INHOUDSTAFEL
● introductie
● histologie
● cellulaire structuren en functie
● cardiale functie
● hartdebiet en determinanten
● hartfalen
● casus hartfalen
● klinisch onderzoek: harttonen en hartgeruis
● vasculaire functie
○ arterie
○ casus man 72 jaar
○ veneuze druk
○ endotheel
● neurohumorale controle
● syncope
● cardiovasculaire aanpassingen bij inspanningen
● orgaanperfusie
● microcirculatie
● coronaire circulatie
● speciale circulatie
● cerebrale circulatie
● hypotensie
● veranderingen tijdens zwangerschap
● casus kleplijden
● pathologie van de lymfecirculatie
● veneuze pathologie
● vaatziekten
● onderzoeksmethoden bloedvaten
,INTRODUCTIE: HET CARDIOVASCULAIR SYSTEEM
Op het examen zullen enkel meerkeuze gevraagd worden.
ALGEMEEN
Cellen maken eiwitten en hebben hiervoor grondstoffen en energie nodig. Deze grondstoffen
moeten van buiten naar binnen kunnen en de afvalstoffen en warmte moeten terug van
binnen naar buiten kunnen gaan.
Bij unicellulair organismen gaat dit via het membraan (diffusie, actief transport) en is er geen
speciaal systeem nodig dat dit doet. Bij meercellige organismen gaat dit anders. Bij
meercellige organismen heb je weefsels die bestaat uit honderden
cellen. Deze cellen gaan ver liggen van de buitenwereld en zal het dus
moeilijk zijn om deze uitwisseling te doen via het membraan. Om
gorndstoffen en energie tot het weefsel te kunnen krijgen moet er dus
een ander systeem bestaan, dit is het cardiovasculair systeem. Dit
systeem is een buis systeem dat in contact staat met de buitenwereld
die daar voor de uitwisseling zorgt en dit gaat circuleren naar de
verschillende weefsels.
In dit buissysteem zit bloed dat rond gepompt wordt door
en pomp. Deze pomp is het hart. Dit hart is een systeem
met twee kamers die gaan contraheren. Bij grote
organismen zal dit systeem in twee pomp systemen zijn
onderverdeeld:
● kleine circulatie = pulmonale ciculatie ⇒
doorheen longen ⇒ rechterhart
● grote circulatie = systeem circulatie ⇒ geeft
grondstoffen af en afvalstoffen opnemen passeert
via de omgeving om warmte af te geven (huid) en voor bouwstoffen (darmen) ⇒
linkerhart (meer gespierd)
Het hart zal dus het bloed rondpompen. Het hart is
niet 1 pomp, maar bestaat uit twee pompen: linker
en rechterhart, maar de pompen zijn dus wel
geconcentreerd in 1 orgaan.
De vaten zullen het bloed naar en van de organen
leiden. Er bestaan allemaal verschillende vaten die
niet allemaal dezelfde bouw hebben en dus ook niet allemaal dezelfde functie. Tijdens de
systemische circulatie zal er uitwisseling zijn thv de capillairen. Ook de lymfevaten zullen
een belangrijke rol spelen. Zij zorgen namelijk voor het pompen en transport van lymfevocht.
Het is eigenlijk een soort van overloopsysteem, waarbij de lymfevaten het vocht dat uit de
capillairen komt gaan opvangen en dus zwelling voorkomt. Er kan vocht uit de capillairen
lopen tussen de cellen, maar dit wordt grotendeels terug opgenomen door de capillairen,
maar niet alles. Als er veel vocht blijft zitten, kan dit zorgen voor zwelling. Op de lymfevaten
zit een spierpomp. Het vocht in de lymfevaten gaat verder gestuwd worden door de
,omliggende spieren die contraheren (lymfevaten liggen altijd ingebed in spieren) + kleppen
in lymfevaten. Als er belangrijke lymfevaten onderbroken zijn zullen er wel verschillende
zwellingen kunnen ontstaan.
STRUCTUUR
De schikking van de organen/vaatbedden is ook heel specifiek.
Het pulmonale en systeem-circulatie staan in serie. Dit betekent
dat ze eerst in de ene gaat en daarna over in de andere. Maw R
en L hart pompen steeds hetzelfde debiet en moeten de pompen
op elkaar afgestemd worden.
