Hoofdstuk 1 – Cytologie en Histologie
Wat zijn cellen?
De bouwstenen van levende organismen
Het zijn kleine eenheden van leven die min of meer zelfstandig kunnen functioneren en het zijn de
bouwstenen waaruit de weefsels en organen zijn opgebouwd.
Wat is het belangrijkste kenmerk van een cel?
Aanmaak van bepaalde stoffen (denk aan eiwitten en koolhydraten) en afbraak en verbranding van
stoffen (zoals vetten), onder meet voor de energieproductie.
Cytologie (celleer) = de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van cellen
Waaruit bestaat cytoplasma?
Cytoplasma bestaat uit stoffen als water, koolhydraten, eiwitten en zouten.
Celmembraan = de wand van de cel
Cytoplasma = de celvloeistof
De nucleus = de celkern
Celorganellen = zijn de orgaantjes van de cel, zij hebben elk hun eigen functie. Zo zijn er celorganellen
die alleen betrokken zijn bij de energieproductie, bij de aanmaak van eiwitten of bij de vorming van
zogenaamde cel specifieke producten (bijv. slijm, speeksel, hormonen).
Chromosomen = dragers van alle erfelijke eigenschappen. Totaal 46 chromosomen, 23 van moeder,
23 van vader. 22 autosomen (lichaamschromosomen).
DNA = chromosomen zijn opgebouwd uit de scheikundige verbinding DNA (desoxyribonucleïnezuur).
De opbouw van het DNA in de celkern is voor ieder individu uniek.
Wat gebeurd er bij de mitose?
1 cel deelt zich doormiddel van een kerndeling in 2 genetische delen, die lek weer uitgroeien tot 2
volwaardige cellen. Deze cellen kunnen zich ook weer opnieuw delen, zodat uit 1 cel twee cellen
ontstaan, uit 2 cellen 4 cellen, uit 4 weer 8 enz.
Wat gebeurd er bij de meiose? -> of reductiedeling
Samensmelting van een mannelijk en een vrouwelijke geslachtscel. Bij de vorming van deze
geslachtscellen in de geslachtsorganen vindt een bijzondere vorm van celdeling plaats.
Homozygoot = als een mens van een bepaalde erfelijke eigenschap 2 dezelfde genen heeft.
Wat is een dominant gen?
Het gen welke het recessieve gen overheerst.
Geef een voorbeeld van een chromosomale afwijking.
Syndroom van down – autosomale afwijking – chromosoomnr. 21 komt in drievoud voor, totaal 47
chromosomen per cel – kenmerk: zwakbegaafdheid + mongoloide uiterlijk.
,Syndroom van Tuner – geslachtschromosomale afwijking – de vrouw bezit maar 1 X-chromosoom
(XO), er zijn 45 chromosomen per cel – kenmerk: kleine gestalte + geen spontane puberteit +
vruchtbaarheidsstoornissen + zwakbegaafdheid.
Syndroom van Klinefelter – geslachtschromosomale afwijking – de man heeft een X-chromosoom te
veel (XXY) – kenmerk: zwakbegaafdheid + kleine penis + obesitas.
Metabolisme = versleten materialen worden afgebroken en vervangen door nieuw materiaal. Om
deze processen goed te laten verlopen moeten er voedingsstoffen worden aangevoerd en
afvalstoffen worden uitgescheiden.
Celademhaling = iedere cel kan ademhalen. De cel is in staat zuurstof uit het bloed op te nemen., dit
wordt vervolgens gebruikt voor de verbranding van voedingsstoffen. Hierbij komt energie vrij en deze
energie kan de cel gebruiken in de processen waarbij nieuwe stoffen worden aangemaakt. Er komen
afvalstoffen vrij o.a. koolmonoxide. Deze afvalstoffen worden aan het bloed afgegeven en
weggevoerd.
Basaal metabolisme (ruststofwisseling) = stofwisselingsprocessen gaan 24 uur per dag door. In
volkomen rust is het proces langzaam.
Anabolisme (opbouwstofwisseling) = proces waarbij nieuw celmateriaal wordt aangemaakt, vragen
energie.
Welke voedingsstoffen worden voornamelijk als brandstof (energieleverancier) gebruikt en welke
voor de opbouw van nieuw materiaal?
Brandstoffen – dienen als vetten en koolhydraten die we met ons voedsel binnen krijgen.
Bouwstoffen – eiwitten uit ons voedsel, dan met name de bouwstenen waaruit eiwitten zijn
opgebouwd (aminozuren) worden hoofdzakelijk gebruikt voor de opbouw van nieuw celmateriaal
door nieuwe lichaamseiwitten van te maken.
Hoe wordt de intensiteit van de stofwisseling gereguleerd?
d.m.v. het schildklierhormoon thyroxine.
Hormonen = eiwitten en worden door het lichaam zelf gemaakt.
