We komen vier onderdelen tegen in de ontwikkeling die kleuters doormaken.
• De fysieke ontwikkeling
• De sociaal-emotionele ontwikkeling
• De cognitieve ontwikkeling
• Ontwikkeling in de virtuele wereld
Al deze ontwikkelingen hangen met elkaar samen. Spelen en leren zijn steeds één. Dus als je
een kleuter ziet spelen, is hij of zij op alle gebieden iets aan het leren.
Op de basisschool zijn kleuters de kinderen die in groep 1 en 2 zitten. De meeste kinderen
komen naar school wanneer ze vier jaar zijn geworden. In Nederland zijn kinderen pas vanaf
hun vijfde jaar leerplichtig.
In de ontwikkelingspsychologie wordt een kind vanaf het derde levensjaar een kleuter
genoemd. De kleuterperiode loopt vanaf het derde levensjaar tot het zesde. Vanaf het zesde
jaar wordt het een kind in de schoolleeftijd genoemd.
Kleuters leren veel in vrije speelsituaties. Het is als leerkracht noodzaak om goed te
observeren hoever kinderen in hun ontwikkeling zijn, zodat je daar je aanbod op kunt
aanpassen. Veel basisscholen maken in de onderbouw gebruik van observatie- en
registratiesystemen. Er zijn verschillende volgsystemen in gebruik. Ze gebruiken
ontwikkelingslijnen die zich richten op verschillende gebieden: sociaal-emotioneel,
motoriek, zintuiglijke ontwikkeling, tekenontwikkeling, beginnende geletterdheid en
beginnende gecijferdheid.
Met zo’n ontwikkelingslijn kunnen leerkrachten bekijken wat een kind op een bepaalde
leeftijd ongeveer zou moeten kunnen.
Motoriek
Wanneer vierjarige kleuters op school komen, is vooral hun grove motoriek goed ontwikkeld.
Kinderen lopen soepel en kunnen in een vloeiende beweging gaan zitten en staan.
De kleuterperiode wordt qua lichaamsbouw ook wel de periode van breedtegroei genoemd.
Breedtegroei betekent dat het lichaam steeds voller wordt in de breedte, het vult zich.
Aan het einde van de kleutertijd begint dit te veranderen en gaan kinderen meer in de lengte
groeien. Dit proces zie je bij kinderen halverwege groep 2 gebeuren.
De lichaamsbouw heeft gevolgen voor de spierbeheersing en het uithoudingsvermogen van
kleuters. Voor de spierbeheersing geldt: hoe dichter bij de hersenen, hoe eerder, dus de
ontwikkeling verloopt als het ware van hoofd naar voeten. Dus de halsspieren worden het
eerst beheerst, de teenspieren het laatst. Kinderen kunnen bijvoorbeeld eigenlijk pas rond
hun zesde jaar op hun tenen staan.
1
,Verder geldt: hoe dichter bij de romp, hoe eerder, de ontwikkeling verloopt van dichtbij naar
veraf. Dus kinderen kunnen hun schouderspieren eerder beheersen dan de polsspieren en de
polsspieren eerder dan de spieren in de vingerkootjes.
Kleuters bewegen met hun hele lijf. Het proces van bewegen verloopt van grove naar
verfijnde bewegingen. Ook is er een ontwikkeling van ongecontroleerde naar een meer
beheerste coördinatie.
Kleuters zijn bij intensieve inspanning snel vermoeid. Maar ze kunnen zich in korte tijd snel
herstellen van die vermoeidheid.
Grove motoriek
De grove motoriek is bij vierjarigen al goed ontwikkeld. Ze kunnen al veel, maar je ziet wel
dat het lichaam met veel van die bewegingen nog helemaal meedoet. Rond het vijfde jaar zie
je dit afnemen en zie je een toenemende coördinatie van bewegingspatronen.
