100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting MDL blok 2 propedeuse HALO $8.13   Add to cart

Summary

samenvatting MDL blok 2 propedeuse HALO

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

samenvatting MDL blok 2 propedeuse HALO

Preview 4 out of 61  pages

  • November 4, 2024
  • 61
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting MDL toets blok 2

Zwemmen:
Borstcrawl:
- Fasering armslag:
- Inzet: In het verlengde van de schouder, op driekwart van de armlengte, de elleboog iets hoger dan
de hand (via een lichte endorotatie van de bovenarm).
- Glijfase: Een relatieve rustfase, waarin de hand in een gunstige stuw positie wordt gebracht. De
hand gaat iets dieper gecombineerd met een lichte palmair flexie in de pols. We zien zowel korte als
iets langere glijfasen. Van invloed hierop is het aantal beenslagen per cyclus. Bij een 2:6 combinatie
is de glijfase langer dan bij de 2:2 combinatie. Hoe hoger de snelheid des te meer beenslagen. Dit
komt omdat het veel kracht en energie kost. Langere afstand zwemmers zullen eerder voor de 2:2
kiezen en de sprinters voor de 2:6 of 2:8
- Trekfase : Van ‘catchpoint’ tot loodrecht onder de schouder. Het moment waarop de trekfase begint
wordt vaak ‘catchpoint’ genoemd. Tijdens de trekfase wordt de arm steeds meer gebogen (in de
elleboog). De buiging is het sterkst loodrecht onder de schouder. De hoek is dan ongeveer 90°
graden.
- Duwfase: Van loodrecht onder de schouder tot uithaal. De hand gaat van mediaal weer naar
lateraal; de arm wordt steeds meer gestrekt, echter niet volledig gestrekt. De gehele duwfase wordt
versneld uitgevoerd.
- Uithaal: Terwijl de hand nog stuwt, komt de bovenarm al uit het water. De elleboog is licht
gebogen. Door te supineren zal de uithaal makkelijker gaan.
- Overhaal: De elleboog blijft gedurende de gehele overhaal het hoogste punt. Daarbij is een
ontspannen overhaal essentieel.
- Ademhaling:
- Een goede ademhaling vermindert stress, verbetert concentratie, geeft ritme, vertraagt begin
vermoeidheid, verbetert afstand per slag.
- constant ademhalingspatroon: constant slagtempo
- gebrek zuurstof: vermoeidheid hoopt zich op in de spieren.
- 3 manieren om de ademhaling te verbeteren:
1. Ademhaling Tijdstip: 2 fasen: inademen en uitademen.
- uitademen kost meer tijd dan het inademen.
- minst mogelijk tijd verspillen → beginnen met uitademen als gezicht het water raakt.
- Het bevriezen van de longen onder water zorgt ervoor dat de zwemmer uitademt en
inademt wanneer de kop naar de zijkant wordt gedraaid, waardoor de stroomlijn en het
slagtempo worden verstoord.
2. De hoofdrol:
- de tijd met het hoofd naar de zijkant is minimaal.
- starten hoofdrol: hand recht voor de neus
- hoofd te vroeg gedraaid: hoofd op tillen
- vergroten draaiingshoek: verstoort de stroomlijning en verhoogt het energieverbruik.
- Met de juiste timing is het mogelijk om de 'boeggolf' in te ademen en de mate van hoofdrol
te verminderen.
- de “vangst”: het hoofd moet naar beneden gericht zijn als de voortstuwing begint. hoofd te
laat in het water → de trekefficiëntie verstoord.
3. Het juiste ademhalingspatroon:
- hangt af van: kracht van de schop, de slag frequentie, de duur van het zwemmen
- Geen ademhaling: bij sprinten (minder dan 30 sec). stabiele kop vermindert de weerstand tot een
minimum en zorgt voor hogere slagfrequenties.
- Elke 2 slagen: verhoogt de snelheid van zuurstofafgifte. Handig in langere races met lage
slagfrequentie of met krachtige kick.
- Elke 3 slagen: werken aan symmetrie en balans.

