Jan heeft een bedrijf in het maken van kleding alsmede de in- en verkoop van kleding. Omdat
hij zijn bedrijf wil uitbreiden heeft Jan in maart 2014 een geldlening van de ING Bank
aangetrokken. Tot zekerheid van terugbetaling van het geleende geldbedrag heeft de ING
Bank via een in maart 2014 geregistreerde onderhandse pandakte pandrechten bedongen op
alle huidige en toekomstige roerende zaken in eigendom van Jan, alsmede op alle huidige en
toekomstige vorderingen die Jan heeft of zal verkrijgen op zijn schuldenaren tijdens de
uitoefening van zijn bedrijf. De ING Bank maakt géén gebruik van de verzamelpandakte-
constructie.
Jan sluit vervolgens in mei 2015 met Eva een koopovereenkomst met betrekking tot de koop
van stof van haar. Zij spreken af dat de stof onder eigendomsvoorbehoud door Eva aan Jan in
januari 2016 wordt geleverd. Jan vervaardigt in maart 2016 een kostuum uit de stof die Eva
onder eigendomsvoorbehoud aan hem heeft geleverd. Dit kostuum verkoopt en levert Jan op
28 maart 2016 aan Hans. Hans bevindt zich op dat moment echter in het buitenland, en
afgesproken is dat Hans het kostuum bij Jan komt ophalen in juni 2016.
In april 2016 lopen de zaken van Jan niet zo goed, en hij heeft problemen om zijn schulden te
betalen. Hij voldoet niet meer aan z77777ijn betalingsverplichtingen onder de overeenkomst
van geldlening ten aanzien van de ING Bank, en ook leverancier Eva, die hem in januari 2016
de stof heeft geleverd zodat Jan kleding kon vervaardigen, wordt niet betaald. Na herhaalde
betalingsherinneringen is Eva het zat, en zij besluit om in mei 2016 het faillissement van Jan
aan te vragen. Eind mei 2016 wordt Jan failliet verklaard, en benoemt de rechtbank een
curator.
Alhoewel Jan failliet is, besluit de curator om de lopende werkzaamheden van het bedrijf van
Jan af te ronden. Jan heeft één werknemer in dienst die zijn loon over de maand februari 2016
nog niet heeft ontvangen. Deze werknemer is bereid om door te werken tijdens het
faillissement, maar wil graag zijn achterstallige loon uitbetaald krijgen. Daarnaast verkoopt en
levert de curator tijdens het faillissement kleding aan de C&A. Deze overdracht geschiedt op
basis van een samenwerkingsovereenkomst die Jan en de C&A reeds in september 2013 met
elkaar hadden gesloten. De C&A moet 5.000 euro betalen voor de verkochte en geleverde
kleding.
Vraag 1 (12 punten)
Aan wie dient de curator in juni 2016 het kostuum af te geven: aan Eva, aan de ING Bank of
aan Hans?
Standaardantwoord
1
, Er is in casu sprake van zaaksvorming in maart 2016 ex art. 5:16 BW, dus er ontstaat een
nieuwe zaak voordat het faillissement van Jan wordt uitgesproken eind mei 2016. Omdat er
sprake is van een nieuwe zaak, vervalt het eigendomsvoorbehoud ten aanzien van de door
Eva onder eigendomsvoorbehoud aan Jan geleverde stof. Jan vormt immers voor zichzelf en
wordt daarmee de eigenaar van het kostuum.
Op basis van het pandrecht (bij voorbaat) gevestigd in maart 2014 heeft de ING Bank een
rechtsgeldig pandrecht verkregen op het door Jan ten behoeve van zichzelf vóór zijn
faillissement gevormde kostuum.
Hans krijgt het kostuum van Jan c.p. geleverd, alhoewel daar vanwege zaaksgevolg het
pandrecht van de ING Bank op blijft rusten. Vanwege het bepaalde in art. 3:90 lid 2 BW kan
Hans zijn nieuwere eigendomsrecht echter niet inroepen tegen het oudere pandrecht van de
ING Bank. Ten overvloede: de bescherming van art. 3:86 lid 2 biedt Hans in dit geval geen
soelaas.
Vraag 2 (9 punten)
De ING bank meldt zich bij de C&A en stelt zich op het standpunt dat zij een pandrecht heeft
op de in de casus vermelde vordering van 5.000 euro van Jan op de C&A. Klopt dit?
Standaardantwoord
Er is ten gunste van de ING Bank in maart 2014 een pandrecht gevestigd op alle bestaande
en toekomstige vorderingen van Jan op zijn schuldenaren. In beginsel valt een vordering uit
de samenwerkingsovereenkomst gesloten met de C&A in september 2013 hier ook onder (een
bestaande rechtsverhouding op het moment van verpanding), omdat dit een relatief
toekomstige vordering betreft, hetgeen op grond van art. 3:239 lid 1 BW mogelijk is.
Echter, in dit geval ontstaat de vordering van 5.000 euro op de C&A pas nadat het
faillissement van Jan is uitgesproken, dat wil zeggen dat Jan op dat moment
beschikkingsonbevoegd is op grond van art. 23 Fw. Derhalve ontstaat er geen rechtsgeldig
pandrecht; de verpanding van de vordering bij voorbaat is mislukt. Dit volgt tevens uit art. 35
lid 2 Fw.
Een andere debiteur van Jan betaalt in juni 2016 een vordering van 10.000 euro aan de
curator/faillissementsboedel. Deze vordering bestond al sinds januari 2014.
Vraag 3 (14 punten)
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller notarieelstudentvu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.84. You're not tied to anything after your purchase.