Dit is een uitgebreide tentamen samenvatting van hoofdstukken 1 tot 5 van het boek Levenslooppsychologie de 5e druk van Nelleke Rogels. Alleen de belangrijkste dingen voor het tentamen staan erin.
Wat is ontwikkeling?
Ontwikkeling is een complex begrip. Volgens alledaagse opvattingen is ontwikkeling een verandering in een
bepaalde richting. Er kan sprake zijn van groei – kwantitatieve of kwalitatieve toename. Onder ‘wasdom’ of
‘ontvouwing’ wordt de rijping van bestaande structuren, patronen en functies verstaan. ‘Loswikkelen’ en ‘ontstaan’
duiden op een proces van verzelfstandiging. Maar de meest rakende definitie zou gerichte verandering zijn: een
bepaalde verandering in een bepaalde richting.
De reïncarnatiegedachte stelt dat tijdens de laatste levensfase het stoffelijke lichaam zich vervangt door een nieuw
lichaam. Ontwikkeling vindt plaats op verschillende niveaus:
- Microgenetisch (celniveau, organen, hersenen)
- Ontogenetisch (individuele ontwikkeling)
- Sociogenetisch (ontwikkeling van gemeenschappen en culturen)
- Antropogenetisch (ontwikkeling van de menselijke soort)
- Fylogenetisch (ontwikkeling van biologische soorten)
Onderzoeksmethoden
Om gedragsontwikkelingen te onderzoeken, zijn er 3 tot 4 methoden beschikbaar.
1. Cross-sectioneel of transversaal onderzoek
Hierbij onderzoekt de onderzoeker verschillende leeftijdsgroepen op eenzelfde tijdstip. Hiermee kan het
verschil in chronologische leeftijd onderzocht worden (leeftijdseffecten), maar het zegt niets over
individuele of persoonlijke ontwikkelingen en verschillen.
2. Longitudinaal onderzoek
Hierbij wordt een bepaalde onderzoeksgroep een aantal jaren (soms decennia) gevolgd en op gezette
tijdpunten onderzocht. Deze methode kan wel inzicht bieden in individuele ontwikkeling. Overeenkomsten
en verschillen tussen individuen kunnen worden vastgelegd.
3. Time lag-methode
Hierbij wordt met tussenpozen een groep onderzocht die een bepaalde leeftijd heeft bereikt. Bijvoorbeeld:
om de vijf jaar wordt een groep onderzocht die dat jaar 65 is geworden. Zo krijg je gegevens van 65-jarigen
uit verschillende jaren. Hoewel dit inzicht geeft in een leeftijdsgroep in een maatschappelijke tijd, weergeeft
het geen ontwikkelingsverloop.
4. Longitudinaal-sequentieel onderzoek
Dit is een combinatie tussen cross-sectioneel en longitudinaal onderzoek. Deze methode maakt meer valide
leeftijdsvergelijkingen mogelijk.
Cohorteffecten: wanneer er sprake is van een gebeurtenis die invloed heeft op verschillende leeftijdsgroepen,
bijvoorbeeld oorlog of hongersnood.
Periode-effecten: Het gevolg van invloeden die variëren over tijd en generatie. Bijvoorbeeld van kinds af aan al
opgroeien met computers en smartphones.
Ontwikklingsmodellen en –theorieën
Ontwikkelingspsychologen gebruiken modellen en theorieën om ontwikkelingen te verklaren en te beschrijven. De
theorie beschrijft concrete leeftijdsgebonden gedragingen en ontwikkelingen. Modellen bevatten assumpties over
ontwikkeling(sprocesses) waarop de theorieën zijn gebaseerd.
Modellen geven aan wat als motor of aandrijving van de ontwikkeling wordt gezien en hoe het ontwikkelingsproces
als zodanig vorm krijgt in de tijd. Modellen geven antwoord op de volgende vragen:
- Wat lokt ontwikkeling uit?
,- Wat bevordert de ontwikkeling?
- Wat houdt de ontwikkeling in stand?
Modellen (zie boek): Soorten modellen:
Stagnatiemodel: hierin vindt er stagnatie (stilstand op
hoogtepunt) plaats op volwassen leeftijd (klassieke Biogenetisch: motor is nature (erfelijke aanleg of
theorieën), eventueel met een aftakeling aan het einde aangeboren eigenschappen)
van het leven (trapeziummodel)
Stadiummodel en laddermodel: ontwikkeling wordt Contextueel: ontwikkeling wordt beïnvloed door
gezien als een stapsgewijs proces die leidt tot omgeving (familie, buurt, maatschappij, tijdsgewricht)
kwalitatieve veranderingen (zie Erikson)
Differentiatiemodel: uitgangspunt is dat simpele, Psychodynamisch: Mens is gesloten energetisch
globale gedragspatronen in de ontwikkelingsloop systeem – driften richten zich op lichaamszones en
worden verfijnd en gespecialiseerd (motoriek) beïnvloeden het gedrag in hoge mate (Freud)
Levensloopmodel: een vertakkingsmodel waarbij
ontwikkeling wordt gezien als een resultante van
biologische, sociale en persoonlijke factoren.
