Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke v (V3F326)
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
sandydonck
Reviews received
Content preview
Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022
Sociale stratificatie
1 Wat is sociale stratificatie?
• Niet iedereen heeft in dezelfde mate toegang tot kansen op welvaart en welzijn
o Gelaagde samenleving = kansen zijn niet voor iedereen gelijk
• ‘Stratificatie’
o Geologie: gelaagdheid van de aardkorst
o Samenleving: samenleving wordt gekenmerkt door opbouw uit lagen
§ Gemeenschappelijke kenmerken met anderen in dezelfde ‘laag’ & onderscheiden zich
van mensen op andere ‘lagen’
§ Hiërarchie: ‘hogere’ lagen hebben andere (betere) kansen dan ‘lagere’ lagen
à Sociale ongelijkheid (rel. stabiel karakter, = sterk verankerd in samenleving)
• Sociale ongelijkheid = hiërarchische opbouw van de samenleving (maatschappelijke ladder)
o Samenhang met macht (= men is in staat om het gedrag van een ander te beïnvloeden in functie
van het eigen belang, en zelfs tegen het belang van die andere in)
§ Hogere positie = meer macht
§ Macht kan ook middel zijn om plaats in hiërarchie te behouden/op te klimmen
o Ladder omvat 2 zaken:
§ Sociaal-economische positie (SEP) = plaats op de maatschappelijke ladder, gegeven dat
personen die hoger op de ladder staan een betere toegang hebben tot belangrijke
middelen/mogelijkheden in de samenleving
• Belangrijke middelen = alle aspecten die deel uitmaken van levenskwaliteit,
zowel welvaart als welzijn (voedsel en huisvesting, toegang tot gezondheid, vrije tijd, sociale contacten,
relaties & gezin, (na)scholing en vorming), rechten & besluitvorming, …)
o Onderlinge beïnvloeding (bv. gebrekkige huisvesting geeft niet enkel gezondheidsrisico’s, ook
niet bevorderlijk voor sociale contacten)
• Ongelijke ‘levenskansen’ = niet iedereen heeft evenveel kansen op dezelfde
levenskwaliteit (eigen aan het idee van sociale ongelijkheid)
• Personen kunnen individuele keuzes maken m.b.t. deze belangrijke middelen, MAAR niet iedereen heeft dezelfde kansen
om bepaalde keuzes te maken (bv. niet iedereen heeft de mogelijkheid om 3 gezonde maaltijden per dag te eten; niet
beschikken over voldoende financiële middelen en/of know-how om woning te kopen waar men ‘gezond’ kan wonen)
§ Sociaal-economische status (SES) = gegeven dat personen die hoger op de ladder staan
een hogere maatschappelijke waardering krijgen
• Status = men kijkt op naar wie hoger staat en kijkt neer op wie lager staat
SES en SEP worden vaak door elkaar gebruikt, vaak ‘SES’ in ruime zin van het woord
• Multidimensioneel concept (deelcomponenten):
o Financiële middelen: economische dimensie
o Tewerkstelling- en beroepsstatus: sociale dimensie
o Opleidingsniveau: culturele aspect
à sterk onderling verbonden!
Bv. hooggeschoolden à hogere functie à hoger inkomen
• Statusinconsistentie = hoog scoren op één van de deelcomponenten, maar laag
op een ander component
o bv. Poolse arts die in België werkt als poetsvrouw: hoog opleidingsniveau, maar lage beroepsstatus en laag
inkomen
o bv. Topvoetballer die diploma niet behaalt omdat voetbalcarrière primeerde over studies: hoog inkomen,
maar geen hoog opleidingsniveau
1
,Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022
• Helemaal onderaan ladder: armoede
o Armoede = een gebrek aan financiële middelen om een kwaliteitsvol leven te kunnen leiden
§ Gebrek aan financiële middelen:
• Vaak (niet altijd!) gepaard met lage scholingsgraad, werkloosheid of lage beroepsstatus (hoe meer dimensies lage score,
hoe kwetsbaarder)
• Zorgt voor beperktere kansen o.v.v. verschillende dimensies van levenskwaliteit
o Armoede (klassieke definitie) = een netwerk van sociale uitsluiting dat zich uitstrekt over
meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de
algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze zich niet op eigen
kracht overbruggen (Vranken).
