Kernbegrippen van het goederenrecht:
Art. 3:1 BW: Goederen zijn zaken en vermogensrechten (pand, hypotheek, opstal, eigendom).
Art. 3:2 BW: Zaken zijn voor menselijk beheersende vatbare stoffen.
Art. 3:3 BW: Zaken worden onderverdeeld in roerend en onroerend. Waarom is dit verschil
relevant? Onroerende zaken zijn registergoederen. Ook verschilt de levering.
Art. 3:3 lid 1 BW: definitie onroerend, lid 2 BW: alles was niet onroerend is, is roerend. Je kijkt
dus is het onroerend, zo niet? Dan altijd lid 2. De vraag of iets onroerend is, is vaak ook nog
een ding hoe bepaal je als iets onroerend is of niet als je twijfelt? Viooltjes die je in een
pot hebt gedaan, zijn roerend, want niet duurzaam, maar wel met de grond verenigd. Zet je
ze in de tuin, dan wel. Voorbeeld roos in kas: kan je niet weten want wij weten niet hoe dat
gevestigd is in de grond of niet.
Op registergoederen kan een hypotheek worden gevestigd en op niet-registergoederen een
pandrecht. Op sommige roerende zaken kan je ook een hypotheek vestigen, namelijk te boek
gestelde schepen en luchtvaartuigen. Ook of het moet worden ingeschreven in de openbare
registers.
Gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd? Portacabin, Woonark,
Rijdende havenkranen zijn hiervoor relevant.
Of je een pandrecht of een hypotheek wil vestigen hangt ervan af of het een registergoed is of niet -
registergoed.
Is eigendom een vermogensrecht of niet? In het systeem van het BW wordt vaak zaak genoemd, maar
wordt dan eigendom bedoeld. Bartels denkt van wel, maar in de literatuur kom je beide standpunten
tegen.
Art. 5:24 BW: mocht er niemand anders gevonden worden als eigenaar, is het onroerende goed van
de staat. In het kader van roerende goed gaat het om toe-eigening en is het dus wel relevant dat er
een eigenaar komt.
Erfdienstbaarheid en Erfpacht kan bijvoorbeeld alleen met onroerende zaken, dit is nogmaals
relevant voor het onderscheid tussen roerend en onroerend.
Als de vraag aan de orde is of een zaak roerend of onroerend is moet je weten of het duurzaam met
de grond verenigd is. Uit het arrest Woonark blijkt dat je eerst de vraag moet beantwoorden of er
sprake is van een vereniging met de grond.
1. Is er een vereniging HR Woonark? Als er geen sprake is van vereniging, hoef je ook niet nog
naar Portacabin, want dit gaat over de vereniging. De verkeersopvatting is beslissend.
2. Is er duurzame vereniging HR Portacabin? Roerend naar fiscus, Onroerend naar Rabobank.
HR formuleert het beoordelingskader van duurzaamheid: of het object bestemd is om
duurzaam ter plaatse te blijven (bestemmingscriterium), dit hangt af van de bedoeling van de
bouwer. MAAR het goederenrecht is derden recht en daarom zegt de HR de bedoeling van de
bouwer kan alleen maar relevant zijn zover die naar buiten toe kenbaar is, dus kenbare
bedoeling.
1
,Roerend of onroerend? HR Rijdende Havenkranen. Zijn de kranen verenigd met de grond? Ja, omdat
er een duidelijke verbinding was.
Nauw verband tussen 3:3 en 5:20 BW: in principe loopt het gelijk op. Dit artikel 5:20 BW bevat het
verticale natrekkingsartikel. Drie verschillen:
- Aanhef van Art. 5:20 BW: Voor zo ver de wet niet bepaald staat wel in 5:20 BW, maar niet in
3:3 lid 1 BW. Dus er zijn plaatsen waar de verticale natrekking wel wordt doorbroken, dus dat
het huis niet toebehoort, maar het huis blijft wel duurzaam verenigd.
- Art. 5:20 lid 2 BW
Jurisprudentie week 1:
HR 15 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0412, NJ 1993, 316, m.nt. W.M.
Kleijn, AA 1992/284, m.nt. J. Hijma, JOR 2023/118, m.nt. K. Everaars (Dépex/curatoren
Bergel c.s.), zie ook de kennisclip .
HR 31 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2478, NJ 1998, 97, AA 1998/101, m.nt. S.C.J.J.
Kortmann (Portacabin).
HR 15 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9136, BNB 2010/80 (Woonark).
HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO3644, BNB 2011/83 (Havenkranen).
HR 13 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1785, NJ 2021, 86, m.nt. F.M.J.
Verstijlen, JOR 2021/53, m.nt. V. Tweehuysen (UTB/Glencore).
HR 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:524, NJ 2021, 214, m.nt. F.M.J. Verstijlen, JOR 2021/193,
m.nt. K. Everaars (Bowi).
