1.1 gemeenschappelijke functies van alle levende wezens
- Alle levende wezens verrichten de volgende basale functies:
o Reactievermogen:
prikkelbaarheid, reageren op verandering in de onmiddellijke omgeving, zoals hand wegtrekken van een
hete kachel
Organismen kunnen ook langdurige veranderingen doormaken, zoals dikkere vacht in de winter
Aanpassingsvermogen
o Groei:
Toename in omvang door deling van cellen
Eencellige organismen: de cel wordt groter
Complexe organismen: aantal cellen neemt toe
Cellen specialiseren zich om bepaalde functies te vervullen differentiatie
o Voortplanting:
Door voortplanten komen er steeds nieuwe generaties van dezelfde soort tot stand
o Beweging:
Inwendige beweging: transport voedingsstoffen, bloed en andere stoffen
Uitwendig: voortbewegen
o Stofwisseling:
Alle chemische reacties in het lichaam
Stoffen uit de omgeving opnemen
Om energie op een efficiënte manier vrij te maken zijn er voedingsstoffen en zuurstof nodig
Respiratie: opname, vervoeren en verbruiken van zuurstof door cellen
Uitscheiding: onnodige of schadelijke stoffen die ontstaan bij stofwisseling die uit het lichaam worden
verwijderd
- Kleine organismen: voedingsstoffen direct uit de omgeving opnemen
- Complexere organismen: opname voedingsstoffen door verwerken van voeding spijsvertering
o Complexe voedingsstoffen worden afgebroken tot kleinere delen die getransporteerd en opgenomen kunnen
worden
- Grotere organismen hebben een complexere respiratie en uitscheiding
o Mensen: gespecialiseerde structuren voor gaswisseling (longen) en uitscheiding (nieren)
- Cellen blijven op hun plaats maar communiceren met andere delen van het lichaam via de bloedsomloop
o Bloed neemt afvalstoffen op en vervoert ze naar de nieren
1.2 Anatomie en fysiologie
- Anatomie (opensnijden): de studie van inwendige en uitwendige structuren en de fysieke relaties tussen
lichaamsdelen
- Fysiologie: de studie van de manier waarop levende wezens hun vitale functies uitvoeren
- Fysiologische mechanismen kunnen vaak worden verklaard op basis van de achterliggende anatomie
- Macroscopische anatomie:
o Kenmerken worden onderzocht die met het blote oog te zien zijn
o Uitwendige anatomie: bestuderen van algemene vorm en oppervlakte kenmerken
o Regionale anatomie: oppervlakte en inwendige structuren van een bepaald gebied worden bestudeerd
o Systematische anatomie: de structuur van belangrijke orgaanstelsel wordt bestudeerd
o Organenstelsel: groep organen die samen gecoördineerd functioneren
Cardiovasculaire systeem: hart, bloed en bloedvaten transporten zuurstof en voedingsstoffen door het
lichaam
- Microscopische anatomie:
o Bestuderen van structuren die niet zichtbaar zijn met het blote oog
o Lichtmicroscoop: bestuderen details celstructuur
o Elektronenmicroscoop: bestuderen moleculen met enkele nanometers diameter
o Cytologie: inwendige structuur van afzonderlijke cellen bestuderen
Het leven is afhankelijk van de chemische processen in cellen
, o Histologie: weefsel wordt onderzocht, groepen gespecialiseerde cellen en celproducten die samenwerken bij
het uitvoeren van speciale functies
- Celfysiologie:
o Het bestuderen van het functioneren van levende cellen
o Gebeurtenissen op chemisch (binnen en tussen cellen) of moleculair niveau
- Orgaanfysiologie:
o Bestuderen fysiologie van organen
- Systeemfysiologie;
o Bestuderen alle aspecten van functioneren van specifieke orgaanstelsel
- Pathofysiologie/ pathologie:
