Les 1
kan de verschillende groepen micro-organismen naar domein indelen
De domeinen zijn:
Bacterien: celwand bevat peptidoglycan
Archaea: wanneer de celwand aanwezig is bevat die geen peptidoglycan
Eukarya: protists, fungi, planten en dieren
kan de verschillen tussen prokaryote en eukaryote cellen benoemen en eigenschappen van de
groepen benoemen
Prokaryoten: Bacteria en Archaea. Geen kern. Geen membraan omgeven organellen. Meestal 1
circulair chromosoom wat een nucleoide regio vormt. Kan ook plasmide bevatten.
Eukaryoten: planten, dieren, algen, protozoa, schimmels. DNA verpakt in een.
membraanomgeven kern. Cellen bevatten organellen waarin specifieke celfuncties plaatsvinden.
Lineair DNA in de nucleus. Veel meer DNA dan bij prokaryoten, ook met noncoding.
kan voorbeelden noemen van hoe micro-organismen de mens en de omgeving beinvloeden
Micro-organismen zijn onmisbaar voor het leven op aarde. Zo zitten ze in veel ketens zoals de
stikstofketen. De meeste micro-organismen zijn onschadelijk en veel zijn juist nuttig voor de
mens. Denk bijvoorbeeld aan bacteriën in de darm. Ook zijn micro-organismen handig in de
landbouw, voedselbereiding en industrieën zoals waterzuivering, biotechnologie,
geneesmiddelenproductie en biobrandstof productie.
kan vertellen wat de bijdrage aan de microbiologie is geweest van de in de les genoemde personen
Microbiologie begon met de microscoop.
Robert Hooke (1635–1703): beschreef als eerste microbe.
Antoni van Leeuwenhoek (1632–1723): beschreef als eerste bacteriën
In de tweede helft van de 19e eeuw konden we micro-organismen kweken en kwamen we
erachter dat ze de veroorzakers waren van infectieziekten. Hieruit volgde hygiëne en vaccinatie.
Edward Jenner (19e eeuw): ontwikkelde de vaccinatie tegen pokken. Vaccineren met
koepokstof.
Louis Pasteur (1822-1895): ontdekte dat alcoholische fermentatie een biologisch (niet alleen
chemisch) gemedieerd proces was. Met behulp van de pasteurfles met zwanenhals
weerlegde hij de theorie van spontane generatie: leven kwam spontaan op uit niet-levend
materiaal. Geleid tot Pasteurisatie. Ontwikkelde vaccins tegen miltvuur, gevogelte cholera en
hondsdolheid
Ignaz Semmelweis (19e eeuw):
Bestrijding kraamvrouwen-koorts
door handen te wassen met chloor.
Robert Koch (1843–1910):
experimenteel bewijs voor micro-
organismen als veroorzakers
infectieziekten. Ontdekking
veroorzakers van anthrax,
tuberculosis, en cholera, Koch’s
postulaten. Ontwikkelde vaste
voedingsbodems om pure kweken te
kunnen maken. Observeerde de
diversiteit aan
kolonievormen/kleuren. Nobel Prize
for Physiology and Medicine in 1905.
, Hans Christian Gram (19e en 20e eeuw): uitvinder gramkleuring.
Alexander Fleming (begin 20e eeuw): kwam erachter dat bacteriën liever niet in de buurt van
bepaalde schimmels groeien en heeft toen penicilline en lyzozym ontdekt.
20 – 21e eeuw: Enorme ontwikkeling in cellulaire/moleculaire biologie. Bacteriën zijn relatief
e
eenvoudig, kunnen snel groeien onder gecontroleerde omstandigheden. Uitstekende
modelorganismen voor veel fundamenten van de celbiologie, biochemie, moleculaire biologie,
genetica.
