100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychopathologie van Kinderen en Adolescenten $7.46   Add to cart

Summary

Samenvatting Psychopathologie van Kinderen en Adolescenten

 74 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Volledige samenvatting van het vak Psychopathologie van Kinderen en Adolescenten, gedoceerd door Prof. Dr. Imke Baetens. Alle lessen zijn hierin verwerkt met notities (in cursief).

Preview 10 out of 226  pages

  • No
  • Hoofdstukken die zelfstudie waren
  • February 6, 2020
  • 226
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting psychopathologie kinderen & adolescenten
Notities in cursief.

Leerdoelen
- De student kan het gedrag van kinderen en adolescenten kaderen in een
ontwikkelingspsychopathologisch perspectief
- De student heeft kennis van en zicht in de symptomen, de etiologie, de diagnose, de preventie
en de behandelingsmethoden met betrekking tot de verschillende psychopathologieën bij
kinderen en adolescenten
- De student kan verworven inzichten en kennis toepassen op casusmateriaal

Examen
- Reproductie vragen – handboek/slides – pure reproductie, heel letterlijke vraag, letterlijk wat in
het boek of de slides staat – 6/20
- Inzicht vragen – koppeling tussen hoofdstukken – bepaalde theorieën koppelen, linken tussen
bepaalde hoofdstukken? – 6/20
- Casusvragen – klinisch beeld herkennen: primaire, secundaire hypothesen, en eventuele
differentiaal diagnose – Zulke vragen zullen we gedurende het semester behandelen - 8/20
- Belangrijk dat je de prof de JUISTE informatie geeft, specifieke antwoorden, kernwoorden
markeren! Casuslessen goed voorbereiden en voorbeeldexamen bekijken om goed voorbereid te
zijn.

Leerstof:
- Handboek kinder en jeugdpsychiatrie
- Slides van de lessen op canvas
• + handouts bij hoofdstukken inleiding, zelfverwonding, middelen, suïcide
• + verplichte teksten op canvas (bv trauma)
- Zelfstudie: Hoofdstuk leerstoornissen (p 27 – 38) – niet te kennen: hoofdstuk Spraak- en
taalstoornissen – leerstoornissen kunnen co-morbide zijn of een differentiaalstoornis

Bijkomende info (belangrijk wanneer je volgend jaar stage gaat doen, dat je deze websites kent)
- Actuele info mogelijke methoden hulpverlening: www.nji.nl
- Actuele info kenmerken en prevalentie stoornissen: www.trimbos.nl en
https://www.kenniscentrum-kip.nl/




1

, 1. Inleiding (gebaseerd op hoofdstukken 1, 2 en 15 in het HB)

1.1. Afbakening

Psychopathologie van kinderen & adolescenten = theoretische en empirische kennis van psychische
stoornissen bij kinderen en adolescenten en processen die tot stoornissen leiden (psychiatrie is eigenlijk
de klinische praktijk hiervan)
- Ontwikkelingspsychopathologie:
• Studie van de ontwikkeling van psychische stoornissen/problemen (die het dagelijks
functioneren ernstig beperken)
• Geheel aan opvattingen, methoden en vraagstellingen om een beter begrip te krijgen van
afwijkend gedrag in het licht van ontwikkelingstaken, stadia en processen die de menselijke
groei kenmerken en de klinische implicaties van de verworven inzichten voor diagnostiek
en behandeling
- Ontwikkelingspsychologie: bestudering van de normale ontwikkeling (belangrijke basis!!)