, - Elke 4 slagen: sprinters met hoge slagfrequentie. Langdurige zwemmers met hoge slagfrequentie en
lichte beenschop.
Rugcrawl:
- Ligging:
- Horizontaal
- Armslag:
- Gestrekte arm doorhaal:
- minder efficiënt
- gestrekte arm ingezet in het verlengde van de schouder, pink als eerste in het water en zijwaarts
doorgehaald.
- hand zoveel mogelijk loodrecht op de zwemrichting
- eerste deel trekfase: rustig, doorhaal: versnelling.
- Gebogen arm doorhaal:
- efficiënter door gunstiger stuwrichting
- fasen armslag:
- inzet: gestrekte arm in het verlengde van de schouder, pink eerst
- glijfase:hand dieper en zijwaarts, zoekt grip
- trekfase: palmaire flexie, endorotatie in de bovenarm, arm steeds sterker gebogen. elleboog
richting bodem, buiging sterkste als de arm op schouderhoogte is, ongeveer 90 graden.
- duwfase: arm gestrekt, hand loodrecht op zwemrichting, laatste deel: neerwaarts omklappen pols
→ gelijkzijdige schouder omhoog.
- uithaal: gestrekte arm, duim eerst
- overgaal: gestrekte arm, verticale vlak, ontspannen.
- molenwiek beweging
- Beenslag:
- stuwing komt vooral door opslag.
- functie: ondersteunen rotaties, tegengaan ongewenste bewegingen om de sagittale as, stuwing.
- opslag krachtig door de strekking van de knie.
- neerslag: gestrekte been geeft geen stuwende component, via voet positieve druk.
- Kernmoment: rechterarm in trekfase, linkerbeen maakt opslag.
Enkelvoudige rugslag:
- Ligging: zo horizontaal mogelijk, hoofd in verlengde van het lichaam, oren in water, armen langs
lichaam.
- Beenslag:
- contrabeweging: starts, benen worden gebogen en laat je vallen, knieën niet boven water,
bovenbenen in verlengde van de romp, tenen draaien naar buiten.
- stuwbeweging: knieen blijven bij elkaar, onderbenen maken de ‘roei om’ beweging, hierna de benen
lang bij elkaar, uitdrijven
Schoolslag:
- Arm en beenbewegingen symmetrisch
- Ligging:
- zo horizontaal mogelijk, hoofdactie is van invloed op de ligging.
- Beenslag:
- voeten flexen, optrekken naar schenen
- hielen naar billen
- naar buiten naar achteren strekken
- voeten strekken aan het einde van de slag
- enkels naar elkaar
- Armen bewegen voor de benen uit
- Ademhaling:
- hoofd heffen boven het water → romp daalt, weerstand neemt toe → kort inademen en direct
gezicht weer in water
- 2 mogelijkheden inademen:

, - halverwege armtrek inademen, uitademen tijdens contrabeweging armen
- inademen na armtrek als de handen naar de mediaal lijn roteren, uitademen tijdens de armtrek.
- Armslag:
- v-y
- armen 90 graden verticaal laten vallen
- en snel terug.
Bewegingsanalyse:
- drijven en zinken:
- zwaartekracht: kracht waarmee de aarde aan een massa trekt, in Newton.
- opwaartse kracht: De grootte van de opwaartse kracht kan vastgesteld worden met de ‘wet van
Archimedes’: De opwaartse kracht die een voorwerp in een vloeistof ondervindt is gelijk aan het
gewicht van de verplaatste hoeveelheid vloeistof.
- soortelijk gewicht: massa/ volume. >1 → zinken, <1 → drijven.
- Het soortelijk gewicht van een mens schommelt tussen de 0.96 en 1.04. Het volume van het
lichaam is namelijk variabel door in- of uitademing, terwijl het gewicht hetzelfde blijft. De meeste
mensen drijven als ze volledig hebben ingeademd en zinken als zij volledig hebben
uitgeademd.
- kantelen en draaien:
- lichaamszwaartepunt: waar de zwaartekracht aangrijpt, middelpunt van de massa van het lichaam.
- lichaamsopdrukpunt: het punt waar de opwaartse kracht aangrijpt, het middelpunt van de
verplaatste hoeveelheid vloeistof.
- weerstand:
- weerstand: de dichtheid van de vloeistof bepaald de weerstand, hoe groter de snelheid van
bewegen hoe groter de weerstand die hierbij optreedt.
- weerstand hangt af van: vorm, ligging, snelheid, techniek
- vormweerstand: vorm heeft invloed op de grootte van de weerstand
- frontale weerstand: vlakker → minder weerstand
- werveling weerstand: met druppelvorm minder werveling
- restweerstand:
- wrijvingsweerstand: Wrijvingsweerstand ontstaat doordat het water langs het lichaam gaat
‘wrijven’ is het oppervlak glad dan zal de wrijving minder zijn.
- golfweerstand: ieder lichaam dat door het water gaat creëert golven omdat het lichaam het
water aan de voorzijde tot een boeggolf opstuwt. Deze golf vertegenwoordigt energie die aan
het lichaam wordt onttrokken. Van invloed op de grootte van de golfweerstand is de snelheid,
de ligging en de lengte van de zwemmer.
- stuwing:
- richting van de stuwbeweging is tegengesteld aan de zwemrichting
- derde wet van newton: actie = reactie
- rendement stuwbeweging wordt bepaald door:
- kracht op het stuwvlak
- grootte van het stuwvlak
- stand van het stuwvlak
- lengte van de stuwbaan