Onregelmatige en onvoorspelbare patronen hebben
hierin groot belang. Wordt gekenmerkt door grote
interindividuele variatie en een open eind.
Webmodel: Verdere uitwerking van levensloopmodel
waarbij een spinnenweb (developmental web) wordt
gebruikt als metafoor
, Theorieën beschrijven concrete veranderingen in gedrag die samenhangen met de leeftijd en beschrijft verschillen
tussen individuen en groepen (m.b.t. deze veranderingen). Theorieën geven antwoord op de volgende vragen:
- Waartoe leidt de identiteitsontwikkeling?
- Waartoe leidt de morele ontwikkeling?
- In welke richting verloopt de psychoseksuele ontwikkeling?
Wat is het verschil tussen ontwikkelingspsychologie en levenslooppsychologie?
Ontwikkelingspsychologie is de discipline die probeert in zo abstract mogelijke termen algemene mechanismen van
ontwikkeling te achterhalen (in de algemene vorm van ontwikkelingsprocessen). Vooral de kindertijd en adolescentie
worden onderzocht. Na de adolescentie lijken de algemene ontwikkelingsprocessen plotseling op te houden (vanaf
ongeveer 20 jaar). Voorbeeld van ontwikkelingspsychologische theorie:
Cognitieve ontwikkeling (Piaget):
Volgens Piaget is het formeel operationele denken het hoogste stadium van het cognitief functioneren. Hij
stelt dat dit stadium zijn hoogtepunt bereikt tijdens de adolescentie en daarna weer afzwakt. Hij
onderscheidt vier fases:
1. Senso motorische fase (0-2 jaar) – grijpreflexen
2. Preoperationele fase (2-7 jaar) – assimilatie en accommodatie
Rond het 7e jaar treedt het conservatieprincipe op: het besef dat sommige objecten onveranderlijk blijven,
ondanks de uiterlijke schijn van het tegendeel
3. Concreet operationele fase (7-12) – cognitief indelingen en categorieën maken
4. Formeel operationele fase (12-…) – experimenteel denken (egocentrisch)
Levenslooppsychologie richt zich op het bijzondere: als we allemaal de algemene processen doorlopen, door welke
ontwikkelingen zijn we dan individueel zo verschillend? Waarom heeft iedereen een ander levensverloop en hoe
komt dat? In tegenstelling tot klassieke ontwikkelingspsychologie, richt de levensloopbenadering zich ook op
processen die plaatsvinden vanaf de jongvolwassenheid (zelfs tot in de hoge ouderdom). Alle levensfasen worden
ongezocht. Kerngedachte: ontwikkeling is een levenslang proces. Een aantal uitspraken waarover wel eens
misverstanden bestaan (hieronder zijn wel waar):
De identiteitsontwikkeling is niet voltooid rond het 21e levensjaar
Vrouwen hebben meer psychosomatische klachten als ze jongvolwassen zijn
Na het 30ste levensjaar zien we geen achteruitgang in het cognitief functioneren
Tijdens de overgang hebben vrouwen serieuze medische en/of psychologische klachten
Persoonlijkheid speelt een belangrijke rol bij de partnerkeuze
Uitgangspunten:
Ontwikkeling vindt plaats gedurende hele leven, van conceptie tot de dood
Ontwikkeling omvat ontplooiing van een groot aantal functies (fysiologisch, cognitief, sociaal en psychologisch)
die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn
Bij individuen kun je gedurende de levensloop zowel stabiliteit als verandering constateren
Adolescentie: exploderende groei en kleine verliezen. Volwassenheid: kleine groei en grote verliezen
Context (persoonlijke relaties en omgeving) speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van gedrag
Ontwikkeling is het resultante van interacterende biologische, psychologische en sociale factoren
Er bestaan grote interindividuele verschillen in de ontwikkelingsgerelateerde veranderingen
Multidimensioneel, multidirectioneel en multigedetermineerd
Determinanten van de levensloop: drie soorten invloeden (Baltes)
Onze levensloop is multigedetermineerd, dat betekent dat het door verschillende factoren wordt beïnvloed (naast
biologisch ook sociaal, cultureel en persoonlijkheid).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Scriptiebibliotheek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.21. You're not tied to anything after your purchase.