Psychopathologie van kinderen & adolescenten
- Wat normaal is voor een bepaalde levensfase, kan afwijkend zijn wanneer het optreedt in
andere levensfasen – typische kinder- en jeugdaandoeningen zoals autisme, ADHD en andere
ontwikkelingsstoornissen
- Stoornissen die specifiek zijn voor de levensfasen tot en met de adolescentie – Verschijnselen
die normaal zijn in een bepaalde ontwikkelingsfase van een kind maar die afwijkend worden als
die fase voorbij is. Op jonge leeftijd is het normaal om denkbeeldige speelkameraadjes te
hebben of milde dwangverschijnselen. Ook irreële angsten zijn op jonge leeftijd niet altijd
afwijkend. (bv zelfverwonding ontstaat in de adolescentie maar waar mensen ook kunnen
uitgroeien erna)
- Stoornissen die ook op volwassen leeftijd kunnen voorkomen met eventueel een specifieke
uitingsvorm in kinder- en jeugdjaren – stoornissen die voorkomen op de volwassen leeftijd en
soms een vroeg begin hebben zoals een depressie, een angststoornis of een psychose. De
klachten kunnen bij kinderen (zeer) verschillend van die van volwassenen. Zo klagen kinderen
eerder over buikpijn of hoofdpijn bij emotionele problemen, is de stemming vaker prikkelbaar
dan depressief en kan angst zich uiten in woedeuitbarstingen en huilbuien.
- Een psychische problematiek kan ook deel uitmaken van een normale ontwikkeling
(koppigheidsfase van een peuter)


1.1.1. Andere verschillen tegenover psychopathologie volwassenen

- K&A zoeken meestal niet zelf hulp voor hun problemen – vaak ouders of school die de hulpvraag
stellen
- K&A zijn afhankelijk van hun gezin en hun functioneren houdt vaak direct verband met de
gezinssituatie – wederzijdse grote beïnvloeding
- Ontwikkeling speelt een cruciale rol
- Bij diagnostisch onderzoek bij K&A meestal andere informanten dan bij volwassenen
- Interventietechnieken en organisaties van zorg voor K&A zijn anders dan bij volwassenen


2

,Gastcollege van minister Van Deurzen geeft overizcht van nieuwe ontwikkelingen in Jeugdzorg in
Vlaanderen.


1.1.2. Ontwikkelingspsychologie vs pathologie

Wanneer spreken we van psychische stoornis?

- -‘Abnormaal’ verschijnsel: afwijkend van een sociale norm – moeilijker vast te stellen bij
kinderen dan bij volwassenen
• Lastig om bij kinderen vast te stellen omdat ze nog in ontwikkeling zijn.

- Veroorzaakt ongemak, lijden of bezorgdheid bij de betrokkene en/of bij de omgeving – ook
moeilijker om vast te stellen bij kinderen!
• Omgeving: bijvoorbeeld de ouders.
• Een jong kind kan ongemak en verdriet nog niet goed aangeven.

- Gedrag past binnen een psychopathologisch begrippenkader
• Kind dat zich ‘raar’ gedraagt nadat hij hard is gevallen …
• of ‘gesnoept’ heeft van de medicijnen van de ouders …
• à naar eerstehulppost, niet naar psycholoog of psychiater.



DSM-V/psychopathologie = sociale consensus – wijzigen elke editie, experten komen samen om na te
denken over de definitie van bepaalde stoornissen, psychopathologieën, … wij gebruiken de DSM als
psycholoog om te bepalen wat normaal en abnormaal is.


1.1.3. Classificerende diagnostiek

- Probleemanalyse: wat is er aan de hand? Probleem vs stoornis – het is enkel een stoornis als het
voldoet aan het aantal vooropgestelde symptomen
- Clustering van symptomen – samenvatten in fenomenen/syndromen
- Diagnose is geen vaststaand feit en gebaseerd op kwaliteitsvolle diagnostiek – diagnose
depressie kan bv 3 weken na diagnostiek weg zijn, of net niet

Belang?

- Communicatie – gemeenschappelijke taal – dit kind heeft symptomen van ADHD à dankzij DSM
weten psychologen, studenten, … wat men hiermee bedoelt
- ‘Etiket’ – verklaring van wat er aan de hand is met K/A – vaak kan het een opluchting zijn omdat
dit verklaart wat er aan de hand is
- Indicatiestelling en verwijzing
- Ruwe handvaten voor interventie – de diagnose gaat ons ook wat sturen bij de behandeling!
- Algemeen zicht op prognose – weten waar we ons in de toekomst op moeten richten
- Zicht op prevalentie – vooral voor onderzoekers en overheid



