H1: Wat is economie? Wat doet een econoom?
We vervullen allemaal een rol in het economisch weefsel
- Consumenten wanneer we iets kopen in een winkel, webshop, etc.
- Werknemer wanneer we werken voor loon. Bv: baantje in een café
- Investeerder indien we aandelen kopen
- …
Klassieke onderscheid tussen consumenten en producenten komt steeds meer onder druk te
staan en dit door technologische evoluties. Vandaag leven wij in een “interneteconomie”
terwijl internet nog een relatief nieuw begrip is. Door deze evoluties zijn heel wat
consumenten tegelijkertijd ook producenten.
(bv: Via applicaties kunnen burgers taxidiensten aanbieden/kamers verhuren aan toeristen)
prosumenten: dit zijn consumenten die ook goederen en diensten aanbieden in markten
die voorheen door de klassieke producenten of bedrijven bespeeld werden.
Economie= complex systeem
Adam Smith (1723-1790)
Zijn boek ‘an inquiry into the nature and causes of the wealth of nations’ werd door velen
beschouwd als eerste basiswerk voor wat later de klassieke economische school zou
worden. Hij beschreef als eerste de voordelen van arbeidsverdeling, specialisatie en handel.
Vooral zijn beschrijving van de werking van de vrije markt die vanzelf, geleid door een
‘invisible hand’ tot maximale welvaart leidt ondanks dat iedereen voor zijn eigen belangen
oog heeft, werd een politiek-filosofisch ijkpunt in het denken over de economie. Smith zag
economie als de studie van de productie en voor hem was de economische groei het gevolg
van specialisatie en kapitaalaccumulatie of investeringen.
Alle klassieke economische denkrichtingen hebben gemeen dat wij als individu +
maatschappij moeten omgaan met beperkingen en schaarste
Schaars ≠zeldzaam
Schaars wil zeggen dat er meer wensen zijn dan middelen, er is meer vraag naar goederen
en diensten dan mogelijk is. Een goed of dienst is pas schaars als het ook gewild is.
(Denk aan water)
Definitie: een middel is schaars wanneer de mogelijke aanwendingen van een middel die
beschikbaarheid van dat middel overstijgen.
Economie bestudeerd hoe mensen zich in een schaarse omgeving gedragen.
Schaarste leidt ertoe dat we moeten kiezen en kiezen is hoe dan ook verliezen.
Als individu: Naar de les gaan of uitslapen
Gamen of sporten
Als maatschappij: efficiëntie of rechtvaardigheid
Hierbij gebeurt er dus een afruil of trade-off.
,Economie= een sociale wetenschap die keuzes inzake productie en consumptie onder
voorwaarden van schaarste bestudeert, inclusief de gevolgen van deze keuzes voor de hele
maatschappij.
Welvaart= de mate waarin de schaarste wordt verminderd en maakt duidelijk dat welvaart
om meer dan geld en inkomen alleen draait maar ook kan gaan over vrije tijd. Gezien vrije
tijd ook een schaars goed is.
Vroeger: diverse EU-landen geteisterd door grote hongersnood
Vs.
Nu: meer mensen sterven als gevolg van te hoge consumptie van industrieel voedsel dan
hongersnood. Sporadisch worden enkele landen nog geteisterd door hongersnood maar dat
heeft dan alweer te maken met natuurrampen of vaker burgeroorlogen/politieke conflicten.
Dus staat de hongersnood los van intrinsieke schaarste. Na 18e eeuw kwamen de
landbouwevolutie en later de I.R waardoor de productiviteit van de landbouwproductie
enorm steeg. Zonder het te beseffen leven we in tijden van overvloed.
Economische behoeften= de verlangens van de mens waaraan hij/zij slechts kan voldoen
door het inzetten van schaarse middelen.
We zijn vandaag veel rijker en genieten van de continue stroom van technologische
innovaties die onze levenskwaliteit sterk verhogen. De mens heeft dan ook het unieke
vermogen van zich snel aan te passen aan nieuwe mogelijkheden of opportuniteiten.
Sommigen stellen zelfs dat onze behoeften wellicht onbeperkt zijn. Voor elke al ingevulde
behoefte is er altijd een nieuwe niet-ingevulde behoefte.
Bv: visie op arbeid:
1930: arbeiders werken 6/7, 50 à 60 uur per week, beperkte betaalde verlofdagen
Nu: meeste arbeiders 38uur/week, iedereen min. 21 betaalde verlofdagen bovenop
feestdagen.
Vrije tijd is veel minder schaars maar desondanks kreunt de moderne mens onder stress
of lonkt een burn-out. Toch is minder werken of helemaal niet, door digitalisering,
eerder een schrikbeeld dan een zegen. Arbeid draagt bij tot ons zelfbeeld of onze
eigenwaarde. En arbeid zorgt voor de nodige sociale contacten.
Hoofdstuk 1.1: keuze, afruil en opportuniteitskosten
Elke keuze die je maakt heeft zijn prijs en dat is niet noodzakelijk de juiste economische kost
van je keuze. Je moet bij elke keuze kijken naar de beschikbare alternatieven.
Bv: de keuze om aan de unief te gaan studeren.
De belangrijkste kost hieraan is niet je studentenkamer, het studiegeld of de kost van je
dagelijkse studentenleven maar de belangrijkste kost is wel de waarde van het beste
alternatief die je opgeeft om gedurende enkele jaren te gaan studeren. In plaats van
studeren had je kunnen werken. Dit gederfde loon i.p.v. alleen te studeren is de alternatieve
of opportuniteitskost.
