deden in de schriftelijke verklaring).
De rechter mag dus niet zomaar aan de hand van de schriftelijke verklaringen van de getuige
opmaken dat zijn getuigenverklaring ter zitting niet dienend zal zijn!
In dit verband ook Arrest Eiser/Waterland: een rechter mag tijdens een getuigenverhoor de getuige niet houden
aan eerder afgelegde verklaringen. (Je weet niet in welke omstandigheden die eerder afgelegde verklaringen zijn
gedaan, bij kantoor wederpartij of?)
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller NikkiOetomo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.