Samenvatting diagnostics in clinical neuropsychology
1 view 0 purchase
Course
Clinical Neuropsychology (6463PS004Y)
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Samenvatting van H13 t/m H25 voor het vak diagnostics in clinical neuropsychology voor de master clinical neuropsychology. Samenvatting is in het Nederlands met af en toe Engelse begrippen. Samenvatting bevat plaatjes uit het boek voor verduidelijking.
Samenvatting diagnostics in clinical neuropsychology
H13 vasculaire cognitieve stoornissen
Schade aan kleine bloedvaten small vessel disease
Herseninfarcten of hersenbloedingen beroerte of cerebrovasculair accident (CVA)
Bij beroerte plotseling uitval van arm, been, lichaamsdeel of spraak.
Veel mensen overlijden, mensen die overleven wel vaak cogntieve gevolgen: vascular
cognitive impairment (VCI).
Om ernst van VCI, en type in kaart te brengen.
Onderscheid tussen licht en ernstig. Bij ernstig 4
verschillende subtypen.
Post stroke: dementie na beroerte.
Prevalentie van beroerte stijgt door
vergrijzing, meestal 65 jaar of ouder bij
beroerte.
Young stroke: tussen 18 en 50 jaar. Maar
15%.
Bij hersenbloeding is leeftijd lager dan
herseninfarct.
Bij een beroerte krijgt een deel van de hersenen geen zuurstof doordat er iets misgaat in de
doorbloeding van de hersenen. 80%=herseninfarct, 20%=hersenbloeding.
Herseninfarct: een stolsel sluit bloedvat af, of slibt een bloedvat dicht door bijv. verkalking
van slagader. Meest voorkomende acute symptomen zijn plotselinge uitval in gezicht of
lichaam en verward taalgebruik/veranderde spraak. Meestal in een kant van het lichaam.
Mindervoorkomende signalen zijn visusproblemen, balansproblemen, verminderde
coördinatie, ernstige hoofdpijn en flauwvallen. Essentieel is snel reageren.
In ziekenhuis wordt er beeldvorming gemaakt om intracerebrale bloedingen of andere
oorzaken uit te sluiten. Meestal met behulp van CT-scan, betrouwbaar en snel. Daarna met
ct-angiografie (contrast) locatie van afsluiting vaststellen. Patiënten komen meestal in
aanraking met intraveneuze trombolyse, hierbij worden medicijnen toegediend om stolsel op
te lossen. Deel van de patiënten krijgt endovasculaire behandeling, stolsel wordt mechanisch
verwijderd door via de lies bloedvat in het hoofd op te zoeken.
Bij een transient ischemic attack (TIA) is er tijdelijke vermindering van de doorbloeding van
een klein deel van de hersenen, maar uitvalsverschijnselen verdwijnen binnen 24 uur. Na een
TIA is risico op herseninfarct verhoogd. Wel vaak cognitieve klachten.
25% van beroerte is lacunair infarct, kleine perforerende bloedvaten in die structuren van de
hersenen waarna een holte (lacune) ontstaat. Het is klein en vaak geen uitvalsverschijnselen
of duidelijke symptomen. Op specifieke locaties (thalamus, pons) kan het en de acute fase
leiden tot onder andere motorische uitvalsverschijnselen. Deze verdwijnen weer in weken
tot maanden na infarct. Vaak wel cognitieve klachten en schade aan kleine bloedvaten wat
een risico is voor dementie.
,Hersenbloeding: scheur in bloedvat in de hersenen. Vroege fase na een hersenbloeding is er
sprake van verlaagd bewustzijn, verwardheid, desoriëntatie. Bewustzijnsdaling wordt vaak
veroorzaakt door verhoogde intracraniële druk.
Meestal in hersenweefsel, verlagen van druk is van belang, dan afwachten tot het bloeden
stopt.
Bij subarachnoïdale bloeding (SAB) niet hersenweefsel maar in ruimte tussen de
hersenvliezen rondom de hersenen waarin het spinnenwebvlies (arachnoïdea) zich bevindt.