,Opportuniteitskost= de niet gerealiseerde opbrengst van het best mogelijke alternatief voor
de gemaakte keuze. De opportuniteitskost meet de gemiste opbrengst van een alternatief
middelengebruik en is meestal de belangrijkste kost van een afruil.
In een economische context worden door de winstberekening de opbrengsten verminderd
met de kosten, inbegrepen de opportuniteitskosten. Dit verschilt met de boekhoudkundige
interpretatie van winst daarbij wordt geen rekening gehouden met de opportuniteitskosten
bij het in vermindering brengen van de kosten maar enkel met de zuivere reële
boekhoudkundige kost.
Economische winst= de opbrengsten verminderd met de kosten, incl. opportuniteitskosten.
Wie dus ver vooruitkijkt kan concluderen dat niet studeren aan de universiteit een hogere
opportuniteitskost heeft dan kiezen voor studeren aan de universiteit, want uit studies blijkt
dat het loon van werknemers met een universitair diploma op termijn aanzienlijk hoger is
dan dat van mensen die de keuze maakten om niet verder te studeren.
Hoofdstuk 1.2: kosten tegenover baten; shortcuts of de marginale analyse
Mental. Shortcut= een eerder intuïtieve beslissingsregel door het onvermogen om alle
informatie te verwerken of doordat relevante informatie ontbreekt.
Vb: het kiezen van je universitaire opleiding, je kiest een job afhankelijk van wat je vandaag
interesseert maar het kan zijn dat het diploma die je zal behalen binnen 5jaar niet meer in
trek zal zijn.
niets mis met het nemen van dit soortt shortcuts, omdat wij leven in een wereld van
imperfecte of beperkte informatie. Belangrijk dat je zelf wel goed begrijpt welke shortcuts je
hanteert. In heel wat situaties kun je een optimale beslissing nemen door per stap de
marginale baten van een beslissing te vergelijken met de marginale kosten.
Marginale kosten= de kosten van bijkomende eenheid inspanning, output of productie.
Marginale baten= de baten of opbrengst van een bijkomende eenheid inspanning, output of
productie.
Rationele mensen vergelijken marginale kosten en opbrengsten.
Marginale veranderingen zijn kleine incrementele veranderingen aan een bestaand plan of
een bestaande actie.
De kosten gemaakt in het verleden zijn niet bepalende voor een toekomstige keuze. (nokia)
Vb1: studentenvereniging strop organiseert een fuif
K O
tent 2OOO 4000 winst 4000-2000-1000=1000
bier 1000
MK
, indien regen: O= 1500 MO
wat doen? A: niet doorgaan indien het niet doorgaat heb je 2000 euro verlies aan je tent
B: doorgaan als je het laat doorgaan dan heb je 1500 euro verlies
Redenering: MO-MK= 1500-1000=500 – 2000 (tent)=-1500
We besluiten dat de fuif toch zal doorgaan het maakt niet uit dat we al 2000 euro voor de
tent hebben betaald, beslissingen uit het verleden zijn niet belangrijk voor toekomstige
keuzes.
Vb2: je besluit te gaan schaken en je ambieert daarbij een behoorlijk niveau (mogelijk door
zelfstudie of les) beide hebben een kost die we vooral uitdrukken in termen van
opportuniteiten. Als je elk weekend vier uur aan je schaken studeert dan heb je die tijd niet
meer beschikbaar om te gaan werken. Als debutant zul je in het begin veel vooruitgang
boeken. Naarmate je meerdere jaren schaakt zal je vooruitgang vertragen. De vooruitgang in
je schaakniveau is de baat van je investering. De jaarlijkse verbetering in je schaakniveau kun
je interpreteren als de marginale baat van je leerinspanning. Die is het hoogst in het eerste
jaar en daalt na meerdere jaren studie. Ook de kost van je leerinspanning zal evolueren. Als
tiener heb je veel vrije tijd, eens je hard moet studeren of werken, heb je minder vrijetijd en
neemt de opportuniteitskost jaar na jaar toe. Er zijn immers veel andere dingen die je kunt
doen met je beperkte tijd en de opportuniteitskost is de niet gerealiseerde opbrengst van
het beste alternatief dat je had kunnen kiezen. Bijvoorbeeld: het loon van een jobje. De kost
per bijkomend studiejaar is de marginale kost en die stijgt zoals weergegeven op figuur 1. Dit
laatste fenomeen biedt overigens een economische verklaring voor het frequent uitdoven
van hobby’s bij beoefenaars na enkele jaren.
Figuur 1.1 toont de MK en de MO in functie van het aantal studiejaren dat de aspirant-
schaker kan investeren. De ligging van beide rechten is deels subjectief omdat elk indiividu
een persoonlijke inschatting maakt van de opbrengst- een beter schaakniveau- en de kopst
in termen van opportuniteiten. Vertrekkende van de persoonlijke inschatting van baten en
kosten, zou deze aspirant schaker het best vijf jaar investeren in de verbetering van zijn
niveau. Minder investeren zou zonde zijn omdat bv: het 2de en 3de studiejaar meer baten
opleveren dan ze kosten. Een 6de studiejaar investeren zou niet optimaal zijn omdat dit
minder baat oplevert dan het kost. In dit geval vinden we dus de optimale inspanninfg of
bestediging van tijd bij het evenwicht tussen de MK en de MO. Dit resultaat is geen toeval.
Ook bij andere economische beslissingen vinden we het evenpunt op het snijpunt MK & MO.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nltc1512. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.