Hoorcollege 8: forumkeuze en alternatieve bevoegdheden..........................................................................40
Hoorcollege 9: Contractual obligations and the Rome I regulation................................................................52
Hoorcollege 10: Non-contractual obligations, Rome II en Brussel Ibis............................................................59
Hoorcollege 11: Complex issues in cross-border litigation.............................................................................65
Hoorcollege 12: erkenning en tenuitvoerlegging rechterlijke beslissingen.....................................................70
, Hoorcollege 1: Inleiding en Rome I
Indeling ipr
1. Rechtsmacht: Internationaal bevoegde rechter
a. Brussel I, art. 1-14 RV
2. Conflictenrecht: toepasselijk recht à duidelijk is welke rechter rechtsmacht heeft. Welk
recht moet die rechter dan toepassen?
a. Rome I, Rome II, boek 10 BW
3. Erkenning en tenuitvoerlegging à activiteiten van een buitenlandse rechter. Is een
vonnis gegeven door een vreemde rechter in NL worden tenuitvoergelegd? Erkennen wij
dat vonnis?
a. Brussel I
Bronnen en internationaliteit
Verdragen à Haagse verdragen
EU-recht à belangrijkste ipr-bron van Nederland tegenwoordig. Bijvoorbeeld Rome I en
Brussel I
Nationaal recht à boek 10 BW en bijv. art. 6:247 lid 4
De impact van de Europese economische vrijheden van de EU worden in dit vak niet zo
uitbundig besproken.
De internationaliteit volgt uit art. 1 lid 1 en 3 lid 3 Rome I. Ipr heeft ‘internationaal’ omdat
het object internationale rechtsverhoudingen zijn.
Het conflictenrecht
Hoe lost het ipr problemen op die kunnen rijzen in het kader van een internationale
rechtsverhouding? Dat doet ze niet door direct een oplossing te geven, maar door verwijzing
naar een nationaal rechtsstelsel. De internationale rechtsverhouding wordt doorverwezen
naar een nationaal rechtsstelsel. Hoe doe je dit?
1. Rechtsverhouding kwalificeren
a. Dit gebeurt in verwijzingscategorieën (de rechtsgebieden)
b. Hoe? Meestal is het makkelijk (verkoper is aansprakelijk want ovk), maar niet
altijd
2. Dan worden de toepasselijke verwijzingsregels toegepast aan de hand van
aanknopingsfactoren
a. Als het gaat om overeenkomsten recht
b. Iedere rechtsverhouding heeft een aanknopingsfactor (welk recht van
toepassing is). Dit kan bijvoorbeeld de statutaire zetel van een bv zijn.
c. De partijwil is een subjectieve aanknopingsfactor die erg belangrijk is bij het
overeenkomstenrecht: er is de mogelijkheid van rechtskeuze.
3. Toepasselijke recht wordt verwezen
a. Dit zal de rechter toepassen
Verwijzing
Gekanaliseerde verwijzing = als je hebt gekwalificeerd (bijv. overeenkomsten), dan moet je
op punt van verwijzen ook alleen maar kijken naar de rechtsregels uit die kwalificatie.
,De verwijzing naar het toepasselijke recht is een verwijzing naar de regels van materieel
recht: de gewone regels van burgerlijk recht. Het is heel nadrukkelijk niet een verwijzing naar
het ipr van dat land: dan krijg je eindeloze herverwijzingen. Als ons NL recht zegt dat recht x
van toepassing is, dan is dat recht uitsluitend van toepassing. Rome 1 art. 20 voorkomt
herverwijzing (renvoir).
Kwalificatie
Bij de vraag over hoe je gaat kwalificeren is niet noodzakelijk de eigen systematiek van het
NL recht van toepassing. Zeker in het internationale kader van de rechtsverhouding. Die
kwalificatie moet op autonome wijze plaatsvinden: gekeken moet worden naar de
doelstellingen van de desbetreffende rechtsverhouding. Wat wij zien als contractuele
rechtsverhouding zou o.b.v. een autonome kwalificatie manier wel een onrechtmatige daad
zijn.
In het ipr kan een verhouding dus een andere aard hebben dan in het eigen Nederlandse
recht. In het ipr wordt een onderscheid gemaakt (niet zo belangrijk):
Primaire = kwalificatie op het hoogste niveau (eerste kwalificatie)
Secundaire = op het laagste niveau (stukje van toepasselijke recht toepassen door de
rechter).
Rome I: rechtskeuze
Rome I is steeds van toepassing als een Europese rechter moet oordelen over een
overeenkomst. Het heeft dus universele werking. Dit vind je terug in art. 2.