Sinds jaren 1950: James Watson, Francis Crick, Rosalind Franklin: structure of DNA. Crispr-
cas. Carl Woese, rRNA verwantschap voor bouwen “Tree of Life”
weet wat de begrippen facultatief en obligaat of strict (an-)aëroob betekenen
Groei m.b.v. zuurstof is aëroob
Groei zonder zuurstof is anaëroob
Obligaat = ‘strikt’
Facultatief = ‘optioneel’
Aerotolerant anaeroob = gebruikt geen zuurstof maar kan aanwezigheid wel verdragen
kent de morfologie en bouw van bacteriën en kan de verschillende celonderdelen beschrijven met
de bijbehorende functies
Bacteriën delen door binaire deling. Uit 1 bacterie kan 1 kolonie ontstaan.
Bacteriën hebben een plasmamembraan die selectief permeabel is.
Er bestaan twee soorten bacteriën: eentje met twee plasmamembranen (gram-negatief) en
eentje met 1 plasmamembraan (gram-positief). Bij gram positieve is de peptidoglycaanlaag dik
en bij negatieve is die dunner. Een gram negatieve bacterie heeft nog een buitenste LPS laag die
kan worden herkent door TLR4 op de macrofaag. Het buitenmembraan van gram-negatieve
bestaat o.a. uit lipopolysachariden, fosfolipiden, eiwitten en ionen.
, Glycocalyx is een structuur buiten de celwand. Het is een kapsel bestaande uit een slijmerige
laag. Het kapsel bestaat uit polysacharide en/of eiwit en het biedt bescherming aan de bacterie.
Aan een kapsel zou je bacteriën ook kunnen identificeren.
Flagellen zijn lange proteïnedraden, die bewegelijkheid veroorzaken. Ze maken taxis (beweging
naar een plek) mogelijk. Zo bestaat er chemotaxis en fototaxis. Er zit een H-antigeen op wat een
knopingspunt is voor het immuunsysteem. Ze komen zowel voor in negatieve en positieve. Ook
kunnen ze op verschillende plaatsen zijn ingebouwd. monopolair (monotrich), monopolair
(lofotrich), bipolair (amfitrich), peritrich.
Fimbriae komt voor bij gram-negatieve bacteriën en zorgen ervoor dat hechting aan oppervlakte
mogelijk zijn (dus niet voor bewegelijkheid). Ze zijn korter en dunner dan flagellen en komen met
meerdere voor op een bacterie.
Pili zijn langer dan fimbriae en vaak dikker dan flagellen. Van pili zijn er slechts 1 a 2 per bacterie
en ze spelen een rol bij adhesie en conjugatie. Via conjugatie kunnen ze genetisch materiaal
overbrengen naar een andere bacterie.
kan de verschillende manieren die bacteriën gebruiken voor horizontale genoverdracht beschrijven
Horizontale genoverdracht gaat vaak in de vorm van plasmide. Horizontaal betekent dat het van
bacterie naar bacterie gaat en niet van moeder op kind. Plasmide zijn circulaire deeltjes DNA die
zich buiten het DNA molecuul in de cel bevinden. Bevat vaak eigenschappen t.a.v. antibiotica
resistentie.
Horizontale genoverdracht kan door middel van conjugatie, transductie en transformatie.
Transformatie heeft te maken met recombinatie
, Transductie is de overdracht van genetisch materiaal via fagen
Conjugatie Gram+ via directe cel-cel hechting, Gram- via pili. De aan of afwezigheid van de F
factor bepaald of een bacterie deze pili kan maken.
kan uitleggen wat endosporen zijn en weet welke bacteriën deze kunnen vormen
Endosporen kunnen alleen gram positieve bacterien vormen. Sporulatie ontstaat onder invloed
van stress, wanneer er bijvoorbeeld te hoge/lage temperaturen zijn of er een gebrek is aan
glucose. In de sporen is het metabolisme niet actief en ze bevatten de minimale bestandsdelen
voor overleving. Ze bevatten DNA, RNA, ribosomen, enzymen en enkele andere moleculen. Ze
zijn zeer resistent tegen hitte, kou, droogte, bestraling etc. en daardoor moeilijk dood te krijgen.
Ze kunnen in deze toestand tot duizenden jaren overleven. Kieming (germination) door fysische
en chemische triggers. Clostridium en Bacillus zijn voorbeelden van bacteriën die deze sporen
kunnen vormen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laralommers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.