o Bestuderen van de effecten van aandoeningen op het functioneren van organen of stelsels
1.7 Anatomische termen beschrijven van gebieden van het lichaam, anatomische houdingen en richtingen en
lichaamsdelen
- Uitwendige anatomie:
o De huid is het enige orgaanstelsel dat vanaf het lichaamsoppervlak te zien is
- Anatomische oriëntatiepunten: anatomische positie: handen naast het lichaam, palmen naar voren, voeten bij
elkaar
o Rugligging: gezicht omhoog gericht
o Buikligging: gezicht omlaag gericht
- 2 methoden om het oppervlak van de buik en het bekken in kaart te brengen
o Clinici: 4 kwadranten door een paar denkbeeldige loodlijnen die elkaar bij de navel snijden
o Anatomen: 9 gebieden in het bekken en de buik
- Anatomische richtingen:
o Ventraal/ anterior: voorzijde van het lichaam
o Dorsaal/ posterior: achterzijde van het lichaam
o Links en rechts hebben altijd betrekking op de betrokkene en niet op de waarnemer
- 3 primaire vlakken:
o Transversale vlak: loodrecht op de lengte as (verdeelt het lichaam in boven en onder)
o Frontaal vlak: loopt langs de lengte (verdeelt het lichaam in ventraal en dorsaal)
o Sagittaal vlak: loopt langs de lengte as (verdeelt het lichaam in links en rechts)
, Term Gebied of referentie
Anterior Voorkant
Ventraal Buikzijde 6.10.1 typen
Posterior Achterzijde bewegingen
Dorsaal Rugzijde - Glijbewegi
Craniaal of cefaal Het hoofd ng:
Superior Boven, op een hoger niveau o Twee
Caudaal De staart
Inferior Onder, op een lager niveau
Mediaal In de richting van de lengte as van het lichaam
Lateraal In de buitenwaartse richting, weg van de lengte as
Proximaal In de richting van het aanhechtingspunt
Distaal In de richting weg van het aanhechtingspunt
Oppervlakkig gelegen Bij, nabij de buitenkant van het lichaam
Diep gelegen Verder van de buitenkant van het lichaam
tegenovergestelde oppervlakken glijden langs elkaar
o Tussen handwortelbeentjes, clavicula en sternum
- Hoekbeweging:
o Flexie: buigen in sagittale vlak
o Extensie: strekken in sagittale vlak
o Hyperextensie: de extensie kan voorbij de anatomische
positie worden voortgezet
o Abductie (af): van de mediaallijn af bewegen in het frontale vlak
o Adductie: naar de mediaallijn toe bewegen in het frontale vlak
o Circumductie: bijvoorbeeld de arm in een lus bewegen, een
grote cirkel tekenen met de arm
- Rotatie:
o Draaien rond de lengteas van het lichaam of arm of been
o Pronatie: handpalm naar achteren draaien (voorover kantelen)
o Supinatie: handpalm naar voren draaien (achterover kantelen)
- Inversie: voetzool naar binnen draaien
- Eversie: voetzool naar buiten draaien
- Dorsiflexie: tenen naar scheenbeen optrekken door
rotatie in de enkel
- Plantairflexie: tenen naar de planten laten wijzen door
enkel te strekken
- Oppositie: duim in de richting van de handpalm of vingers
bewegen
- Repositie: duim vanuit oppositie terug brengen
- Protractie: lichaam in het horizontale vlak naar voren
bewegen
- Retractie: lichaam in het horizontale vlak naar achter
bewegen
- Elevatie: structuur omhoog bewegen
- Depressie: structuur omlaag bewegen
- Lateroflexie: opzij bewegen van de wervelkolom
6.1 het beenderstelsel heeft vijf primaire functies
1. Ondersteuning:
a. afzonderlijke beenderen en beendergroepen bieden een raamwerk voor de aanhechting van zachte weefsels
en organen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nwmmarsman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.36. You're not tied to anything after your purchase.