Werkgroep 2: Risico-allocatie......................................................................................................................... 6
Casus 1.................................................................................................................................................................6
Casus 2...............................................................................................................................................................10
Werkgroep 3: remedies................................................................................................................................ 13
Opdracht............................................................................................................................................................13
Tentamenvraag (in oefententamen op brightspace).........................................................................................15
Groen = aantekeningen
Rood = nieuwe antwoorden tijdens (hoeft niet goed te zijn)
Werkgroep 1
Opdracht 1 (Tank Oil/Motorway)
Motorway verhuurt aan Tankoil het pompstation en Tankoil moet dat exploiteren.
Elementen van zo’n overeenkomst:
1. Huur
2. Brandstoffen worden afgenomen van Motorway
3. In de shop is verkoop van eten en drinken
Er is een exclusief afnamebeding = Tankoil is verplicht om exclusief brandstoffen af te nemen
bij Motorway.
Begin 2020 zegt Tankoil dat dat in strijd is met de Mededingingswet. Hij vordert verklaring
voor recht dat het contract nietig is. Hij wil dat alle huur wordt terugbetaald die hij sinds 1
september 2019 heeft betaald. O.g.v. Mw is slechts toegestaan regels van exclusiviteit van 2
jaar (is hier gegeven).
Vraag 1: U bent rechter in de zaak die door Tank Oil wordt aangespannen tegen Motorway
Vastgoed. Wijst u de gevorderde verklaring voor recht en veroordeling toe? Zo ja: op
welke grond(en)? Zo nee: waarom niet?
Het gaat hier om B2B. daarom is het lastig te betogen dat Motorway Vastgoed BV een
bijzondere zorgplicht had tegenover Tankoil BV op grond waarvan zij Tankoil BV goed
had moeten inlichten over de risico’s van deze langdurige overeenkomst.
Er is strijd met het mededingingsrecht. Was er ook een informatieplicht?
o HR Baris/Riezenkamp: In dit arrest werd de grondslag vastgelegd voor de
precontractuele informatieplichten door de bijzondere rechtsverhouding die je
hebt tijdens de onderhandelingen waardoor partijen rekening moeten houden
, Werkgroepen contractenrecht verdiept
met elkaars gerechtvaardigde belangen en dat zij gehouden zijn om binnen de
redelijke grenzen maatregelen moeten nemen om een verkeerde voorstelling van
zaken te voorkomen.
o Deze casus is zeer vergelijkbaar met die van HR BP/Benschop daar was de
overeenkomst nietig o.g.v. art. 6 lid 2 Mw. Toepassing van art. 3:42 is
onverenigbaar met de absolute nietigheid uit art. 6 lid 2 BW. Een ander oordeel
zou afbreuk doen aan het nuttig effect en de afschrikwekkende werking van het
in art. 6 lid 1 Mw vervatte verbod.
Nietigheid: ja BP/Benschop, partiële nietigheid: alleen het afnamebeding (ro 3.3). Grondslag
is art. 6 lid 2 Mw.
Art. 3:40 is de algemene grondslag voor nietigheid, 6 Mw is voor dit soort specifieke
gevallen, wanneer de strekking of het feitelijke gevolg beperking van de mededinging is.
Criterium van onverbrekelijke band = aard, inhoud en strekking van de rechtshandeling
(exploiteren, verhuren en de shop). Hoe houden ze verband? In 3.3.5 dat het wel denkbaar is
dat dit los staat van elkaar is het wel gebruikelijk dat dit wordt opgenomen in deze
overeenkomst.
Ro 3.5.3 is vooral van belang. Wat is nou echt het rechtsgevolg partiële nietigheid of
nietigheid?
In BP Benschop: er is nietigheid o.g.v. 6 Mw. Wat voor nietigheid wordt beoordeeld aan de
hand van 3:41 BW. Staat het afnamebeding in een onverbrekelijk verband met de rest van
de overeenkomst? Kan de overeenkomst door bestaan onder dit beding? HR: het zijn 3
onderdelen, de eerste 2 onderdelen kunnen zelf door bestaan als het afnamebeding nietig is.
Dus partiële nietigheid was de conclusie. Onder omstandigheden had hier anders over
geoordeeld kunnen worden. Probleem in de casus: er wordt alleen gesproken over een
bedrag aan huur wat is betaald. Als het beding partieel nietig is dan is in die aantal maanden
gepresteerd zonder rechtsgrond en is er dan geen rechtsgrond nodig voor
schadevergoeding?
Koppel schadevergoeding altijd aan aansprakelijkheid, pas als er aansprakelijkheid is kom je
dus toe aan de afdeling over omvang van schadevergoeding.
Zo ja: wat zijn de rechtsgevolgen: partiële nietigheid of contractuele conversie waardoor lid
1 t/m 3 nietig verklaard worden en lid 4 en 5 wel gelden. Hij heeft nu 1 jaar na de maximale
2 jaar aan de overeenkomst vastgezeten. Hij zou dus recht hebben op schadevergoeding op
de kosten van 1 jaar.
Zo nee: wat zijn de rechtsgevolgen: misschien verzaking van mededelingsplicht gezien
precontractuele relatie? Maar het is b2B dus ik denk niet dat die plicht prevaleert boven de
onderzoeksplicht van Tankoil. Precontractuele relatie brengt voor Motorway een zorgplicht
richting Tankoil meezorgplicht van Motorway. Om ervoor te zorgen dat Tankoil geen
overeenkomst sluit die hij duidelijk niet zou willen indien hij had geweten van deze nadelige
positie.
Terugbetaling toewijsbaar: dan zou dit deel van de overeenkomst ook aangepast moeten
zijn naar de duur van het deel van de overeenkomst over het afname beding. Zonder het
, Werkgroepen contractenrecht verdiept
pompstation heeft Tankoil niet echt iets aan de shop, in ieder geval niet wat ze wilde. Dus ik
denk alleen als die overeenkomst
Damming: deze casus heeft hyaat/leemte. Want in de praktijk wordt in het contract bepaald
dat voor de huur een som wordt bepaald en daarnaast aparte prijzen voor de brandstoffen.
Daar gaan we nu ook vanuit. Dan zak het zo zijn dat de huur niet onverschuldigd is betaald.
T.a.v. de prijzen; beding is nietig vanaf 1 sep 2021 dan betekent dat dat vanaf die maand
zonder rechtsgrond over en weer is gepresteerd. Dat moet worden teruggedraaid via 3:202.
M moet alles wat T heeft betaald terugbetalen en T moet alle brandstof teruggeven, maar
dat kan niet door de aard van de prestatie 6:210 en 6:211, een waardevergoeding moet
voor de laatste prestatie in de plaats komen. De rechter stelt die waardevergoeding plaats,
dan vindt verrekening plaats en als laatste zal M nog een bedrag moeten betalen aan T. de
rechter schat de waarde van de brandstof niet naar de waarde die M eraan had gegeven,
maar de daadwerkelijke waarde die de brandstof had (dat is de verrekening).
Een vordering uit OD is ook nog denkbaar.
Niet onverbrekelijk in verband staan kan in deze casus ook tot een andere conclusie leiden:
dat de huur van 5.000 lager is dan marktconform omdat zo te compenseren voor die
exclusiviteit. Dan is die band er wel en dan kan partiële nietigheid wel niet mogelijk zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittecruijsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.39. You're not tied to anything after your purchase.