Leerdoelen:
1. Wie kan wanneer als verdachte worden aangemerkt?
2. Hoe is een strafbepaling opgebouwd?
3. Wanneer is een feit ook een strafbaar feit?
4. Welke soorten delicten zijn er?
Leerdoel 1: Wie kan wanneer als verdachte worden aangemerkt?
Onschuldpresumptie --> art. 6 lid 2 EVRM
Onschuldig tot het tegendeel wordt bewezen.
Art. 27 Sv --> wie kan als verdachte worden aangemerkt.
Lid 1: Materieel criteria. Op grond van inhoudelijke overwegingen moet worden beoordeeld of een
persoon als verdachte kan worden aangemerkt. Er moet sprake zijn van een redelijk vermoeden dat de
persoon in kwestie een strafbaar feit heeft gepleegd. Er is geen zekerheid nodig dat dit ook echt het
geval is. Het redelijke vermoeden mag niet zijn gebaseerd op een voorgevoel, maar moet volgen uit
feiten of omstandigheden. (Hollende kleurling arrest)
Lid 2: Formeel criteria. Wanneer rechter betrokken is bij de zaak, wordt de persoon tegen wie die
vervolging is gericht als verdachte beschouwd. Wanneer de officier van justitie heeft besloten een
verdachte te vervolgen, heeft hij kennelijk geoordeeld dat aan het criterium van het eerste lid is
voldaan.
‘Ernstige bezwaren’ is een zwaardere graad van ‘verdenking’.
Stormsteeg
Verschil Stormsteeg en Hollende Kleurling:
Hollende kleurling --> man kwam aanrennen uit de richting van een café dat bekend stond vanwege
drugshandel.
Stormsteeg --> Man was nog niet aan het rennen, maar begon daar pas mee na zijn schrikreactie voor
een verdenking. Bovendien was de gehele Stormsteeg bekend om drugshandel.
Leerdoel 2: Hoe is een strafbepaling opgebouwd?
De strafbepaling in de meest volledige vorm bestaat uit een delictsomschrijving, een kwalificatie-
aanduiding en een strafbedreiging. De delictsomschrijving geeft aan welke ongewenste gedraging de
wetgever strafbaar heeft willen stellen. De kwalificatie-aanduiding maakt duidelijk hoe het gedrag in
,juridisch opzicht moet worden benoemd. De strafbedreiging bepaalt welke soort straf mag worden
opgelegd en wat het maximum daarbij is.
In bijzondere wetten zijn de strafbepalingen vaak volgens een ander stramien opgebouwd.
Het vierlagenmodel
Inhoud strafbaar feit materiële zin: Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de
grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten.
Cumulatieve voorwaarden:
1. Menselijke gedraging (MG)
2. Wettelijke delictsomschrijving (DO)
3. Wederrechtelijkheid (W)
4. Schuld (als verwijtbaarheid dus V)
MG -->
DO --> bestanddelen
W --> elementen
V --> elementen
Bestanddelen vindt men dus in de wettekst, terwijl elementen de niet in de wet opgenomen
voorwaarden voor strafbaarheid zijn.
Menselijke gedraging
Door een natuurlijk of rechtspersoon.
Gedraging --> geen gedachte. Pas wanneer iemand d.m.v. een gedraging geheel of gedeeltelijk
uitvoering geeft aan dergelijke voornemens (zoals iemand vermoorden), is voldaan aan deze
voorwaarde voor strafbaarheid. Niet alleen actief optreden kan als gedraging worden gezien. In
sommige gevallen kan ook het nalaten om actief op te treden een strafbare gedraging opleveren (-->
omissiedelict).
In strafprocessueel perspectief: de menselijke gedraging zal uiteindelijk tot uitdrukking moeten komen
in de tenlastelegging --> een processtuk waarin staat beschreven welke gedraging de verdachte, volgens
de officier van justitie, zou hebben verricht.
Dagvaarding --> een officieel schrijven van de officier van justitie waarin staat dat de verdachte voor de
strafrechter moet verschijnen)
Wettelijke delictsomschrijving
Gedragingen zijn pas strafbaar als zij in de strafwet terug te vinden zijn (legaliteitsbeginsel). De
wetgever heeft zulke gedragingen veralgemeniseerd in de wet omschreven. De feitelijke gedraging moet
een juridische duiding, een juridisch etiket krijgen. Als de menselijke gedraging niet beantwoordt aan
de (algemene) bewoordingen van een delictsomschrijving, is strafbaarheid dus uitgesloten.
Van feitelijke gedraging naar juridische duiding is interpretatie door de rechter voor nodig.
In strafprocessueel perspectief: in iedere individuele strafzaak al de rechter de bewezen verklaarde
feitelijke gedraging uit de tenlastelegging juridisch moeten benoemen --> kwalificatie.
,Art. 350 Sv --> rechter buigt zich over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen kan worden
verklaard.
Wederrechtelijkheid
In strijd met het recht. Gaat puur om het kijken of de daad/gedraging wel of niet gerechtvaardigd was.
Normaal gesproken is wederrechtelijkheid gegeven bij het vervullen van de delictsomschrijving, maar
soms zijn er omstandigheden waarbij iets niet wederrechtelijk is. (Bijvoorbeeld noodweer) Er bestaat
dan een grond om aan te nemen dat de gedraging niet wederrechtelijk was. In zo’n geval spreken we
van een rechtvaardigheidsgrond.