3

,Kritiek op categorisch denken

- Sociaal-culturele bepaaldheid van psychiatrische stoornissen (onze visie op stoornissen kan echt
volledig verschillen van andere culturen)
- Co-morbiditeit, symptoomshifting (moeilijkheid binnen de praktijk: het is heel vaak dat mensen
niet volledig is het perfecte plaatje passen) – symptoomshifting: kunnen van de ene
psychopathologie switchen naar de andere (switchen tussen diagnoses)
- Vage omschrijvingen, wat is grens pathologie/normaliteit (bv lijkt niet op te letten à hoe weet
je dit)
- Label-maatschappij (“cfr. ADHD’ers”)
- Onderliggende transdiagnostische mechanismen – eigenlijk doen de labels er niet toe, we
moeten weten waar de deficits zijn op de achterliggende mechanismen


1.2. Diagnostiek (geen leerstof)

Zowel classificerende als dimensionele diagnostiek bij kinderen & adolescenten

Probleemgedrag van K/A wordt onderzocht in termen van cognitieve, sociale, emotionele, motorische
functies, lichamelijke afwijkingen en biologische kenmerken. (Wij moeten in staat zijn om later op een
kwaliteitsvolle manier een ‘label’ op te stellen)

Elke classificerende diagnose stelling MOET gebaseerd zijn op (cfr richtlijnen kenniscentrum KJP):
- Breedband screeninginstrumenten
- Interview, observatiegegevens (en ev. ongestructureerde methoden)
- Semi-gestructureerd interview (bv K-sads, of meer specifiek ADIS/ADOS/DIVA) – K-sads is een
vragenlijst die zo wat alle psychologische problemen overloopt bij kinderen en adolescenten. Is
heel saai maar heel nodig!!!
- Smalle band instrumenten (je mag nooit een diagnose doen op basis van een smalle band
instrument, een diagnose moet je altijd doen op basis van ook bovenstaande gegevens.
= gestandaardiseerde onderzoeken/vragenlijsten waarbij de score bij een bepaalde kind
wordt vergeleken met een normgroep: de gemiddelde score van kinderen van eenzelfde
leeftijd, eenzelfde sekse en uit eenzelfde cultuur. = maat van ernst van psychiatrische
stoornis


1.2.1. Informanten

Kind zelf: kan valide informatie geven over eigen problemen en persoonlijkheid. Bij een kind jonger dan
7 kan je geen vragenlijsten gaan afnemen (kan nog niet lezen, kan nog niet schrijven). Bij zulke kinderen
zal je dan sneller spelobservaties, schoolobservaties en dergelijke doen.




4

,Ouders: kijken vaak anders aan tegen de problemen.
- Dat is niet per se verkeerd. Maar wel bewust van zijn dat ouders een andere bril op hebben.
- Bij sommige problemen is de informatie van het kind meer valide dan die van de ouder: zoals
gebruik van middelen en internet. Ouders weten vaak niet over middelengebruik bv.
- Hebben vaak ook andere percepties. Heel moeilijk om internaliserende problematieken te
herkennen en ze zullen dit vaak beschrijven als een externaliserend probleem, terwijl dit niet zo
is.

Leerkrachten: natuurlijk meer gericht op schoolse vaardigheden.
- School is vaak de eerste ‘vindplek’ bij stoornissen als dyslexie of ADHD. Minder vaardig in het
herkennen van internaliserende problemen.
- Kunnen wel zelf eens gaan kijken op school aan de hand van een observatie of praten met de
zorgleerkracht.

Artsen: ‘kijken’ vaak ‘anders’ …
- … omdat ze zich ook op lichamelijke klachten richten.
- Dat kan een ander beeld opleveren. En dat is nuttig.

Sterke Kanten en Moeilijkheden: Vragenlijst voor Ouders (SDQ-Dut) – heel goede vragenlijst!




SDQ – Sterke Kanten en Moeilijkheden vragenlijst / 4 – 18: Gedragsschalen – Ouders




5

,Achenbach is op veel vlakken veel beter, maar dat komt veel duurder uit! Dus de SDQ is zeker een goed
alternatief.