Week 1 hoorcollege 2: object en subject
Bestanddeelvorming art. 3:4 BW
Zaakseenheid art. 5:3 BW -> geen eigenaar van een bestanddeel, eigenaar van alle bestanddelen van
een zaak. Ook geen beperkte rechten op bestanddelen. Zijn juridisch gezien geen zaken, worden
onderdeel van een andere omvattende zaak.
Daarom is het van belang om te weten of het onderdeel bestanddeel is van een zaak.
De twee leden van art. 3:4 BW geven allebei criteria, nevengeschikt.
Makkelijkste is om te beginnen met lid 2
2. Bestanddeel als je het niet zonder beschadiging van enige betekenis los kunt maken van een der
zaken.
Zaco II arrest -> als je grote kosten moet maken om een zaak los te maken is het dan beschadiging van
enige betekenis? Nee gaat echt om fysieke beschadiging van de zaak. Het geval dat het alleen maar
met beschadiging kan worden weggehaald wordt gelijkgesteld met het geval van weghalen zonder
beschadiging maar met onevenredig hoge kosten en inspanningen.
1. Verkeersopvatting, naar verkeersopvatting bestanddeel of losse zaak
Depex curatore arrest -> geeft twee gezichtspunten waar je rekening mee moet houden bij het kijken
of iets bestanddeel is geworden van iets anders.
- Als het ene object in constructief opzicht is afgestemd op het ander (speciaal voor elkaar
geconstrueerd), is dat een aanwijzing op zaakseenheid
- Als het object zonder het toegevoegde onderdeel onvoltooid is, is het een aanwijzing op
zaakseenheid. Niet belangrijk is de relevantie van een onderdeel in het productieproces.
(geldt ook als het volgens de regels niet voltooid is, zoals lamp bij een fiets)
Was voor partij van belang dat het apparaat nog geen bestanddeel was geworden van het gebouw,
omdat hij het anders niet kon revindiceren.
2
,Goudankers arrest -> als iets noodzakelijk is gedurende de bouw, maar daarna niet meer dus tijdelijke
hulpfunctie is er geen sprake van zaakseenheid.
Kijken naar opvattingen in de beroepsgroep, in technische constructies kun je onvoltooidheid past
controleren als het door deskundigen wordt gedaan.
Verhouding art. 3:4 en 5:20 BW
In depex arrest werd aangenomen dat apparaat geen bestanddeel was van fabrieksgebouw en dat
verkoper dus apparaat kon revindiceren. Dat wordt wenselijk geacht want natrekking leidt tot verlies
van eigendom zonder enige grondslag.
Art. 5:20 BW -> Indirecte vereniging. Vereniging met gebouwen of werken, met de grond verbonden
via een ander gebouw of werk.
Bestemmingscriterium van portacabin is ook van toepassing op indirecte vereniging op grond van
5:20 lid 1 sub e. In verschillende arresten geoordeeld dat tweewegen leer van toepassing is -> kan op
grond van 3:4 worden nagetrokken maar ook op grond van 5:20.
Beperkte rechten
Art. 3:8 BW
Beperkten rechten gaan altijd mee over bij een nieuwe eigenaar.
Goed wordt overgedragen bezwaard met de beperkte rechten.
Goederenrecht -> prioriteitsrecht
Eerste in tijd is het sterkste in recht, dus op een goed rusten verschillende beperkte rechten gaat het
eerder gevestigde recht gaat voor het later gevestigde recht.
Art. 226 -> hypotheekrechten kunnen van rang wisselen
Pandrechten kunnen niet van rang wisselen (Bowie arrest)
Week 2 hoorcollege 3: creëren, produceren, repareren, toevoegen en afscheiden
Natrekking bij roerende zaken onderling staat centraal deze week Art. 5:14, 5:15 en 5:16 BW.
Art. 5:14 BW gaat over de situatie dat twee oorspronkelijk roerende losse zaken, samen een zaak zijn
gaan vormen en aan de hand van Art. 5:14 moet je de vraag beantwoorden, van wie is dan die ene
zaak? Je kan geen eigenaar zijn van een bestanddeel en ook geen pandrecht op hebben. Is het naar
verkeersopvatting een zaak Art. 3:4 BW van wie is die zaak Art. 5:14 BW?
Art. 5:14 lid 1 BW: het eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere
roerende zaak die als hoofdzaak is aan te merken, gaat over aan de eigenaar van deze hoofdzaak. Dus
diegene die eigenaar is van de hoofdzaak wordt eigenaar van alles. Er staat niet hoe je moet bepalen
wat de hoofdzaak en wat het bestanddeel is. Hiervoor kijken we naar lid 3. Lid 3 zegt: je kijkt naar de
verkeersopvatting en de waarde verhouding. Dit is dus weer de verkeersopvatting. Wat de
verkeersopvatting meebrengt zijn de omstandigheden per geval.
Voorbeeld: super dure diamant en die laat ik in een ringetje zetten. Ringetje is van iemand anders dan
de diamant. Is er een zaak Art. 3:4 lid 1 BW? Ja, naar verkeersopvatting zeggen we een zaak. Dan is de
vraag van wie is die dan? Is die ring van drager of diamant eigenaar.