Histologie (weefselleer) = een groep gelijksoortige cellen bij elkaar, verbonden door een door de
cellen geproduceerde tussenstof = weefsel. Elk soort weefsel vormt een specifieke tussenstof en
heeft een eigen functie.
Welke soorten weefsels zijn er?
1. Oppervlakteweefsel
2. Bind- en steunweefsel, hier hoort ook vetweefsel bij
3. Spierweefsel
4. Zenuwweefsel
5. Bloed
Welke soorten bindweefsel kan men onderscheiden?
Collageen bindweefsel – het dikste en stevigste bindweefsel – bevat dikke tussenstof – is
sterk, maar weinig rekbaar en he bevindt zich onder meer in pezen en gewrichtskapsel.
Elastisch bindweefsel – bevat een elastische tussenstof – het weefsel is vervormbaar, maar
keert weer in zijn oorspronkelijke staat terug – bevindt zich bijv. in de wanden van
bloedvaten.
, Reticulair bindweefsel – is opgebouwd uit heel fijn vertakte vezels die een netwerk vormen –
dot weefsel treft men vooral aan in organen zoals de milt en lymfeklieren en in het
beenmerg.
Hoe worden de botafbrekende cellen genoemd?
Osteoclasten
Noem enkele verschillen tussen kraakbeenweefsel en botweefsel.
Kraakbeenweefsel is doorzichtig
Kraakbeenweefsel bezit geen bloedvaten – botweefsel wel
Kraakbeenweefsel heeft geen stofwisseling
Kraakbeenweefsel reageert zowel bij druk als bij buigen elastisch
Wat is de taak van het zenuwweefsel?
Het geleidt bloedcellen informatie vanuit het lichaam naar de hersenen en omgekeerd.
Waaruit is bloed opgebouwd?
Bloed bestaat uit bloedcellen en bloedvloeistof.
Bloedplasma
, Hoofdstuk 2 – Het skelet
Noem de statische richtingsaanduidingen en licht elk toe.
Ventraal – aan de buikzijde (=anterior)
Dorsaal – aan de rugzijde (=posterior)
Mediaal – naar het midden toe
Lateraal – zijdelings, opzij
Craniaal – aan de kant van de schedel (=superior)
Caudaal – aan de kant van het staartbeen (=inferior)
Bij armen en benen
Proximaal – dicht bij de romp, dicht bij de oorsprong
Distaal – ver van de romp, naar het einde toe
Welke functies heeft het skelet?
Het geeft stevigheid aan het lichaam
Het beschermt de organen, zoals; hersenen, hart en ogen
Het is een aanhechtingsplaats van de pezen van de skeletspieren
Het beidt bewegingsmogelijkheden
In het rode beenmerg van de platte beenderen worden bloedcellen gevormd
Opslagplaats van de kalkzouten calcium en fosfaat
Wat verstaat met onder het passieve bewegingsapparaat?
De beenderen van het skelet vormen met de gewrichten het passieve bewegingsapparaat
Noem de typen kraakbeen
Hyalien kraakbeen – bekleding van de gewrichtsvlakken op de botuiteinden. Het vormt een
zeer glad glijvlak.
Elastisch kraakbeen – geeft o.a. vorm aan de oorschelpen en de neus, bevat veel elastische
vezels die aan het weefsel een grote buigzaamheid en elasticiteit verlenen.
Vezelig kraakbeen – men vindt dit vooral op plaatsen waar kraakbeen aan druk onderhevig
is, zoals in de russenwervelschijven en in de knieschijven. Het weefsel heeft duidelijk een
vezelige structuur.
Hoe kunnen de beenderen naar hun vorm worden ingedeeld?
Pijpbeenderen
Bij de pijpbeenderen onderscheidt men de diafyse en apifyse met daartussen de epifysaire
schijven of groeischijven. Pijpbeenderen groeien vooral in de lengte.
Diafyse = het lange middenstuk (schacht) hierin bevindt zich afhankelijke van de leeftijd rood
of gele beenmerg. Geel door er ingelegen vet, oudere leeftijd neemt het geel toe.
Platte beenderen
Zijn lang en plat en zijn geheel of gedeeltelijk gevuld met rood beenmerg. De rode kleur
wordt veroorzaakt door de bloedvormende cellen. Groei vindt meestal plaats in twee
richtingen.
Voorbeelden: scapula (schouderblad) – rib – borstbeen.
Onregelmatige beenderen
Bevatten uitsluitend rood beenmerg – groei is mogelijk in 3 richtingen.
Voorbeeld: handwortelbeentjes – vertebrae (wervels)
Als men een dwarsdoorsnede bekijkt van een bot, welke structuren kan men dan onderscheiden?
1. Gewrichtsvlak
2. Epifysaire schijf
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller janineknapen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.49. You're not tied to anything after your purchase.