Bij vrij buitenspelen met groot materialen, gaat het om:
- Klim- en kleutertoestellen
- Karren
- Driewielers
- Glijbaan
- Ladders
- Stelten
Bij vrij buitenspelen met kleine materialen, gaat het om:
- Touwtje springen
- Ballen en ringen werpen
- Activiteiten in de zandbak met vormpjes en emmertjes.
Kleine motoriek
De grove motoriek gaat vooraf aan de verfijning, de kleine motoriek. Er is een verschil tussen
jongens en meisjes. Dit heeft te maken met de verschillende activiteiten die jongen en
meisjes kiezen. Meisjes kiezen vaker en eerder voor het fijnere priegelwerk, wat betekent dat
ze meer oefening krijgen op klein motorisch gebied.
Jongens doen dit ook, maar op een andere manier en vaak later.
Activiteiten die de kleine motoriek bevorderen:
- Vingerverven
- Tekenen met potlood
- Kleurpotlood
- Viltstift
- Wasco
- Krijt
- Verven met een kwast
- Mozaïek
- Spelletjes
- Borduren
2
, - Knippen en plakken
- Kralenplank
Als het gaat om het voorbereidend schrijven met kleuters, worden er drie termen gebruikt,
namelijk: de oog-handcoördinatie, de ontwikkeling van de voorkeurshand en de pengreep.
Met de oog-handcoördinatie wordt bedoeld dat je met het oog iets ziet (zintuiglijke
waarneming) en dat de motoriek doeltreffend wordt ingeschakeld om hier naartoe te reiken
en het te grijpen.
Jonge kleuters tot een jaar of vier sturen de hand vanuit de bovenarm en de schouders. Dit
zie je bij tekenen en schrijven. De potlood wordt vastgehouden tussen de duim en de
gebalde vuist (duimdwarsgreep) en steunt tegen de handpalm.
Kleuters tussen de vier en vijf jaar bewegen de handen en de vingers meer vanuit de pols.
Het potlood wordt door kinderen tussen duim en wijsvinger vastgehouden (pincetgreep),
maar de arm en de pols leunen nog sterk op het papier.
Bij een aantal kinderen zie je dat ze een handvoorkeur ontwikkelen, bij anderen nog niet. De
handvoorkeur kun je ontdekken door spontane activiteiten te observeren waarbij een hand
nodig is, bijvoorbeeld het aanpakken van spullen of het weggooien van een bal.
Bij kleuters tussen de vijf en zes jaar verlopen de bewegingen van de vingers steeds soepeler
vanuit de pols. De pols schuift mee met de vingers. Het potlood wordt vastgehouden tussen
duim en wijsvinger, met de middelvinger als ondersteuning (pincetgreep). Er is nu wel een
duidelijk handvoorkeur ontstaan.
Rond de zes jaar zijn kleuters motorisch in staat om hun veters te strikken en kunnen ze
eenvoudige schrijfpatronen overtrekken en naschrijven.
Lichaamscoördinatie
Met lichaamscoördinatie bedoelen we de kennis van het eigen lichaam.
Jonge kleuters tot een jaar of vier zijn vooral bezig met het benoemen van eigen
lichaamsdelen. Het is als leerkracht belangrijk dat je lichaamsdelen op het eigen lijf laat
aanwijzen en dat het kind dit kan voelen en zelf kan zien.
Tekenontwikkeling
De tekenontwikkeling valt onder de motoriek. Een kind moet een potlood kunnen hanteren
om te kunnen tekenen. Kleuters tot ongeveer vier jaar krassen en krabbelen: losse lijnen,
cirkels, rechte kruizen en vierkanten. Er is geen voorbedacht plan, de kleuters weten nog niet
van tevoren wat ze gaan ‘tekenen’.
Wanneer kleuters op school komen, zijn ze vaak al uit deze fase van krassen en krabbelen en
tekenen ze met een plan. Ze hebben van tevoren bedacht wat ze willen tekenen.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisabercx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.08. You're not tied to anything after your purchase.