H1: inleiding
De ontwikkeling wordt gekenmerkt door 3 basisprincipes:
1. Ontwikkeling verloopt in een vaste volgorde en is onder normale omstandigheden
onomkeerbaar.
2. Ontwikkeling is cumulatief, elke fase in de ontwikkeling bevat al het voorgaande.
3. Ontwikkeling gaat van eenvoudig naar complex, differentiatie en integratie spelen
hierin een rol.
Ontwikkeling kan worden gezien als het product van 3 factoren:
1. De erfelijke basis van het ontwikkelingspotentieel
2. De voorgaande ontwikkeling
3. Actuele omgevingsfactoren
Locke: de ontwikkeling van het kind wordt hoofdzakelijk bepaald door de opvoeding, en alle
kennis komt voort uit ervaringen. Kind is een onbeschreven blad, is van nature noch goed
noch slecht.
Jean-Jacques Rousseau: kinderen zijn van nature goed en de neiging om zich in positieve zin
te ontwikkeling wordt juist door volwassene verstoord.
H2: ontwikkelingstheorieën
De cognitieve ontwikkeling Piaget:
- Piaget: alle kinderen doorlopen stapsgewijs in een vaste volgorde de stadia van
cognitieve ontwikkeling. Door hypothesen te genereren, experimenten uit te voeren en
door het trekken van conclusies uit observaties, construeren kinderen kennis.
- Adapteren: het proces waarmee kinderen veranderen in gedrag of denken om
effectiever te kunnen functioneren.
o Assimilatie: bestaande vaardigheden en kennis worden gebruikt in nieuwe situaties.
o Accommodatie: proces van aanpassing van bestaande vaardigheden of kennis om met
een nieuwe situatie te kunnen omgaan.
- Equilibratie: de drijvende kracht achter cognitieve ontwikkeling, zelfregulerend proces
dat voor steeds betere adaptie zorgt.
,- Ontwikkelingsstadia:
o Sensomotorische periode: de nadruk van het denken ligt op de motorische reacties op
input van de zintuigen. (sensorische informatie)
Reflexen: worden enigszins verfijnd, maar er ontstaat geen nieuw gedrag.
Primaire circulaire reacties: kinderen gaan gedrag vertonen dat een interessant of
plezierig effect heeft en dat herhaald gaat worden. De beweging gebeurt eerst
per ongeluk en heeft met hun eigen lichaam te maken.
Secundaire circulaire reacties: baby’s ervaren wat de effecten zijn van hun
handelen op de omgeving buiten het eigen lichaam.
Coördinatie van secundaire schema’s: kinderen zijn in staat om doelgerichte
aaneenschakelingen van gedrag te laten zien om iets te bereiken.
Tertiaire circulaire reacties: kinderen beginnen te experimenteren en zelf
variaties aan te brengen in het omgaan met voorwerpen, ze ontdekken oorzaak-
gevolgrelaties.
Het eerste denken: kinderen kunnen voor het eerst een probleem in hun
gedachten oplossen. Overgang sensomotorische periode -> symbolisch denken.
o Pre-operationele periode: kinderen kunnen eenvoudige oorzakelijke verbanden in het
dagelijkse leven leggen.
Egocentrisme: het denken centreert zich rond de eigen persoon.
Animisme: de neiging om niet-levende dingen leven toe te kennen.
Artificialisme: de neiging om te geloven dat alle dingen door mensen zijn
gemaakt.
Realisme: de neiging psychische fenomenen zoals gedachten en dromen als
fysische fenomenen te zien.
o Concreet-operationele periode: kinderen zijn instaat tegenstrijdigheden of
onjuistheden te ontdekken, kinderen kunnen logische en systematisch denken.
o De formeel-operationele periode: het abstract logische denken komt tot ontwikkeling.
Kinderen kunnen logische denkoperaties uitboeren met het mogelijke of
hypothetische.
- Objectpermanentie: weten dat voorwerpen aanwezig blijven ook al zijn ze uit het zicht
verdwenen
De socioculturele theorie van Vygotsky:
- De cognitieve ontwikkeling vindt volgen Vygotsky plaats in een sociale context.
o Kinderen kunnen door interactie met volwassenen profiteren van de kennis die deze
volwassenen hebben.
, o Kinderen ontdekken geen geheel nieuwe dingen, maar ontdekken dingen die al
bekend zijn bij anderen.
o Volwassenen begeleidende rol
Erik Erikson en de psychosociale ontwikkeling
- Beschreef de psychosociale ontwikkeling aan de hand van vijf stadia tot en met de
adolescentie en drie in de volwassenheid.
o Erikson veronderstelde dat de mate van succes waarmee een stadium is afgesloten,
bepalend is voor het doorlopen van het volgende stadium.
- Basaal vertrouwen vs wantrouwen: door continuïteit in liefdevolle zorg. Ontwikkelt het
kind een gevoel van basaal vertrouwen in ouders en in de omgeving. Het latere
vertrouwen stoelt hierop.
o Basaal wantrouwen: ontstaat bij ernstige tekorten in de zorg, bij bijvoorbeeld
verwaarloosde kinderen. Die kunnen een relatiepatroon ontwikkelen waarin zij
anderen afwijzen.
- Autonomie vs schaamte en twijfel: de basis van de manier hoe je met andere omgaat
wordt gelegd. Dit stadium is cruciaal voor g=de vorming van balans tussen liefde en haat,
coöperatie en koppigheid en tussen zelfexpressie en lusteloosheid.
o Wanneer de eisen in de omgeving te hoog zijn en rigide en strengen worden
toegepast, kunnen gevoelens van schaamte en twijfel ontstaan.
- Initiatief vs schuldgevoel: kinderen gaan initiatief tonen, vasthouden aan het doel dat
nagestreefd wordt en plezier beleven aan de beheersing van vaardigheden of kennis.
o Het ideeën ontplooien kan tot ruzie leiden met bijv. broertjes en zusjes en dit zorgt
voor een schuldgevoel, ze leren gretigheid en eisen van de omgeving op elkaar
afstellen.
- Vlijt vs minderwaardigheid: kinderen verwerven erkenning door middel van het vlijtig
voortbrengen van dingen. Kinderen ontwikkelen het vermogen om moeite doen om
kennis te vergaren en hier zelf creatief mee om te gaan.
o Er kan minderwaardigheid ontstaan als er geen evenwicht is tussen de vermogens en
de eisen die gesteld worden.
- Identiteit vs rolverwarring: als de adolescent niet slaagt in de identiteitsvorming kan
identiteitsverwarring ontstaan. Het succes van de eerdere fasen zijn deels bepalend voor
het succes waarmee het kind de fase van identiteitsvorming goed doorkomt.
De leertheorie
- Verwerving van nieuwe vaardigheden kan worden gezien als het resultaat van
biologische rijping en leren.
o Leren: het veranderen van een respons als gevolg van opgedane ervaring.
Ongeconditioneerde erfelijke reflexen:
- Aantal reacties op stimuli is aangeboren.
- Kenmerk van een aangeboren reflex: op een bepaalde prikkel is de reactie van iedere
individu hetzelfde zonder ervaring of oefening.
Associatief leren:
- Kinderen leren dat bepaald gebeurtenissen gelijktijdig kunnen optreden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nwmmarsman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.26. You're not tied to anything after your purchase.