, Atletiek:
Verspringen:
- Geschiedenis:
- verspringen was 3000 jaar geleden al onderdeel van de pentathlon 5-kamp.
- pentathlon: hardlopen, discuswerpen, speerwerpen, verspringen en worstelen
- primitieve accommodatie: de grond was alleen los gewoeld, afzet vanaf een verhard vlak, een
stenen drempel.
- springers maakten gebruik van kleine stenen springhalters of springgewichten → verder springen
en bewaren balans bij het neerkomen.
- verspringen was uit stand
- vanaf 1948 voor vrouwen op de olympische spelen
- olympische spelen 1968 Bob Beamon sprong 8.90m, verbeterde wereldrecord met 55 cm → 23 jaar
stand gehouden.
- Reglement:
- afzetten voor of op de afzetbak → de achterzijde van de witte balk (min 1m, max 3m van de
landingsbak)
- afzetbalk = 35cm, eerste 20cm “de balk”, tweede plasticinehouder 10cm
- landingsbak:
- breedte 2,75-3,00 m
- achterkant min 10m afstand van afzetlijn.
- gevuld met zacht vochtig zand
- oppervlak op dezelfde hoogte van de bovenkant van de afzetbalk.
- poging ongeldig indien atleet:
- afzet voorbij afzetlijn
- voor/ tijdens eerste contact met het zand, de grond buiten de landingsbak raakt dichter bij de
afzet dan de dichtstbijzijnde indruk van de sprong in de landingsbak
- de landingsbak verlaat en het eerste contact met de voeten met de grond buiten de landingsbak
dichter bij de afzetlijn is dan de dichtstbijzijnde afdruk in het zand
- geldige sprong: gemeten vanaf de dichtstbijzijnde indruk van het lichaam in de landingsbak tot de
voorkant van de balk.
- loodrecht op de afzetlijn
- naar beneden afgerond op hele centimeters.
- reglement pupillen:
- niet afgezet vanaf de balk, maar vanaf wit vlak.
- breedte 80 cm
- ca. 50 cm vanaf de rand van de landingsbak
- ongeldige sprong: afzet geheel of gedeeltelijk voorbij afzetvlak
- afstand: dichtstbijzijnde indruk in het zand tot voorzijde voetafdruk
- afzet voor het afzetvlak: afstand gemeten tot de rand van het afzetvlak verst van de
landingsbak
- niet loodrecht gemeten op afzetlijn, maar rechtstreeks tussen de dichtstbijzijnde
- indruk in het zand tot aan de voorzijde van de voetafdruk
- Techniek:
- resultaat afhankelijk van volgende factoren:
- optimale aanloopsnelheid
- explosieve afzet
- techniek tijdens zweeffase
- landingsactie
- aanloopfase:
- inzet en methode van aanlopen
- begin vanuit een gesloten voetenstand, schredestand of met enkel wandel- of dribbel
passen.
- sprint aanloop: in zo kort mogelijke tijd de optimale snelheid bereiken

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nwmmarsman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.13. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79223 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.13
  • (0)
  Add to cart