100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
volledige uitwerking hoofdstuk 2 tot en met 10 klinische psychologie 1a OU $3.20
Add to cart

Other

volledige uitwerking hoofdstuk 2 tot en met 10 klinische psychologie 1a OU

 22 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Doordat er nog geen ereader of pdf versie is van het boek, heb ik hierbij hoofdstuk 2 tot en met 10 volledig uitgewerkt in tekst. zodat je ook onderweg kan lezen op je telefoon of ereader.

Preview 4 out of 108  pages

  • November 5, 2024
  • 108
  • 2024/2025
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Hoofdstuk 2 neurobiologische benadering van psychopathologie

de Nederlandse criminoloog Wouter buikhuisen stelde in 1978 voor om onderzoek te doen naar
de rol van neurobiologische factoren in het gedrag van jonge delinquenten. Dat vond plaats in
de tijd waarin men nog sterk geloofde in de maakbare samenleving. Buikhuisen wilde zich
echter niet richten op nurture omgevingsfactoren maar wel op nature biologische factoren. Een
storm van kritiek volgde. Menstruatie buikhuisen dat hij de link kunt gedrag reduceerden tot 1
biologisch probleem. Voor buikhuisen liep dat niet goed af. Hij verdween uit de
wetenschappelijke wereld maar werd in 2009 gerehabiliteerd. De casus buikhuisen laat zien dat
ideeën en inzichten over menselijk functioneren context en tijdsafhankelijk zijn dat bepaalt ook
hoe er in de maatschappij mee wordt omgegaan. Het is Daarom van belang dat de wetenschap
menselijk functioneren bestudeert In de juiste context. Hetzelfde geldt Natuurlijk voor
psychopathologie of verward gedrag. Een leidende overkoepelende theorie zou daarbij zeer
welkom zijn punt die is er echter niet. In plaats daarvan zijn er verschillende benaderingen te
onderscheiden om psychopathologie te verklaren. Het doel van het hoofdstuk is dan ook om
een indruk te geven van een aantal gangbare neurobiologische verklaringen wijze van
psychopathologie.

2.1. Een historische schets
het principiële argument voor de neurobiologische benadering van psychopathologie is dat de
hersenen in hoge mate betrokken zijn bij de tot standkoming van gedrag. Dit werd reeds
geopperd In de Griekse oudheid bij hippocrates stelden dat afwijkend gedrag en gevoel
voortkwamen uit de werking van de hersenen.in die tijd probeerde hij bij andere veelal
tevergeefs te overtuigen dat het onjuist was om verschijnselen toe te schrijven aan
bovennatuurlijke krachten zoals geesten demonen en goden. De gedachte dat zulke krachten
psychopathologie konden veroorzaken was wijdverspreid en duurde eeuwen voort In de
middeleeuwen werden op basis van deze opvatting veel Mensen met psychische stoornissen
gemarteld en geëxecuteerd. Was In de rede het zand kwamen er weer ruimte om kritisch te
observeren en ze denken. Zo bracht rené descartes In de 17e eeuw het idee naar voren dat de
ziel zetelt in het hoofd namelijk In de pijnappelklier. Een langdurige discussie over lichaam en
geest was het gevolg. 1,5 eeuw later kwam Frans Josef Gall met de gedachte dat de grijze stof
van de hersenen verschillende mentale organen bevatten. Enerzijds gaf het aanleiding tot de
ontwikkeling van de onwetenschappelijke praktijk van de frenologie. Waarin werd gesteld dat
capaciteit en persoonlijkheid kunnen worden afgeleid van de vorm van de schedel. Anderzijds
werd de essentie van genezen gedachte van Gall een basis om ook een koppeling te leggen
tussen hersen en afwijkend gedrag.