Brussel I heeft dit niet, is alleen maar van toepassing op de vraag of de rechter van een
lidstaat bevoegd is en of dat vonnis in andere lidstaten erkent kan worden.
Artikel 3
Art. 3 is een subjectieve norm (?). Partijen kunnen zelf bepalen door welk recht de
overeenkomst wordt bepaald. Hier is een duidelijke parallel tussen ipr en het materiële
recht: contractsvrijheid.
Art. 3: volledige vrijheid, wat dus betekent dat partijen ieder recht van toepassing kunnen
verklaren à geen verbondenheid met gekozen recht vereist. Dit heeft tot gevolg dat het
objectief toepasselijke recht aan de kant wordt gezet en ook het dwingende recht. Er gelden
wel beperking: dus dat het dwingende recht niet op zij wordt gezet.
1. Internationaliteitseis, art. 3 lid 3
a. Ipr gaat om internationale rechtsverhoudingen. Art. 3 lid 3 is dus een
concretisering van die internationaliteitseis. Er moeten meerdere landen
betrokken zijn bij de rechtsverhouding. Dit is een hele lichte
internationaliteitseis: als je beide in NL woont en het onderwerp zich ook in
NL bevindt, maar de rechtskeuze voor Engels recht wordt gemaakt dan is het
toch een internationale rechtsverhouding. Want: art. 3 lid 3 en 4: als de
partijen zich in een ander land bevinden dan het land waarvan het recht van
toepassing is. Als de rechtskeuze het enige internationale deel van de
overeenkomst is, dan heeft die rechtskeuze niet tot gevolg dat ook de
dwingende regels van het objectief van toepassing zijnde recht opzij worden
geschoven: dwingend NL recht blijft dus van toepassing.
, b. Lid 4 à als beide partijen in een lidstaat zijn gevestigd en het contract is
verbonden met de unie dan kan een rechtskeuze voor het recht van een
derde land kan geen afbreuk doen aan dwingend Europees Recht.
2. Consumenten- (6) en arbeidsovereenkomsten, art. 6 en 8
a. Ook al is de consumentenovereenkomst werkelijk internationaal, dan nog
wordt op het niveau van ipr bescherming geboden aan de zwakkere:
consumenten en werknemers. Deze artikelen komen erop neer dat een
rechtskeuze op zichzelf wel geldig is, maar geen afbreuk kan doen op
dwingende bepalingen van
b. Toepasselijke recht, art. 6
i. Objectieve aanknoping (lid 1):
ii. Beperking rechtskeuze (lid 2): keuze laat bescherming dwingende
regels van land van herkomst ter bescherming van consument
onverlet.
c. Bevoegde recht, art. 17-19 Brussel I
i. Als Amazon bepaalt dat de Amerikaanse rechter bevoegd is, dan blijft
de Nederlandse rechter bevoegd als het om een Nederlandse
consument gaat.
d. Formele geldigheid
3. Voorrangsregels, art. 9 à 3-deling maken
a. Regelend recht, dwingend recht en voorrangsregels
b. Voorrangsregels = regels van dwingend recht die zo belangrijk zijn, zo
verbonden met belangen van openbare orde dat ze zo belangrijk zijn, dat ze
eigenlijk immuun zijn voor het normale domein van de verwijzingsregels. Een
rechtskeuze die normaal dwingend recht opzij wordt gezet, doet dat nog
steeds, maar niet de voorrangsregels: die gelden altijd.
c. Toepasselijkheid van buitenlandse voorrangsregels à in 2014 was in een
museum een tentoonstelling over schatten van de Krim. Tijdens die
tentoonstelling was de annexatie van de Krim. Musea op de Krim eiste de
stukken uit die tentoonstelling toe. Nederland wilde ze niet teruggeven door
de annexatie, ze zouden naar Kiev moeten om zo niet in Russische handen te
vallen. HR: NL moet de Oekraïense museumwet als buitenlandse
voorrangsregel toepassen.
d. Onderscheid lex fori (wet van de rechter) à 9 lid 2 geeft de NL rechter
onbeperkte mogelijkheid om de eigen voorrangsregels toe te passen. En
voorrangsregels buitenland
e. Art. 9 lid 3 heeft 3 beperkende elementen:
i. Verbodsbepalingen
ii. Land van nakoming (lex loci solutionis) alleen voorrangsregels van het
land waar nakoming moet worden plaatsgevonden mogen worden
toegepast. (Volgens hem moet deze bepaling weg, het hele lid)
iii. Gevolgen niet-nakoming
f. Vragen art. 9
i. Identificatie van voorrangsregels à je mag niet te snel aannemen dat
het een voorrangsregel is. Het moet gaan om openbare- en/of
staatsbelangen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittecruijsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.29. You're not tied to anything after your purchase.