Dit is ernstig en de helft overlijdt voor dat ze überhaupt in het ziekenhuis zijn. Vaak
veroorzaakt door gescheurd intracranieel aneurysma; aneurysmatische SAB.
Bij 15% geen oorzaak; angiografie-negatieve SAB.
Meeste kenmerken van SAB plots optredende hoofdpijn, misselijkheid, stijve nek,
overgevoelig voor licht en bewustzijnsverlies.
Bij aneurysma 2 behandelmogelijkheden:
1. Aneurysma afsluiten doormidden val endovasculaire behandeling (coilen en/of
stentplaatsing) waarbij spiraaltjes via de lies in het bloedvat worden geplaatst.
2. Neurochirurgische interventie, clippen, waarbij aneurysma wordt afgesloten met een
metalen clip.
Risicofactor voor het krijgen van hersenbloeding is hypertensie waardoor veranderingen in
de wand van de bloedvaten kunnen ontstaan.
Bloedingen buiten het weefsel vaak door cerebrale amyloid angiopathie (CAA), hierbij is er
sprake van samenklontering van het eiwit amyloïd B in de hersenen, waardoor kleine en
middelgrote bloedvaten beschadigd raken.
Vasculaire risicofactoren zijn onder andere type 2-diabetes mellitus, hypertensie,
obesitas en verhoog cholesterol. Deze risicofactoren verhogen het risico op cognitieve
achteruitgang en dementie. Het cognitief functioneren ligt bij mensen met diabetes of
hypertensie 10-15% lager. Ook voor verhoogd cholesterol en obesitas verminderd geheugen,
informatieverwerkingssnelheid, en EF. Bij alle risico op dementie.
Samenhang tussen Vasculaire risicofactoren en verminderde cognitie waarschijnlijk door
kleinste bloedvaten; cerebral small vessel disease (cSVD). Dit is zichtbaar door schade aan de
wittestofbanen. De mate en locatie bepalen hoeverre de stoornis in cognitie is.
Een infarct in een bepaald hersengebied kan zorgen voor verstoring in een ander
gebied doordat de verbindingen verstoord worden (diaschisis). Dus vaak algemene
cognitieve verstoring ipv specifiek gebied. Bij herseninfarct moeite met tijdsdruk, wanneer
iets zo snel mogelijk moet worden uitgevoerd hebben patiënten problemen. Bijv. met
inprenten en verwerken van grote hoeveelheden informatie. Ook aandacht minder lang
vasthouden, ook geheugenstoornis. In acute fase meestal; anterograde amnesie; aanleren
van nieuwe informatie is verstoord. Ook verminderde executieve functies; moeite met
plannen, geen overzicht over de dag, flexibel schakelen tussen taken is lastig.
In acute fase ook vaak afasie. Kan ook in chronische fase.
Een bijzonder soort herseninfarct is een thalamusinfarct, hierbij zijn symptomen die niet
meteen aan infarct doen denken. Bijv. sprake van ongebruikelijke combinaties van
neurologische uitvalverschijnselen, van confabulaties of van een acute geheugenstoornis.
Dit omdat de thalamus gezien kan worden als een schakelstation.
De hersenen hebben 3 grote slagaders die hen van bloed voorzien:
1. Stroomgebied van de arteria cerebri media (ACM):
,Dit is de middelste hersenslagader. Het is ook de grootste en voorziet de frontale, temporale
en pariëtale delen van de hersenen van bloed. Ook dieper gelegen delen zoals de thalamus.
Vaak geheugenstoornissen bij infarcten in dit gebied. In acute fase vaak verstoring in
aanleren van nieuwe informatie (anterograde amnesie). Informatie blijft wel redelijk goed
behouden over tijd. Als het in het taaldominante gebied is dan taalstoornissen. Hangt af van
de grote hoe erg. Kan zowel broca-afasie als wernicke-afasie. Naast afasie ook verstoring in
de apraxie. Meestal ideomotorische apraxie; Opdracht wordt wel goed begrepen maar niet
omgezet naar handeling.
Hij een herseninfarct in het ACM-stroomgebied in de rechterhemisfeer komt neglect voor.