1.2.2. Tweedeling in probleemgedrag

Bij het vaststellen van probleemgedrag wordt vaak onderscheid gemaakt tussen twee categorieën:
- Internaliserend
• Letterlijk: naar binnen gericht. Vooral de persoon zelf heeft er last van. Voorbeelden: angst
en depressie.
• Meer bij meisjes.
- Externaliserend
• Letterlijk: naar buiten gericht. Vooral de omgeving heeft er last van. Voorbeelden:
gedragsstoornis, ADHD.
• Meer bij jongens.

Let op: combinatie komt vaak voor.
En: niet alle stoornissen passen in een van deze categorieën. Bv ASS past bij geen van de twee.

Kennis over de leeftijd waarop een stoornis kan ontstaan, is van belang bij het vaststellen. Bv ADHD en
autisme moeten ontstaan zijn in de kinderleeftijd, anders kan je geen diagnose stellen. Terwijl in de
adolescentie andere typische problematieken hebben.

Kinderleeftijd Adolescentie
ADHD Sociale fobie
Autisme Paniekstoornis
Hechtingsstoornis Middelenmisbruik
Scheidingsangst Anorexia Nervosa
Specifieke fobie Boulimia Nervosa
ODD Psychoses
Gedragsstoornis


1.2.3. Differentiaaldiagnose en comorbiditeit (examenvraag! Komt bij de casusvraag ‘wat
is de differentiaaldiagnose?’ DEZE IS ER ALTIJD! Co-morbide stoornis is niet altijd
aanwezig)

Als je vaststelt of een kind een psychische stoornis heeft, spelen tegelijkertijd nog 2 vragen

1) Hoe zeker ben ik van mijn zaak? Welke andere stoornissen lijken erop …
• … en kan ik die op grond van argumenten uitsluiten?
• Dit noem je de differentiaaldiagnose.
• De vraag: is er nog iets anders wat deze klachten mogelijks zouden kunnen verklaren? De
differentiaaldiagnose moet daarom niet persé psychopathologisch zijn. Het kan bv ook een
opvoedingsprobleem, zelfbeeldprobleem, … zijn.




6

, 2) Welke andere problemen of stoornissen gaan vaak samen …
• … met de stoornis die ik heb vastgesteld?
• Dit noem je comorbiditeit.
• Twee stoornissen op hetzelfde moment kunnen worden vastgesteld. Twee of meerder
stoornissen op hetzelfde moment (spreken dan over een primaire diagnose: de stoornis die
er het eerst was of het meeste lijden met zich meebracht)


1.3. Theoretisch kaders

1.3.1. Bi-directioneel model (dyade)

Dyade tussen ouder en kind: bi-directioneel model geïnspireerd op Belsky (1984) en Bell (1968).
Distal family characteristics (e.g., SES)




Adolescent characteristics
Parenting behaviors




Eenzijdig redeneren in oorzaak en gevolg wordt afgewezen.

Het gaat om wederzijdse interactie:
• Ouders beïnvloeden het kind, het kind beïnvloedt de ouders.
• Kind kan problemen ontwikkelen door verkeerd gedrag van ouders …
• … maar andersom kunnen ouders in problemen komen door problematiek bij kind
• Het kind gaat met de ouders in interactie en ze beïnvloeden elkaar. Bij een psychopathologie
van het kind, kan dit een probleem geven in het functioneren als gezin. Maar ook door slecht
reageren van de ouders, kan dit de klachten van het kind doen verergeren. Ook kunnen de
ouders bepaalde invloeden uitoefenen waardoor een psychopathologie ontstaat bij het kind.


1.3.2. Bio-ecologisch systeemmodel

Ontwikkeld door Uri Bronfenbrenner. Verwant met het biopsychosociaal model. Wederzijdse invloed
van meerdere grote systemen.




7

, Bronfenbrenner (van oorsprong een Rus) vergeleek zelf zijn
model met de Russische Matroesjka-poppetjes.