In de 19e eeuw werd er gedachtenvorming over relatie tussen hersenen en gedrag specifieker. In
18 61 beschreef de fransman paul broca dat een beschadiging van de linker frontaal kap bij
bijvoorbeeld door een hersenbloeding leidt tot een taalstoornis waarbij de persoon langzaam
slecht articulerend en een telegramstijl spreekt. Deze stoornis wordt broca afasie genoemd.
Ongeveer in dezelfde tijd lieten de duitsers gusav fritsch en hedvard hitzig, en dierproeven zien
dat de elektrische stimulatie van de hersenen kan resulteren in gecoördineerde bewegingen van
de ledematen. Sinds broca, Fritsch en Htzig staat dus vast dat ze hersenen hoog mate
betrokken zijn bij de totstandkoming van gedrag. De Duitse psychiater Wilhelm gries singer 18
17 tot 18 68 zette de toon. Griezeliger besefte echter ook dat de wetenschappelijke kennis inzet
tijd gebrekkig was om alle gedragingen te reduceren tot hersenprocessen. Hij herkende Daarom
ook dat disciplines als psychologie en antropologie een waardevolle bijdrage kunnen leveren
aan de verklaring van abnormaal gedrag. De ontwikkeling van de neurowetenschappen leiden
tot nieuwe toepassingen ten aanzien van psychopathologie waaronder dubieuze
behandelingen. Berucht in dit verband is de frontale lobotomie. In de jaren 30 van de vorige
eeuw hoorde de Portugese neuroloog Antonio egas Moniz op een congres dat neurotische apen

,rustiger worden als men hun frontaalkwab verwijderen. Monitz geen vervolgens deze operatie
op grote schaal uitvoeren bij psychiatrische patiënten. Zijn behandelmethode werd
overgenomen door een groot aantal Europese Amerikaanse neurochirurgen. Dus in 1935 en
1955 werden 10.000 psychiatrische patiënten behandeld met frontale lobotomie. Goed
onderzoek naar de resultaten vonden echter nooit plaats en de ingreep kende geen empirische
basis zijn vele bijeffecten.

Er zijn ook voorbeelden van een aantoonbare vooruitgang In de neurowetenschap.in de jaren 50
bijvoorbeeld bij de antipsychotische medicijnen neuroleptica ontdekt. Voor die tijd Waarom
patiënten met schizofrenie gedoemd tot een chronische verblijf in psychiatrische inrichting. Na
de introductie van neuroleptica als chloorpromazine en haloperidol verbeter de vooruitzichten
van deze patiënten aanzienlijk. Een aandeel van hun bleek zelfs in staat zich met behulp van
medicijnen en minder intensieve vormen van hulpverlening staande te houden In de
maatschappij. Doorontwikkeling van deze medicatie van plaats naar de jaren 80 waarin de
tweede generatie antipsychotica ook wel atypische antipsychotica genoemd op de markt kwam
waarbij minder bijwerkingen eigen wendingen optreden. Dit illustreert hoe de neurobiologische
benadering vooruitgang heeft gebracht met medicatie. De andere kant van de medaille is echt
dat medicatie kan leiden tot lichamelijk of geestelijke gewenning zodat zomaar stoppen meestal
niet gaat. Deze medicijnen dienen langzaam en verantwoord afgebouwd te worden waarbij
professionele begeleiding van belang is. Ook kunnen er met name bij ouderen problemen
ontstaan bij het gelijktijdig gebruik van meerdere medicijnen. Tegenwoordig is de dominante
visie In de neurowetenschappelijke benadering van psychopathologie dat er een samenhang
bestaat tussen psychologische processen, neurobiologische mechanismen en de omgeving
waarin we leven.

2.2. De neurobiologische benadering nader beschouwt
De samenhang tussen psychische processen en neurobiologische mechanismen kan worden
bestuurd door te kijken naar genen hersenstructuren neurotransmitters en hormonen. Elk
onderdeel staat nooit op zichzelf en zal nooit een volledige verklaring bieden voor
psychopathologie. Gedrag en dus ook psychopathologie is bijna altijd samenspel van genen
hersenstructuren heel transmitters en hormonen en de omgeving.

2.2.1 genen
alledaagse eigenschappen zoals kleur van de ogen en lichaamslengte staan onder vergaande
genetische controle. Van sommige formats de afwijking is eveneens bekend dat ze genetisch
bepaald zijn punt dat geldt bijvoorbeeld voor de hazenlip open rug en suikerziekte. Het is dus
een legitieme vraag of een bepaald psychische stoornis ook een genetische Achtergrond kan
hebben. Om dat uit te zoeken kan er bij genetisch onderzoek over het algemeen gebruik
gemaakt worden van een drietal bronnen: familie studies tweeling studies en adoptie studies.