Soms is wederrechtelijk ook een bestanddeel (wordt expliciet genoemd). Wederrechtelijkheid gaat dan
deel uitmaken van de delictsomschrijving. Wederrechtelijkheid is altijd een voorwaarde voor
strafbaarheid. Soms staat die wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving. Dan is de
wederrechtelijkheid geen element, maar een bestanddeel. Wanneer bij zo’n delict de
wederrechtelijkheid ontbreekt, kan men zeggen dat het delict niet is gepleegd.
De schuld
Ons strafrecht is een schuldstrafrecht, dat houdt in dat niemand gestraft mag worden zonder dat hij
(een bepaalde mate van) schuld heeft. Schuld in deze zin moet dan worden opgevat als verwijtbaarheid.
Daarvan is sprake als men van iemand in redelijkheid kon vergen dat hij zich anders gedroeg dan hij
deed. Evenals voor de wederrechtelijkheid geldt voor de verwijtbaarheid dat deze verondersteld wordt
aanwezig te zijn door het vervullen van de delictsomschrijving. Men gaat ervan uit dat de
verwijtbaarheid aanwezig is, tenzij er een indicatie bestaat voor het tegendeel. De redenen om aan te
nemen dat het vervullen van de delictsomschrijving niet verwijtbaar is, worden
schulduitsluitingsgronden genoemd. Schulduitsluitingsgronden nemen de verwijtbaarheid weg. De
rechter zal moeten concluderen dat het feit weliswaar bewezen, kwalificeerbaar en wederrechtelijk is,
maar niet verwijtbaar. Uitspraak --> ontslag van alle rechtsvervolging.
Leerdoel 3: Wanneer is een feit ook een strafbaar feit?
Officier van justitie moet alle bestanddelen in de tenlastelegging opnemen. Als hij een
bestanddeel vergeet, heeft hij een feit ten laste gelegd dat niet kan worden gekwalificeerd en
zal de verdachte moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Wanneer wel is voldaan
aan alle bestanddelen, is nog niet in alle gevallen sprake van een strafbaar feit. Daarvoor is
namelijk ook vereist dat aan de niet in de wet opgenomen elementen wederrechtelijkheid en
verwijtbaarheid is voldaan. Als dat het geval is, is er ook altijd sprake van een strafbaar feit.
Leerdoel 4: Welke soorten delicten zijn er?
, Delict is een strafbaar feit.
Misdrijven en overtredingen
Misdrijven zijn over het algemeen ernstigere feiten dan overtredingen (materieel). Formeel --> voor het
WbSr geldt: misdrijven in boek 2 en overtredingen in boek 3.
Onderscheid is van belang:
- Procesrechtelijke reden: de indeling naar misdrijven en overtredingen bepaalt goeddeels welk
soort rechter bevoegd is om kennis te nemen van een strafzaak (absolute competentie).
- Materieelrechtelijke reden: poging tot overtreding en medeplichtigheid aan overtreding zijn niet
strafbaar, maar poging en medeplichtigheid zijn wel strafbaar in geval van misdrijven. (45, 48, 52
Sr)
- Toepassing dwangmiddelen: veel dwangmiddelen, zoals aftappen telefoon, mogen slechts
worden toegepast in geval van verdenking van een misdrijf.
Formele en materiële delicten
Dit onderscheid heeft betrekking op de manier waarop een delict in de wet is omschreven.
Formele delicten staan in de wet omschreven als een handeling, een specifiek omschreven activiteit.
Het verrichten hiervan is strafbaar gesteld. Voorbeelden:
- Diefstal --> wegnemen van een goed
- Snelheidsovertreding meer dan 40 km/uur te hard rijden
Bij materiële delicten heeft de wetgever niet een handeling strafbaar gesteld, maar het veroorzaken van
een gevolg. Het is bij materiële delicten niet van belang welke handeling heeft geleid tot het strafbare
gevolg. (Voorbeeld= doodslag) Ze worden ook wel gevolgsdelicten genoemd.
Handeling A (niet in de wet omschreven) --> gevolg B (in de wet strafbaar gesteld)
Commissie- en omissiedelicten
Commissiedelicten --> doen of handelen dat strafbaar wordt gesteld
Omissiedelicten --> feit wordt niet gepleegd door handelen, maar juist door nalaten.
Oneigenlijk omissiedelict --> als het delict in de wet staat geformuleerd als een commissiedelict, terwijl
het wordt gepleegd door een nalaten.
Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten
Er zijn delictsomschrijvingen die voortbouwen op andere delictsomschrijvingen. Zij vormen als het ware
variaties op een thema. Als daar sprake van is --> bijzondere strafbepaling. Vaak heeft de
delictsomschrijving in een bijzondere strafbepaling een extra bestanddeel. Als dat extra bestanddeel
strafverzwarend werkt --> gekwalificeerd delict. Als dat extra bestanddeel strafverlichtend werkt -->
geprivilegieerd delict.
Voorbedachte raad kan als extra bestanddeel toegevoegd worden. Doodslag wordt dan moord.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller es010. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.