Zes systeemlagen van het bio-ecologisch model – van binnen naar buiten …

1. Biosysteem

De intrapersoonlijke factoren – genen, lichaam, aangeboren kenmerken (temperament, …)

Bijvoorbeeld: intelligentie, temperament, aanleg om dik te worden

2. Microsysteem

Er zijn altijd meerdere microsystemen.

De relaties van het kind met mensen uit zijn directe omgeving.
- Face-to-face-relaties.
- Noemt Bronfenbrenner ‘de motor van de ontwikkeling’: hier vindt de beïnvloeding plaats.
- Bijvoorbeeld: het kind met zijn pappa; het kind met opa, met siblings

3. Mesosysteem

- Relaties tussen verschillende microsystemen.
- Bijvoorbeeld: Jan wordt jarig. Zijn broertje en zusje overleggen hoe ze hem gaan verrassen.
- Bijvoorbeeld: vader straft Jan omdat hij ongehoorzaam is en spreekt met moeder af dat zij hem
niet mag troosten.
- Bijvoorbeeld: partnerrelatie
- Opvoeders beïnvloeden het kind direct via ‘eigen microsysteem’ en indirect via andere
microsystemen.


8

, 4. Exosysteem

- Maatschappelijke systemen die via de microsystemen het kind (indirect) beïnvloeden.
- Het kind zelf is geen onderdeel van dit systeem.
- Bijvoorbeeld: de leraren beslissen om strenger op te treden bij ruzies en pesten tijdens de
pauze. Juf Dilara spreekt Jan vervolgens bestraffend toe als hij een ander kind duwt.
- Bijvoorbeeld: papa verliest zijn job. Kan een exosysteem zijn dat indirect een invloed heeft op het
kind.

5. Macrosysteem

- Waarden, normen, wetten en regels.
- Een systeemlaag zonder mensen.
- Bijvoorbeeld: wel of geen dienstplicht; verplichte maatschappelijke stage tijdens de middelbare
school; leeftijdsgrens bij verkoop van alcohol; Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet:
• "Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.
Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of
op welke grond dan ook, is niet toegestaan."

6. Chronosysteem

- Slaat zowel op het kind zelf: hij wordt ouder ...
- … als op de veranderingen in een maatschappij tijdens een bepaalde tijdsperiode.
- Bijvoorbeeld: #metoo in deze periode


1.3.3. Transactioneel model

Vanuit een ecologisch transactioneel model (gebaseerd op Sameroff, 1989) worden eigenschappen van
het kind op elk moment in de tijd gezien als een product van complexe interacties tussen het fenotype
(datgene wat zichtbaar is), de omgeving en het genotype (erfelijke eigenschappen). Hoe gaat die kind-
omgevinginteractie verlopen. Genen kan je niet veranderen, maar in interactie met de omgeving, kan er
wel een verschil komen in fenotype (hetgeen dat zichtbaar is).




9

, 1.3.4. Ontwikkelingspsychopathologie model (psychologie is geen exacte wetenschap en
is geen één op één gegeven)

Ontwikkelingstrajecten
- Equifinaliteit: eenzelfde resultaat kan voortkomen uit
verschillende beginpunten (bv: angst)
- Multifinaliteit: Multifinaliteit betekent dat uit één risicofactor
een heleboel problemen voort kunnen komen (bv: trauma)
- Bv 20 kinderen hebben een autoaccident met een bus. Dit kan
op 20 verschillende manieren tot uiting komen.


BELANGRIJK !!!
- Een risicofactor is een kenmerk van een groep personen met een verhoogde kans op het
ontstaan van een stoornis
- Een protectieve factor is een factor die samengaat met een verminderde kans op het vertonen
van een stoornis, in aanwezigheid van een risicofactor
- Op niveau van
• het kind, het gezin, de omgeving
- Cumulatief effect van risicofactoren – bij 3, 4 of meer factoren, hoe ernstiger de
psychopathologie.
• De grootte van de totale invloed is eerder een kwestie van vermenigvuldigen dan van
optellen.




10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evamaes. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.46. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72841 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.46  1x  sold
  • (0)
  Add to cart