§ Meerdere deelaspecten van levenskwaliteit (‘meerdere gebieden van het … bestaan’ + ‘algemeen aanvaarde
leefpatronen van de samenleving’)
§ Onderlinge verbondenheid (‘netwerk’) + feit dat armoede het individuele overstijgt
§ Kloof wie wel en wie niet arm à breuklijn met verschil tussen ‘sociale ongelijkheid’ en ‘sociale uitsluiting’
• Onderscheid tussen begrippen:
o Sociale differentiatie = verschillende actoren kunnen verschillende gespecialiseerde taken
opnemen en verschillen rollen uitvoeren, zonder gepaard te gaan met sterk uitgesproken
waardeverschillen en verschillen in toegang tot middelen
§ bv. jagers-verzamelaarssamenleving: taakverdeling tussen leden, zonder (sterk) voordeel inzake toegang tot voedsel of zonder sterke
statusverschillen (wél beperkte statusverschillen, gebaseerd op kenmerken zoals geslacht, leeftijd, spierkracht of andere fysieke of
persoonlijkheidskenmerken)
o Sociale ongelijkheid = ongelijke toegang tot belangrijke middelen in een samenleving naargelang
de positie die men inneemt op de maatschappelijke ladder én de statusverschillen die
samenhangen met deze positie
o Sociale stratificatie = geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid à ongelijkheid heeft min of meer
stabiel karakter, wordt beseft door leden van samenleving en er zijn impliciete/expliciete regels
voor verdeling aanwezig
§ Verankering door allerlei reproductiemiddelen = factoren die ertoe bijdragen dat de
sociale ongelijkheid blijft bestaan, ook over de generaties heen
o (Verticale) sociale mobiliteit = de mogelijkheid tot verandering inzake sociale positie
= permeabiliteit van een samenleving
§ Opwaartse mobiliteit: stijging qua SES
§ Neerwaartse mobiliteit: daling qua SES
§ Intergenerationele mobiliteit: over de generaties heen
§ Intragenerationele mobiliteit: binnen de generatie
Bv. zorgkundige die na voltooien studies in volwassenenonderwijs haar diploma verpleegkundige behaalt en later zelfs opklimt tot
hoofdverpleegkundige à intragenerationele opwaartse mobiliteit
Bv. zoon van manager van KMO die door slecht beheer het familiekapitaal verkwist en na faillissement van bloeiende familiezaak in de
werkloosheid terecht komt à intergenerationele neerwaartse mobiliteit
§ Mogelijkheden tot verticale mobiliteit in verschillende mate aanwezig in elke
samenleving à continuüm
Gesloten samenleving Open/permeabele samenleving
Geen mobiliteit mogelijk Mobiliteit is een evidentie
Bv. samenleving waar een krantenjongen de kans heeft om CEO van een multinational te worden (‘American Dream’) à open/permeabele samenleving
o Positionele mobiliteit = niet enkel actoren kunnen zich opwaarts en neerwaarts bewegen, posities
als dusdanig kunnen zich ook bewegen op de maatschappelijke ladder
§ bv. beroep van leerkracht is gedaald qua status
o (Horizontale) sociale mobiliteit = men blijft op dezelfde ‘hoogte’ qua positie, maar men verandert
qua functie
§ Bv. verpleegkundige die in een andere, gelijkaardige afdeling tewerkgesteld wordt in een nieuwe vestiging van een ziekenhuis na een
fusie
2
,Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022
2 Drie basiscomponenten
2.1 Financiële middelen
• Toegang tot financiële middelen betreft:
o Verwerven van inkomen (bv. via tewerkstelling, inkomensvervangende (bv. werkloosheidsuitkering) en inkomensaanvullende (bv.