3
, HR Sleeboot/Egberta. Er was een sleeboot en die lag in het water. In die sleeboot werd een hele
goede, dure motor geplaatst. Die werd onder eigendomsvoorbehoud geleverd door de leverancier. A
is boot. B is leverancier. Er is sprake van een zaak Art. 3:4 BW. Wat is de hoofdzaak? Wie trekt wat na?
De verkeersopvatting geldt en prevaleert.
Art. 5:14 BW is niet van toepassing als er sprake is van natrekking met onroerende zaken.
Wat nou als je niet op basis van de verkeersopvatting en de waardeverhouding niet kan oordelen wat
de hoofdzaak is? Want ze hebben elkaar nodig om die nieuwe zaak te vormen. Dan heb je geen
antwoord op de vraag wat de hoofdzaak en bestanddeel is. De oplossing hiervoor staat in Art. 5:14 lid
2 BW. Op het moment dat je natrekking hebt zonder hoofdzaak, krijg je mede-eigendom.
Art. 5:15 BW: worden roerende zaken die aan verschillende eigenaars toebehoren door vermenging
tot één zaak verenigd, dan is het vorige artikel van overeenkomstige toepassing. Onderstrepen: één
zaak. Art. 5:15 BW is alleen van toepassing als door vermenging een zaak is ontstaan. En is volgens de
tekst van Art. 5:15 BW alleen van toepassing als de oorspronkelijke zaken die zijn vermengd van
verschillende eigenaars waren. Er is ook sprake van toepasselijkheid van Art. 5:15 BW als er sprake is
van dezelfde eigenaren. Niet alleen vloeistoffen, maar ook gassen, zand, rijstkorrels vermengen.
Verschil tussen eigenlijke vermenging van Art. 5:15 BW en oneigenlijke vermenging: oneigenlijke
vermenging is geen wettelijke term, is een term die we gebruiken voor de situatie dat roerende zaken
door elkaar raken op zodanige wijze dat je niet meer kunt aanwijzen welke oorspronkelijke zaak van
wie was, zonder dat je kan zeggen dat ze samen een zaak zijn gaan vormen.
Art. 3:81 lid 2 BW: dat woord vermenging heeft niets te maken met het woord vermenging in Art.
5:15 BW. Wat is het dan? Art. 3:81 lid 2 vermenging gaat over de situatie dat het moeder recht en het
beperkte recht in een hand komen. Dus stel: er is een erfdienstbaarheid gevestigd. Er is een recht van
overpad over het dienende erf ten gunste van het heersende erf. Gevolg ervan is dat B over het land
van A mag lopen. Stel nu dat A het heersend erf verkrijgt, dan verkrijgt die tegelijkertijd ook de
erfdienstbaarheid want die is gekoppeld aan het heersende erf. Het moederrecht en het beperkte
recht in een hand zijn van dezelfde persoon dus het heeft geen zin om een beperkt recht op hetzelfde
goed te hebben. De erfdienstbaarheid gaat dan te niet.
HR Zalco: een vloeibare zaak aluminium pandgever en de zekerheidsgerechtigde is de pandhouder.
De pandgever heeft bij voorbaat al zijn toekomstige roerende zaken ook verpand aan de pandhouder.
Dan moet je realiseren dat je nu alvast een pand kan vestigen terwijl het spul wat je gaat verpanden
nog niet van jou is. Dus je verricht alvast een vestigingshandeling. Dat pandrecht komt pas tot stand
als je wel gerechtigde wordt. Art. 23 Fw en Art. 35 lid 2 Fw. Uit die twee artikelen volgt dat het
pandrecht bij voorbaat gevestigd niet tot stand komt als de beschikkingsbevoegdheid van de
pandgever intreedt na datum faillissement, dit zegt Art. 23 Fw. Art. 35 lid 2 Fw bevestigt dit. In Zalco
rustte er een pandrecht op vloeibaar aluminium. Vervolgens gaat de pandgever failliet en daarna
wordt er nog aluminium toegevoegd aan dat vloeibare aluminium. De hoeveelheid wordt dus groter
na faillissement. Er treedt tijdens faillissement vermenging op. De vraag is: wat gebeurd er nu met
dat pandrecht? Er kan geen pandrecht rusten op aluminium dat na het faillissement is toegevoegd. Je
gaat kijken of dat pandrecht misschien teniet is gegaan als gevolg van die vermenging (5:15) omdat
het pandrecht rustte op aluminium dat nu niet meer bestaat door gevolg van vermenging kader
van Zalco.
De lessen uit HR Zalco
Er was niet sprake van twee verschillende eigenaren. Vervolgens word je van 5:15 naar 5:14 gestuurd
en moet je dus gaan kijken naar wat de hoofdzaak is. Tweede les: als er sprake is van vermenging van
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evablickmann. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.77. You're not tied to anything after your purchase.