Binnen een systeem is dit niet zo. Het grote systeem bevloeid
verschillende weefsel die in parelele organisatie staan. Dit wil
zeggen dat elk orgaan onafhankelijk van elkaar wordt bevloeid (=
auto-regulatie). Elk orgaan gaat zelf beslissen hoe het wordt
bevloeid, afhankelijk van de noden van het weefsel. Soms heeft
het ene orgaan een hogere doorbloeding nodig dan een ander
orgaan: bv. na eten darmen meer doorbloeding hebben dan benen
ofzo). Deze parallele organisatie voorkomt dat verandering in
doorbloeding van één orgaan de doorbloeding van de andere organen beïnvloedt.
Een uitzondering is de lever. Deze staat in serie met gastro-intestinalisatiesysteem. De
afvalproducten van gastro intestinaal zullen dus eerst via de lever gaan voordat het in de
circulatie komt.
BLOEDSTROOM
Het hart heeft vier ruimtes die van elkaar gescheiden zijn
door kleppen, atrioventriculaire kleppen.
● atrium = collecteren het bloed van grote en kleine
circulatie en geven dit door aan de ventrikels
● ventrikels = pompen ⇒ door samentrekking gaat de
circulatie gebeuren (zowel kleine als grote) ⇒ op de
uitgang van de ventrikels zitten een groot bloedvat (a.
pulmonalis en aorta) ⇒ hier ook kleppen, semilunaire
kleppen
● druk in de kamer te groot → kleppen open naar
ventrikel → ventrikeldruk groot → atrioventriculaire
kleppen dicht en semilunaire kleppen open → bloed kan door in de circulatie
De vulling van de ene kamer gaat een effect hebben via het septum op de vulling van de
andere kamer. Dit noemt men het interventriculaire intercedente
DRUK/ WEERSTAND/ DEBIET
Als er druk ontstaat in de kamer, zal het ook een druk in de vaten creëren (= bloeddruk). Dit
zorgt voor de circulatie door de weefsels:
● druk in de longcirculatie = pulmonale drukken → een verandering hierin kan ook
pathologie ontstaan
● druk in systeemcirculatie = …
, De druk in de vaten zorgt voor het doorstromen van bloed in de haarvaten. De stukken
bloedvaten voor de capillairen zijn speciaal die de druk gaan beïnvloeden = precapillaire
sfincters. Soms gaan ze heel veel druk creëren en gaat er veel door of ze gaan weinig druk
creëren waardoor er minder door de capillairen gaan. Dit gaat afhangen van de noden van
het weefsel op dat moment. De bloeddruk wordt dus niet alleen gecontroleerd door het hart
maar ook door de vaten. Bij choc kan het lichaam niet genoeg druk creëren, waardoor
weefsel niet genoeg doorbloed wordt.
De flow van het bloed wordt op een speciale manier bepaald:
● F (flow) = P(druk) / R(weerstand)
De totale flow zal dus afhankelijk van de druk en de totale weerstand
over heel de circulatie. De totale weerstand op de circulatie wordt
bepaald door de verschillende weerstanden van alle weefsels in de
circulatie.
● R vaatbedden in parallel : 1/R = (1/R1 + 1/R2 + 1/R3 .....1/Rx)
● R vaatbedden in serie (bv de nier) : R3= R3a + R3b
Als een orgaan in de problemen krijgt en dus een grote weerstand
krijgt, zal dit geen invloed hebben op heel het lichaam want ze staan
parallel en niet in serie
DISTRIBUTIE VAN BLOEDVOLUME
het bloed in het systeem is niet gelijk verdeeld. De
verschillende takken in het vasculair systeem hebben
andere wanden, waardoor ze verschillende
karakteristieken hebben en dus een belangrijk gedrag
gaan hebben in het vasculair systeem.
→ De arteriële kant: dikke stevige wanden ⇒ weinig
bloed (10%)
→ veneuze kant: veel minder dikke wand, veel
elastischer, staan veel meer open ⇒ bloed wordt
gecollecteerd en wordt terug naar het hart gestuurd
⇒ veel bloed (70%)
→ ook in hart
→ paar procent in capillairen
Het grootste deel zit in het veneuze compartiment, een groot reservoir. Dit gaat een rol
spelen in het controleren van het bloedsysteem. Het gaat zorgen dat het hart op een
specifieke manier gevuld wordt door een vullingsdruk. Ook kan het veneuze systeem stoten
opvangen: als er bloedverlies is kan die dit compenseren en zorgen dat het hart toch genoeg
bloed heeft want er is een groot reservoir
FUNCTIE
Het vasculair systeem heeft dus verschillende functies:
● Verdeelt de bloedstroom doorheen het lichaam
● Regelt de arteriële bloeddruk
○ via vasodilatatie en vasoconstrictie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller herooooooooooo. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $30.22. You're not tied to anything after your purchase.