Vooral bij acuut en het verminderd bij chronisch maar extinctie kan blijven bestaan. Hierbij
niet instaat stimuli waar te nemen aan contralaterale kant van de lesie wanneer 2 stimuli
worden aangeboden. Ook onderscheid tussen links en rechts moeilijk. Ook wat betreft eigen
lichaamsrepresentatie. Zo komt vingeragnosie voor; onvermogen eigen vingers te herkennen,
benoemen of aan te wijzen.
2. Stroomgebied van de arteria cerebri posterior (PCA)
Achterste hersenslagader, voorziet met name occipitale en temporale kwab van bloed. Veel
voorkomend gevolg is homonieme hemianopsie, linker- of rechterhelft van gezichtsveld valt
uit, bij kwadrantanopsie is dit een kwart aan de contralaterale zijde.
Ook visuele agnosie (niet herkennen van mensen of voorwerpen) of kleuragnosie. Ook vaak
prosopagnosie. Ook wel syndroom van anton; corticala blindheid (niet bewust van
blindheid). Problemen met lezen en schrijven (alexie, agrafie) komen ook vaak voor.
3. Stroomgebied van de arteria cerebri aterior (ACA)
Voorste hersenslagader voorziet dorsale en mediale delen van de frontale en pariëtale
kwabben. Na infarct allereerst stoornissen in taalfuncties. Lichte woordvindproblemen en
taalstoornis waarbij verbinding tussen wernicke en broca is aangedaan; taal niet verwerken
of verbaal communiceren maar wel nazeggen (transcorticale afasie). Bij infarct in beide
hemisferen in dit stroomgebied onvermogen tot verbale communicatie.
Doordat ook frontaal is betrokken vaak verminderd executief funtioneren. Maar ook
verandering in emotie zoals apathie en verminderde zelfkritiek. Hangt samen met sociale
cognitiestoornissen zoals het herkennen van gezichtsuitdrukkingen. Stoornissen in de sociale
cognitie vaker in de rechterhemisfeer.
Meestal cognitieve stoornissen corticaal maar kan ook subcorticaal. Schade in cerebellum
kan leiden tot cerebellaire cognitieve affectieve syndroom. Gekenmerkt door cognitieve
stoornissen en emotionele veranderingen. Infarcten in de basale ganglia kunnen leiden tot
stoornissen in geheugen, aandacht, EF en visueel-ruimtelijke functies. Tot slot zijn de
hersenstam en de thalamus betrokken bij basale aandacht functies.
Cognitieve stoornissen bij hersenbloedingen hangen vooral samen met omvang en ernst, niet
zozeer de locatie. Het effect kan groot zijn bij bijv. een SAB want die mensen zijn vaak jong
(55) en zitten in een fase met veel verantwoordelijkheden. Niet meer terug op premorbide.
Vasculaire dementie is een van de meest voorkomende vormen van dementie. Risicofactoren
zijn hartritmestoornissen, hoge bloeddruk en diabetes. Cognitieve stoornissen moeten
maanden na de beroerte aanwezig blijven. 1. In minstens één domein, 2. Ernstige verstoring
van handelingen in het dagelijks leven, die niet verklaard worden door motorische of
sensorische problemen. Hieronder vallen subtypes zoals post-stroke dementie (PSD), hierbij
moet sprake zijn van temporele relatie tussen beroerte en cognitieve achteruitgang.
Aangeraden wordt 6 maanden te wachten met diagnose omdat cognitie nog kan verbeteren.
, Vasculaire dementie wordt vooral gekenmerkt door traagheid in denken, spreken en
handelen. Ook moeite met concentreren en dingen tegelijk doen. Over algemeen erger dan
bij alzheimer. Ook stoornissen in andere domeinen zoals taal, praxis en geheugen. Bij
geheugen vooral inprentingsstoornis terwijl bij alzheimer voor verstoorde retentie
(vasthouden).
Vaak snel vermoeid en geprikkeld eerste jaren na beroerte. Meer mentaal dan fysiek.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mirtevanlierop. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.