Nederlands SV H1 § 1t/m4+ 7
§ 1.1
Taal stelt ons in staat gedachtes vorm te geven en met anderen te delen. Het zorgt er ook voor dat je
over dingen kunt praten die zich niet in de concrete werkelijkheid bevinden. Dankzij taal kun je het
hebben over gevoelens, vriendschap of de dood, over hypothetische zaken (wat als) en over
onwaarheden. Met woorden kunnen we kennis overdragen. Taal helpt ons dus om uit ons hoofd te
komen en de directe werkelijkheid te ontstijgen. Dat is wat taal doet.
De definitie van taal is: Een complex systeem van betekenisvolle klanken. Een belangrijk verschil
tussen taal en dierlijke communicatie ia dat taal uit kleine bouwsteentjes bestaat. Klanken zijn de
bouwsteentjes van woorden en woorden zijn de bouwsteentjes voor zinnen. Die bouwstenen kun je
steeds weer op nieuwe manieren met elkaar combineren. Zo kun je elke denkbare boodschap
overbrengen. Daarom is taal productief.
Dieren maken in hun communicatie geen gebruik van dit soort bouwsteentjes. Een dier kan met zijn
lichaam verschillende boodschappen overbrengen, maar het kan niet verschillende elementen van
lichaamstaal combineren tot nieuwe, onbekende boodschappen.
Bijzonder aan taal, in vergelijking met communicatie tussen dieren, is dat er geen ‘logische’ of
natuurlijke relatie tussen woorden en dat waarnaar ze verwijzen. De relatie is gebaseerd op
willekeur. Bij dieren ligt dit anders. Een dier die zich overgeeft, gaat zo liggen dat het zwakste plek
van zijn lichaam getoond word. Dit is geen willekeurig gebaar: het zwakste plek van zijn lichaam laat
het dier alleen zien om te laten merken aan het persoon dat het geen bedreiging vormt voor de
ander. Er is een natuurlijke relatie tussen het teken (kwetsbare plek) en de boodschap (overgave).
Het is niet genetisch bepaald welke taal je leert spreken; dat hangt af van de omgeving waarin je
opgroeit. Kinderen leren taal door volwassenen om hen heen. Het wordt ze door de omgeving
aangeleerd. Kinderen die niet aan taal worden blootgesteld, zullen überhaupt niet spreken. Voor
dieren geldt dit niet. Instinctief zullen verschillende dieren verschillende gedragingen vertonen, zelfs
als ze nooit een andere soortgenoot hebben gezien of door een ander dier zijn opgevoed.
Alhoewel al deze bovenstaande eigenschappen kenmerkend zijn voor de menselijke taal, zijn ze niet
uniek voor de menselijke taal. Al deze kenmerken worden in meer of mindere mate ook bij dieren
aangetroffen. Een voorbeeld hiervan: een bepaald soort bij communiceert over waar nectar te
vinden is door een dans te doen. Deze dans bestaat uit verschillende onderdelen die op verschillende
manieren gecombineerd kunnen worden, om zo steeds nieuwe locaties te beschrijven. Zowel het
gebruik van verschillende bouwstenen, de willekeurigheid van tekens als het aangeleerde karakter
van taal vind je dus terug in de dierenwereld.
Wat uniek is aan mensentaal, is dat al deze eigenschappen samenkomen. Hierdoor hebben wij als
mensen een rijk instrument tot onze beschikking, waarmee we niet alleen de wereld om ons heen
kunnen beschrijven, maar ook onze eigen gevoelens en gedachten, en iedere denkbare fantasie.
Lange tijd werden taal en denken aan elkaar gelijkgesteld. De grenzen van de taal zouden daarmee
ook de grenzen van het denken, en dus de grenzen van de belevingswereld zijn. Taal bepaald volgens
deze opvatting je denken en je wereldbeeld. En omdat verschillende talen verschillende structuren
hebben, zouden sprekers van verschillende talen ook op een andere manier naar de wereld kijken.
De 19e -eeuwse filosoof Herder meende dat iedere taal een eigen, unieke blik op de werkelijkheid
bood. Bovendien zou de taal van een volk zijn cultuur en zijn manier van denken weerspiegelen.
De stelling dat taal bepaalde hoe we denken, was ook in de eerste helft van de 20 ste eeuw in zwang.
