1. Epidemiology and risk factors of spinal disorders
Terminologie
Epidemiologie = Onderzoek naar de frequentie en oorzaken van ziekten of syndromen
Prevalentie = verwijst naar het percentage van een bevolking dat op een bepaald moment of
in een bepaalde periode aan een bepaalde ziekte lijdt.
Incidentie = verwijst naar het aantal of percentage nieuwe gevallen van de aandoening per
risicodrager gedurende een specifieke periode of tijd.
persistentie = duur van de pijnepisodes (aantal dagen/laatste jaar)
Reccurentie = aantal terugkerende episodes (aantal/laatste jaar)
Ernst = Gradering van de intensiteit van pijn en functionele invaliditeit
Aandoening is niet hetzelfde als een handicap
Aandoening = abnormaliteit van een structuur of functie van het lichaam
Handicap = Vermindering van de prestaties van activiteiten.
Classificatie van spinale aandoeningen/etiologie
1) specifieke spinale aandoeningen (10-15%)
- Congenitaal/ aangeboren
- traumatisch
- infectie
- metabolisch
- degeneratief
- ontwikkelend
2) niet-specifieke spinale aandoeningen (85-90%). Je kan geen structuur aanduiden die
de oorzaak is van de pijn.
- niet-specifieke axiale nekpijn
- niet-specifieke axiale dorsale pijn
- niet-specifieke axiale rugpijn
Verhouding van zenuwwortel in de
wervelzuil tov de wervel zelf.
De zenuwbaan die onder de pedikel loopt
moet verdwijnen uit de wervelkolom en kiest
hiervoor een opening tussen twee
aaneenliggende pedikels. dat is het
neuroforamen.
Zenuw met dezelfde nummer draait rond de
pedicel met dezelfde nummer.
levensduur prevalentie = 75-85%
levensduur prevalentie geassocieerde been pijn = 40%
Levensduur prevalentie ischiaspijn = 3-5%
Jaar prevalentie = 25-45%
natuurlijke historie is gustig =90% geraakt van de rugpijn af
62% krijgt opnieuw lage rugpijn.
Nekpijn
➔ Komt minder vaak voor en kan ook snel worden opgelost
➔ draagt het minst gewicht
1/5 mensen hebben op eender welk moment rugpijn
1/5 gaat naar huisdokter
1/5 gaat naar een specialist
1/5 gaat naar ziekenhuis
1/5 ondergaan operatie voor rugpijn
Risicofactoren voor ontstaan, aanhouden en terugkomen van symptomen (zijn beïnvloedbaar)
- individuele factoren
- morfologische factoren
- psychosociale factoren
- fysieke risicofactoren
1) individuele factoren
- Ooit al lage rugpijn gehad hebben
- genetische invloeden
- leeftijd > 50
- vrouw nadelig
- obesitas
- algemene gezondheidstoestand
- roken (roken tast bloedsvoorziening aan naar discus)
- sedentaire levensstijl
2) morfologische factoren (slechte corrolatie met pijn)
- discus degeneratie
- discus hernia
- spina bifida
- scheuermann ziekte (skeletafwijking)
1
, - spondylolisthesis (2 wervels in voorachterwaartse richting tov elkaar
verschoven)
- spondylolyse (verbinding tussen 2 wervels aan de achterzijde is
onvoldoende)
3) psychosociale factoren (dit is belangrijker dan biomechanische factoren/ transitie van
acuut tot chronisch)
- depressie
- angst
- stress
- lage arbeidstevredenheid
- ongepast pijngedrag
4) fysieke risicofactoren
- zwaar fysiek werk
- Repetitieve bewegingen
- draaien en bukken
- vaak tillen
- statische lading
- segmentale vibratie
- versnellende bewegingen (formule 1 rijders)
2. Radiculopathie versus perifere pijnsyndromen
Radiculopathie = Druk op de zenuwbaan waar deze nog in het ruggenmergkanaal zit en
pijnuitstraling in het been volgens het zenuwpatroon
Perifere pijnsyndromen = Pijn door druk op perifere zenuw of pijn in het been dat niets met
de zenuw te maken heeft
Hoe verder de pijn uitstraalt naar je been hoe groter de kans dat het om een zenuwprobleem
gaat.
Radiculaire pijn
Radiculaire pijn is een pijn dat uitstraalt volgens een dermatoom. ligt van tevoren vast.
Symptomen:
- Pijn die uitstraalt in een segmentaal patroon langs dermatomen
- spierzwakte
2
, - spieratrofie
- afwezige of verminderde reflexen
- sensorisch tekort (analgesie or hypalgesie)
- resultaten van een letsel van het zenuwweefsel
• dicus hernia
• spinale stenose (= vernauwing van het wervelkanaal)
• neuroforaminale stenose (= Vernauwing van de diameter van het kanaaltje
waarlangs de zenuwwortel het wervelkanaal verlaat als gevolg van artrose )
babinski is een belangrijke test > zegt iets over problemen in ruggenmerg
L4 = voorvlakte van de dij. Motorisch = qaudriceps, sensibel = scheenbeen, reflex =
kniepeesrelfex
L5 = buitenkant bovenbeen, over onderbeen naar grote teen, geen reflex
S1 = buitenkant been en onderbeen en draait aan voetzaal naar kleine teen. Plantaire flexie en
voetzoolreflex
T4 = tepellijn
T10 = navel
Gerefereerde symptomen (vb: hartaanval, pijn in linkerarm, borst en kin)
- pijn bij bewegen en niet bij rust
- lokale triggerpunten
- lokale stijfheid
- autonoom zenuwstelsel ontregelt
- geen spierzwakte of atrofie
- geen sensorische problemen, gevoelsafwijkingen
- diffuse pijnstraling
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Cam2024. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.02. You're not tied to anything after your purchase.