Familiestudies
De gedachte achter familie studie is dat een vatbaarheid voor een psychische stoornis
overgeërfd kan worden. Door de vatbaarheid voor een bepaalde stoornis in bepaalde families
zal de stoornis daar vaker voorkomen dan een andere families. Hoe vaker de stoornis voorkomt
en specifieke families des te meer bewijzen er voor de mogelijkheid is dat deze stoornis
overerfbaar is. Het probleem met dit soort studies is echter dat families niet enkel genen delen
maar ook omgevingsfactoren waardoor de genetische factoren soms moeilijk van
omgevingsfactoren te onderscheiden zijn punt.

,Tweelingstudies
bij het tweeling studies gaat het om een eeneiige of twee eiige paren. De eeneiige paren zijn
genetisch identiek: ze bezitten exact hetzelfde genetische materiaal. Bij twee eiige tweelingen is
gemiddelde helft van het genetische materiaal identiek. De genetische verwantschap tussen de
leden van een tweeeiige tweeling is eeuwen groot als tussen twee eenlingen die afstammen van
dezelfde ouders. Het is na te gaan nog grote kans is dat als een lid van de tweeling een
psychische stoornis heeft het andere lid die ook heeft. De mate waarin een eigenschap zoals
een psychische stoornis bij beide leden van tweelingen voorkomt noemen we concordantie.
Deze maat wordt uitgedrukt in een coëfficiënt die varieert tussen de nul en een: hoe hoger de
concordantie ico efficiënt hoe meer van de variatie van het kenmerk wordt verklaard door
genetische factoren. Als eeneiige tweeling een hogere concordantie voor een psychische
stoornis vertonen dan tweeeiige tweelingen dan is dat een aanwijzing voor de mogelijkheid dat
genetische factoren een rol spelen bij de stoornis. Als de stoornis zou voortkomen uit
omgevingsinvloeden dan is het goed mogelijk dat de kom cor dan zie je bij eeneiige tweelingen
even hoog is als bij de tweeeiige tweeling: beide tweelingen groeien In de regel immers op in
dezelfde omgeving. Kortom Als de concordantie bij eeneiige tweelingen aanmerkelijk hoger is
dan bij tweeeiige tweelingen dan suggereert dat een genetische invloed. Lichte concordantie bij
beide typen tweelingen in dezelfde orde van grootte dan pleit dat tegen een genetische bijdrage.

Net als bij familie studies is het probleem met tweeling studies dat de invloed van de omgeving
nooit geheel uitgesloten kan worden. Tweeling studies zijn gebaseerd op de aanname dat een
eiige tweelingen 100% van de genen delen en 100% van de omgeving terwijl twee eiige
tweelingen 50% van de gele delen en de 100% van de omgeving. Dit is echter niet altijd het
geval. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat leden van een eeneiige tweeling meer op hetzelfde
manier behandeld worden door een omgeving dan de leden van twee eiige tweeling. In dat geval
hebben we een eiige tweelingen niet Alleen meer gemeenschappelijke genen maar ook meer
gemeenschappelijke omgeving. De concordantie levert dan potentieel een overschatting op van
de rol van genetische factoren.

adoptiestudies
De derde bron van genetisch onderzoek zijn adopties studies. De gedachte daarachter is dat
geadopteerde kinderen genetisch verwant zijn aan hun biologische ouders maar geen
genetische overeenkomst hebben met hun adoptieouders. Met de adoptieouders delen ze
daarentegen wel de omgevingsfactoren. Bewijs voor een genetische bijdrage aan een bepaalde
stoornis wordt geleverd als geadopteerde kinderen bij wie een stoornis voorkomt kunnen hun
biologische familie vaker die stoornis hebben dan geadopteerde kinderen Zonder die stoornis in
hun biologische familie. Wanneer er Alleen overeenkomsten zijn in het voorkomen van
stoornissen bij adoptieouders en kinderen zullen de overeenkomst het resultaat zijn geweest
van de omgeving.

2.2. 2 hersenen
Binnen de neurobiologie zijn de hersenen het belangrijkste orgaan om gedrag te verklaren. De
hersenen bevatten vele verschillende neurale netwerken waarbij specifieke hersenstructuren en
hun onderlinge verbindingen een centrale rol spelen. Deze neurale netwerken of
werkingsmechanismen worden geassocieerd met specifiek gedrag veelal wordt dit inzichtelijk
gemaakt met name als het gaat om hersenstructuren met beeldvormend onderzoek. Het
verschaffen van een volledig overzicht van hersenstructuren en processen trekt veel te ver voor
dit hoofdstuk. Daarom wordt ingezoomd op twee hersenstructuren die sterk op elkaar inspelen
en samenhangen met emoties en de regulatie daarvan namelijk het limbische systeem en de
prefrontale Cortex. In deze paragraaf geven we een algemene beschouwing en in paragraaf 2 3 2
wordt een koppeling gelegd met psychopathologie.