Het kwam bekend te staan als de ‘Sapir-Whorfshypothese’, vernoemd naar twee
taalwetenschappers. Benjamin Lee Whorf bestudeerde de talen van inheemse stammen in Noord- en
, Midden-Amerika. Hij ontdekte dat de Hopistam niet over tijd sprak. Aan de hand hiervan
concludeerde hij dat de Hopistam er een heel andere beleving van tijd moest nahouden dan sprekers
van westerse talen. Ze zouden, door de structuur van hun taal, geen notie hebben van toekomst of
verleden. Ze leefden uitsluitend in het nu. Later bleek dat Whorf de Hopistam helemaal niet had
bezocht. Deze theorie was dus verzonnen.
Tegenwoordig zijn er nog maar weinig wetenschappers die denken dat taal en denken hetzelfde zijn
of dat taal je denken begrenst. Onder andere door hersenonderzoek hebben we een steeds beter
idee van wat ‘denken’ is. Als je op het een of andere manier je spreekvaardigheid verliest kun je nog
steeds wel denken. Ook de theorie dat taal het denken begrenst, wijzen veel wetenschappers
inmiddels af. Onze moedertaal zorgt er niet voor dat ons wereldbeeld op een onvergelijkbare of
onvoorstelbare manier verschilt van die van sprekers van andere talen.
Taal heeft een sturende werking. Het beïnvloed hoe je sommige dingen waarneemt en onthoudt.
Niet alle talen hebben bijvoorbeeld evenveel benamingen voor kleuren. Er zijn ook talen die de
begrippen links en rechts niet hanteren, zoals het Tzeltal dat in Mexico gesproken wordt. Dit soort
talen maakt gebruik van de windrichtingen om de positie of richting van dingen te beschrijven. De
taal die je spreekt beïnvloed waar je aandacht naartoe gaat tijdens het waarnemen. In deze zin stuurt
taal je waarnemingen en geheugen. Deze sturingskracht is echter iets heel anders dan het begrenzen
van denken. Sprekers van het Nederlands kunnen met wat oefening namelijk ook windrichtingen
leren gebruiken van het Tzeltal en andersom kunnen de Mexicanen ook links en rechts leren
gebruiken.
De taalwetenschap is het vakgebied dat taal bestudeert. Het wordt ook wel linguïstiek genoemd;
taalwetenschappers worden ook wel linguïsten genoemd. Binnen de taalwetenschappen houdt men
zich bezig met verschillende onderwerpen. Ze proberen taal te beschrijven, hoe mensen talen leren,
wat daarbij mis kan gaan en waarom mensen soms hun taal verliezen. Ook bestuderen linguïsten hoe
mensen taal gebruiken en hoe het kan dat mensen elkaar (niet) begrijpen, welke verschillen er zijn
tussen taalgebruikers en welke regels taalgebruikers elkaar op leggen.
§ 1.2
Het vermogen om te communiceren is alom aanwezig in de natuur en de mens heeft hiervoor een
geheel eigen instrument tot zijn beschikking: taal. Het maakt niet uit of je gestudeerd hebt,
taalkundige bent of totaal ongeletterd: ieder gezond mens beschikt over het vermogen om taal te
gebruiken.
De oorsprong van taal is een complex vraagstuk waarover al eeuwen wordt gespeculeerd.
Taalkundigen willen bovendien weten of taal in één keer is ontstaan of dat het geleidelijk gebeurt is.
en of onze talen voortkomen uit één oertaal die op één plek is ontstaan, of uit verschillende talen die
op meerdere plekken zijn ontstaan.
‘In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.’(Johannes 1:1).
Lange tijd werd gedacht dat taal een goddelijke herkomst had. De oude Grieken en Romeinen
dachten al dat taal door de goden gegeven was. In het middeleeuwse christelijke Europa geloofde
men dat alle mensen in eerste instantie dezelfde taal spraken: het Hebreeuws. Die taal was door God
en Adam gegeven toen hij in het eerste Bijbelboek, Genesis, alles om hem heen een naam moest
geven. Hetzelfde Bijbelboek geeft ook een verklaring voor het bestaan van verschillende talen op de
wereld. De mensen van Babel bouwden een toren die tot in de hemel moest reiken. Om hen te
straffen, zorgde God voor spraakverwarring. De mensen verspreiden zich over de wereld en spraken
voortaan verschillende talen. (monogenese).
Tijdens de 18e eeuw, de eeuw van de verlichting, begonnen filosofen deze ideeën ter discussie te
stellen. Talen bevatten volgens hen te veel imperfecties om het werk van God te kunnen zijn. Hun
theorie was dat taal uitgevonden door mensen om uiting kunnen geven aan hun gedachten. Zo was
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller melissa2005ve. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.80. You're not tied to anything after your purchase.