Biologie hoofdstuk 4 evolutie.
Binas tabellen:
78 de vier rijken.
94A/B geologische tijdrekening/Mens en mensachtigen.
96 gegevens verschillende diersoorten.
1 indeling van de levende natuur.
Door ontwikkeling van levensvormen gedurende miljarden jaren kwam er een enorme
biodiversiteit. De mens heeft nog niet alle soorten vastgelegd. We hebben 1.5 miljoen
soorten vastgelegd en we schatten dat er nog 10 tot 100 miljoen onbekende soorten op
aarde zijn.
Biodiversiteit = de variatie van biologische soorten in een ecologisch systeem/maat voor het
aantal verschillende soorten (gaat per soort niet per organismen.
Een goed ordeningssysteem maakt het mogelijk om alle soorten en vormen te bestuderen
en overzicht te houden. Om verwantschap tussen soorten te vinden moet je op genetische
verwantschappen zoeken. Daarbij zijn moleculaire eigenschappen (bouw van membranen,
eiwitten en het erfelijk materiaal (onder andere DNA) steeds vaker doorslaggevend.
Domeinen = de grote groepen waarin biologen het leven op aarde in opdelen.
Kenmerken = uiterlijke eigenschappen waaraan je iets herkent. (Celtype, aantal cellen,
aanwezigheid van celwand.)
Bij indelen van soorten wordt er gelet op: moleculaire eigenschappen, kenmerken en
voedingswijze.
Organismen kunnen organische en anorganische stoffen uit het milieu halen.
Organische stoffen = energierijke stoffen die meestal afkomstig zijn van organismen.
Anorganische stoffen = energiearme stoffen waaruit de levenloze natuur is opgebouwd.
Deze worden nooit gemaakt door een organismen.
Anorganische stoffen: Organische stoffen:
Kleine moleculen. Grote moleculen.
Bevatten geen chemische energie. Bevatten chemische energie.
Komen overal in het heelal voor. Bouwstenen van cellen.
Bv: mineralen, zouten en metalen Bv: eiwitten, vetten, koolhydraten
(CO2, H2O, O2). en DNA.
Organische bouwstenen/moleculen = kleinste deeltjes van een stof die je nodig hebt om
cellen te bouwen. (Eiwitten, vetten, koolhydraten.)
Autotroof = organismen die hun eigen organische stoffen maken. Nemen organische stoffen
op uit het milieu.
Heterotroof = organismen die niet hun eigen organische stoffen kunnen maken en
afhankelijk zijn van andere organismen. (Ze eten andere organismen om hun energie te
krijgen.) Nemen organische en anorganische stoffen op uit het milieu.
De mens is heterotroof want we zijn afhankelijk van andere soorten om te overleven.
, Alleen planten zijn autotroof (fotosynthese). Schimmels, dieren, bacteriën en archaea zijn
heterotroof.
Fotosynthese = 6 CO2 + 6H2O + C6H12O6 + 6O2
6 CO2 + 6H2O = anorganisch
Zonlicht en C6H12O6 + 6O2 = organisch
Cyanobacteriën/blauwalg = bepaalde soorten bacteriën die chlorofyl (bladgroen) bevatten
en dus autotroof zijn.
Prokaryoten = eencellige organismen met ribosomen, maar zonder celkern of interne
membranen, zodat het DNA los in het cytoplasma ligt.
Bacteriën komen weinig in uiterlijke vormen voor. Als indelingscriteria gebruiken we de
biochemische reacties in de cel. (Samenstelling DNA, de bouw van de ribosomen en de bouw
van de celwand.) de biochemie van archaea verschilt zoveel van andere vormen van leven
dat zij een apart domein zijn.
Eukaryoten = meercellige organismen met een celkern, dubbele membranen en
celorganellen waardoor het DNA in de celkern ligt.
Schimmels en dieren hebben mitochondriën in hun cellen, planten hebben daarnaast nog
chloroplasten. Dieren zijn organismen zonder celwanden, de cellen van de andere
eukaryoten en prokaryoten hebben wel celwanden.
Verwante organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder.
Stam = een verzamelnaam voor dieren.
Binaire naamgeving = een wetenschappelijke naamgeving.
Geslachtsnaam = wordt vooropgezet en met een hoofdletter geschreven.
Soortaanduiding = komt achter de geslachtsnaam en begint met een kleine letter.
Binaire naamgeving:
Stam, klasse, orde, familie, geslacht en soort.
De soorten van een stam hebben een gemeenschappelijk voorouder.
Mens:
Homo Sapiens
Geslachtsnaam (achternaam) Soortaanduiding (voornaam)
Homo Erectus:
Homo Erectus
Geslachtsnaam (achternaam) Soortaanduiding (voornaam)
Geslachtsnaam van eenzelfde geslacht is altijd hetzelfde. Soortaanduiding is anders.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hugoarntz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.