100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Oefenvragen met antwoorden en schema's - GGZ2021: Kinder- en Jeugdpsychopathologie $3.93
Add to cart

Summary

Samenvatting Oefenvragen met antwoorden en schema's - GGZ2021: Kinder- en Jeugdpsychopathologie

2 reviews
 5 purchases
  • Course
  • Institution

Oefenvragen met antwoorden en schema's.

Preview 2 out of 6  pages

  • February 17, 2020
  • 6
  • 2019/2020
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: Pattivdbroek • 3 year ago

review-writer-avatar

By: alinathelen • 4 year ago

avatar-seller
Oefenvragen met antwoorden
Wat zijn de cruciale determinanten van het ontwikkelen van een hechtingsrelatie volgens de
temperament hypothese en volgens de opvoedingshypothese? Beargumenteer aan de hand van
empirische ondersteuning.
Temperament hypothese: De hechtingsrelatie wordt bepaald door het type temperament van het
kind (makkelijk, moeilijk, slow to warm up), zoals beschreven door Kagan. Het type temperament kan
weer leiden tot een veilige/onveilige hechting, bijvoorbeeld makkelijk leidt tot veilige hechting,
moeilijk leidt tot vermijdende hechting en slow to warm up leidt tot resistente hechting. De grootste
groep kinderen heeft een veilige hechting.
Opvoedingshypothese: De hechtingsrelatie wordt bepaald door de mate van responsiviteit en
sensitiviteit van de verzorger, zoals beschreven door Ainsworth. De mate van responsiviteit en
sensitiviteit kan weer leiden tot een veilige/onveilige hechting, wat wordt getest in de Strange
Situation Test.

Wie heeft er nu gelijk?
Het is een combinatie van de temperament hypothese en opvoedingshypothese. Het ligt aan de
wederkerige interactie tussen verzorger en kind. De bepalende factor is de ‘goodness of fit’.

Als je de theorie van cognitieve ontwikkeling van Piaget vergelijkt met de
informatieverwerkingsbenadering, waar zit dan het essentiële verschil? Ligt dit verschil toe met
behulp van de conservatietest.
- Volgens Piaget zitten de kinderen nog niet in het goede stadium en ze laten dus nog niet
zien wat ze moeten laten zien. Ze zitten bij deze test tussen de stadia van pre-operationeel
en concreet-operationeel in, ze hebben nog geen omkeerbaarheid bereikt. Piaget beschrijft
vooral wat er gebeurt. De informatieverwerkingstheorie gebruikt de computermetafoor en
beschrijft vooral hoe het gebeurt en wat er gebeurt in het hoofd van het kind. Piaget
beschouwd deze testen als een fase/stadium. De informatieverwerkingstheorie ziet deze
testen als iets wat een beeld geeft van de ontwikkeling van leren en geheugen. Deze
ontwikkeling vindt plaats door middel van: werkgeheugencapaciteit, geheugenstrategieën,
metageheugen en kennis.

Bij de informatieverwerkingsbenadering worden drie vormen van aandacht besproken. Leg deze
drie vormen uit aan de hand van het maken van een optelsom.
- In de informatiebenaderingstheorie wordt het aspect aandacht genoemd, om de
informatie in de sensorisch opslag te filteren. Er zijn drie verschillende vormen van
aandacht, namelijk selectieve/gerichte aandacht, volgehouden aandacht en verdeelde
aandacht. Deze vormen van aandacht kunnen worden uitgelegd aan de hand van een
optelsom. Om überhaupt aan de som te beginnen moet je de andere afleidende prikkels
kunnen weerstaan (cognitieve inhibitie), dit wordt de selectieve/gerichte aandacht
genoemd. Om de som af te krijgen moet je je langere tijd concentreren, dit vermogen
wordt de volgehouden aandacht genoemd. Wanneer je de som in verschillende stappen
oplost moeten beide onderdelen worden onthouden en daarna samen gecombineerd
worden, dit wordt de verdeelde aandacht genoemd.

Noem drie punten van kritiek op de informatieverwerkingsbenadering en noem drie andere
theorieën die wel aandacht besteden aan die kritiekpunten.
- Critici wijzen erop dat informatieverwerkingstheoretici weinig aandacht hebben besteed
aan de belangrijke sociale en culturele invloeden op cognitie. Vygotsky doet dit wel.
- Er wordt te weinig gekeken naar biologische en neurologische processen in de
ontwikkeling. Ethologen doen dit wel.

, - Ze vergelijken mensen met een computer; mensen kunnen ook speculeren en dromen.
Klassieke “geest-computer” analogie heeft de overvloed van de menselijke cognitieve
activiteit zwaar onderschat. Mensen kunnen dromen, speculaties maken en reflecteren op
hun eigen cognitieve activiteiten en mentale toestanden. In de theorie van Rothbart komt
emotie en motivatie regulatie wel naar voren samen met cognitie.

Als je Freud vergelijkt met Erikson, noem twee punten die ze met elkaar gemeen hebben en
noem twee punten die ze van elkaar verschillen.
- Met elkaar gemeen
o Beiden gaan uit van een ontwikkeling waarbij er fasen worden onderscheiden
doordat er conflicten moeten worden opgelost.
o Beiden gaan uit van de interactie tussen nature en nurture.
- Verschillen
o Erikson gaat uit van een holistisch organistische mensvisie. Dit houdt in dat hij de
mens ziet als een actief organisme dat zich ontwikkelt doordat er interacties zijn
tussen mens en omgeving. Freud gaat meer uit van onbewuste krachten die
bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag. Als menselijke wezens
hebben wij seksuele en agressieve instincten waaraan voldaan moet worden. De
ouders bepalen deels de persoonlijk door de reacties op de driften in de eerste
paar levensjaren van het kind.
o Erikson heeft meer nadruk op psychosociale en culturele invloeden, hij richt minder
aandacht op seksuele drang. Freud gaat uit van psychoseksuele driften.

Wat is het verschil tussen cognitieve structuren en cognitieve processen? Geef van beide twee
voorbeelden aan de hand van het plaatje.




- Een cognitieve structuur is de structuur van iemands kennis, zoals sensorische opslag,
korte- en lange termijn geheugen, uitvoerende systemen en response systemen. Het gaat
hier dus om de ‘opslag’ van de informatie. Op de afbeelding zijn dit de kaders van short-
term memory en long-term memory en sensory register. Cognitieve processen zijn zaken
(processen) die in de hersenen gebeuren zoals hypothesen, regels, plannen, aandacht,
geheugen, nemen van besluiten, storage en retrieval van informatie. In de afbeelding zijn
dit dus de kaders van executive control processes, de pijlen van attention, storage en
retrieval. Het gaat er dus om wat er met de informatie gebeurt in de hersenen (de
processen).


Schema’s
Stoornissen
Diagnostische criteria (DSM-V)
Verstandelijke beperking (ID) - tekorten in intellectuele functies
- tekorten in adaptief functioneren

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 963. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64670 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling

Recently viewed by you


$3.93  5x  sold
  • (2)
Add to cart
Added