kinderbijslag) stelsels van sociale zekerheid en bijstand (bv. leefloon))
o Beschikking van (ruimer) vermogen (bv. familiekapitaal na erfenis)
• Deelcomponent van SES die meest in ’t oog springt
o Sociale ongelijkheid vaak bekeken als onderscheid arm/rijk (nadruk op monetair aspect)
• Vaak doorslaggevende component
o Armoede is méér dan gebrek aan financiële middelen, MAAR toegang tot voldoende financiële
middelen is belangrijke basis om armoede te overstijgen
• Centraal aspect bij empirisch onderzoek naar armoede en sociale ongelijkheid
o Armoede:
§ Armoederisicodrempel = bedrag dat berekend wordt als 60% van mediane inkomen
• Minder financiële middelen dan dit bedrag? à ‘armoederisico’
• Dergelijke indicatoren: vaak gehanteerd in (internationale) vergelijkingen
§ Referentiebudgetten = eerst bepalen aan welke behoeften minimaal voldaan moeten
worden om een (basis)kwaliteitsvol (menswaardig) leven te kunnen leiden (= adequate
deelname aan maatschappelijk leven)
à omgekeerde denkwijze dan armoederisicodrempel
• Bv. bepalen wat minimale noden zijn inzake kleding, huisvesting, vrijetijdsbesteding, … en daarna berekenen welk
noodzakelijk budget hiertegenover staat
•
à vertrek vanuit behoeftevervulling van menswaardig leven, daarna berekenen
welke financiële middelen daar minimaal tegenover staan
o Sociale ongelijkheid:
§ Hoeveelheid sociale ongelijkheid in samenleving: bepaald door maat die inkomensongelijkheid weergeeft
§ Gini-coëfficient = hoeveel % bevolking toegang heeft tot hoeveel % financiële middelen
§ Inkomenskwintielverdeling = hoeveel keer groter de financiële middelen van 20%
rijksten in verhouding tot 20% armsten in samenleving
• Historisch ontstaan van economische component als onderdeel van sociale stratificatie:
o Blumberg (2000): geen sociale stratificatie bij jagers-verzamelaars (wel sociale differentiatie)
§ Jagen-verzamelen: voldoende voedsel voor rondtrekkende groepen, zonder grote
overschotten geen stratificatie
§ Nomadisch bestaan: nauwelijks privébezit, alles wat je bezit moet je meedragen
§ Collectief aspect van jagen-verzamelen: wat verkregen werd, werd gedeeld
o Overgang naar sedentaire landbouwsamenleving à ontstaan stratificatie
§ Gebruik van veeteelt en landbouwtechnieken: grotere overvloed (= surplus)
§ Sedentaire levenswijze: start afschermen toegang tot bron surplus (grondbezit)
• Toe-eigenen van grond à betere levenskansen
• Gecreëerde overvloed: gestockeerd en afgeschermd
§ Nieuwe productiewijze (landbouw & veeteelt) was minder collectief gebeuren: norm om
alles te delen verzwakte
• DUS: verdeling van overvloed & toegang tot productiemiddelen
§ Familiaal systeem belangrijker: collectief aspect vervangen door productie & verdeling
binnen families
• Toegang tot productie (grondbezit) & resultaten (oogst) binnen familie
• Ontstaan van regelingen, zodat middelen binnen familie bleven (bv.