, Het limbische systeem speelt een rol bij emotie motivatie genot en het emotioneel geheugen
maar wordt het meest in verband gebracht met angst. Het limbische systeem bestaat uit een
aantal hersenstructuren waaronder de amygdala, de hippocampus en de hypothalamus. De
amygdala is in dit kader met name relevant Omdat die een duidelijke rol speelt bij de regulatie
van emotie en motivatie. Het is een kern vooraan In de temporale kwab. Ook is het een
belangrijk onderdeel van het saillantie netwerk: een normaal netwerk van hersenstructuren dat
signalen van beloning gevaar pijn en bedreigingen opmerkt en verwerkt. De amygdala werkt
nauw Samen met andere hersenstructuren waaronder de hippocampus en de prefrontale
Cortex. Dit is mijn name aan de oor wanneer we zaken uit onze omgeving waarnemen waarbij de
andere verwerking van zintuiglijke prikkels is vereist zoals bij het zien van iets wat gevaar
betekent.

Prefrontale cortex PFC
De prefrontale Cortex PFC is het voorste gedeelte van een neocortex en is evolutionair gezien
het modernste deel van de neocortex. Het onderdeel is betrokken bij de regulatie van
verschillende cognitieve processen zoals aandacht verbaal geheugen en psychomotorische
snelheid. De prefrontale Cortex is ook betrokken bij het bewerkstellen van doelgericht gedrag
zoals planning initiëren en inhiberen van handelingen de PFC evalueert doorlopend de
uitkomsten van die handelingen en corrigeert indien nodig. Door de veelheid aan gedraging en
functies die worden geassocieerd met de PFC is het niet verwonderlijk dat de gevolgen van
beschadiging in deze hersenstructuur zowel divers als opmerkelijk kunnen zijn punt zo kan
iemand met een beschadiging in dit gebied persoonlijkheidsverandering ondergaan
pathologisch huilen of lachen of een pseudo depressie syndroom hebben met negatief verlies
affectieve vervlakking en sociale teruggetrokkenheid. In andere gevallen kan het vermogen tot
zelfevaluatie en correctie aangetast zijn punt door deze specifieke uitingen kan het voorkomen
dat een persoon met een beschadiging In de PSC bijvoorbeeld door een tumor voor een
psychiatrische patiënt wordt gehouden in een dienovereenkomstig wordt behandeld. De PFC
werkt nauw samen met subcorticale hersenstructuren zoals het limbische systeem. Door deze
samenwerking kan de prefrontale cortex en regulatieve werking hebben op de verwerking en
expressie van emoties en herinneringen. Daarmee draagt de PSC bij aan een adaptieve
gedragresponsen zoals bijvoorbeeld het onderdrukken van al te uitbundig gedrag.

2.2.3 neurotransmitters en hormonen
zowel neurotransmitters als hormonen hebben invloed op onze emoties zijn gedrag. Inmiddels
zijn er meer dan 100 verschillende neurochemische stoffen bekend die mogelijk geclassificeerd
kunnen worden als neurotransmitters. Belangrijke neurotransmitters In de klinische praktijk zijn:
glutamaat, GABA, dopamine, serotine en noradrenaline.

Neurotransmitters
de hersenen bestaan uit miljarden aaneengeschakelde neuronen. Afhankelijk van de functie
verschillende neuronen van elkaar in vorm en grote. Echter alle neuronen zijn opgebouwd uit
een cellichaam, denrieten, en een axon. dendrieten zijn de vertakkingen die signalen vanuit
andere neuronen ontvangen en een axon is een vertakking lichtsignaal overdraagt naar een
andere neuron.

In het neuron van waaruit een signaal geïnitieerd wordt het presynaptische neuron worden
neurotransmitters gesynthetiseerd. Neurotransmitters zijn te vergelijken met een sleutel die op
een slot in dit geval een receptor past en dit kan openen. Bij activatie van het neuron worden
deze neurotransmitters via blaasjes getransporteerd naar de synaptische spleet. Deze spleet is
een kleine ruimte tussen twee neuronen waar neurotransmitters kunnen worden

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilvanhalm. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53022 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.20  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added