huwelijkssystemen en erfrecht)
è sociale ongelijkheid krijgt stabiel karakter à ‘sociale stratificatie’
3
, Demografische ontwikkelingen en maatschappelijke veranderingen 2021-2022
o Overgang landbouwsamenleving à (post)industriële samenleving
§ Grondbezit (en (inter)nationaal landbezit) met toegang tot productiemiddelen en
verdeling van consumptie: centraal aspect van stratificatie
§ Financiële middelen: belangrijker (zeker op individueel vlak)
§ Marx: analyse van kapitalistische industriële samenleving met historische evolutie van
gebruik van geld
• Geld: oorspronkelijk indirect ruilmiddel (i.p.v. direct ruilen tussen 2 goederen)
o Geld ontvangen, om later/andere plaats/van iemand anders een ander product verkrijgen
• Later: geldbezit (kapitaal) doel op zich (streven van kapitalisten naar steeds grotere winst, met
uitbuiting van arbeiders tot gevolg)
• Besluit: sociale stratificatie verbonden met aard samenleving
2.2 Beroepsstatus en tewerkstelling
• Beroepsstatus en tewerkstelling: vnl. sociale dimensie
o Beroepen à uitvoeren van functies, rollen en samenhangende taken
o Alle samenlevingen kennen taakverdeling (niet persé sociale ongelijkheid, bv. jagers-verzamelaars)
• Sociale ongelijkheid o.b.v. beroep: hiërarchie van beroepen op maatschappelijke ladder (hoge vs. lage functie)
o Bv. administratief bediende lager dan topchirurg, magazijnier lager dan advocaat, …
o Samenhang hiërarchie met andere 2 dimensies SES (opleiding & inkomen)
§ Hogere beroepen, vaak langere opleiding, hoger inkomen
• Beroepsclassificatieschema’s = tabellen waarbij beroepsklassen hiërarchisch gerangschikt staan en kort
omschreven worden.
o Onderzoekers baseren zich op bv. mate van leiderschap en autonomie, complexiteit van taken, nodige scholing
o Typisch onderscheid tussen arbeiders vs. bedienden (handenarbeid vs. hoofdarbeid)
o Bekend schema: EGP-schema (Erikson, Goldthorpe en Portocarero = oorspronkelijke auteurs)
§ 1: hogere leidinggevende en professionele beroepen (incl. grotere ondernemers)
§ 2: middelbare leidinggevende en professionele beroepen
§ 3a: hogere routine hoofdarbeid
§ 3b: lagere routine hoofdarbeid
§ 4a: kleine zelfstandigen met personeel
§ 4b: kleine zelfstandigen zonder personeel
§ 4c: zelfstandige boeren
§ 5: leidinggevende handarbeid
§ 6: geschoolde handarbeid
§ 7a: halfgeschoolde en ongeschoolde handarbeid
§ 7b: landarbeiders
o Nog veel andere beroepsclassificatieschema’s of onderverdelingen ontwikkeld
o Discussiepunt: omvattendheid van schema
§ Onderzoek naar ‘allesomvattende’ indicator SES? à combinatie van opleiding, verdienste en beroepsstatus
§ Onderzoek naar afzonderlijke invloed deelcomponent SES? à zoeken naar een ‘zuiverder’ maat van beroepsstatus (waarin opleiding en
verdienste minder expliciet deel van uitmaken)
§ Onderzoek naar statusaspect SES? à gebruik maken van beroepsprestigeschaal (inschatting van status van beroep centraal)
• Bv. publieke opiniestudie waarbij correspondenten beroepen rangschikken, zo classificatie opbouwen
o Moeilijkheid: concrete toewijzing van specifieke beroepen aan bepaalde groepen
§ Want: classificatieschema’s zijn snel achterhaald
• Snel veranderende samenleving à grote wijzigingen in arbeidsmarkt en
beroepsprofielen
• Bv. beroep ‘(steno)typiste’ verdwenen, vroeger geen sprake van ‘IT-consultant’, …
• Bv. leraren: gedaald in maatschappelijk aanzien (positionele mobiliteit)
o Beroepscategorie: belangrijk criterium in sociale gelaagdheid samenleving en diens analyse
§ Middeleeuwse standensamenleving: 3 standen
1. Geestelijken
2. Adel
3. Boeren en burgers
§ Marx’ analyse van industriële samenleving: 2 klassen
• Burgerij
• Arbeiders
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sandydonck. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.71. You're not tied to anything after your purchase.