100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting BS5&6 medische biologie $7.58   Add to cart

Class notes

Samenvatting BS5&6 medische biologie

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

samenvatting & aantekening van medische biologie BS5&6

Preview 4 out of 83  pages

  • November 8, 2024
  • 83
  • 2024/2025
  • Class notes
  • Auteur onbekend
  • All classes
avatar-seller
Samenvatting BS5 & BS6
Medische biologie kennisclips (35 vragen)
BS5 Week 1: Zenuwstelsel  toets doel 1  begrijpen  4 vragen
1. Membraan en actiepotentiaal
Potentiaal = Spanningsverschil wat aan een neuron (zenuwcel: vormen
bouwstenen van de hersenen) aan de binnen en buitenkant kan optreden.
Buiten relatief  veel natrium ionen positief geladen en chloride, negatief
geladen.
Ionen  een elektrisch geladen atoom, molecuul of andere groep gebonden
atomen. Het kan positief of negatief geladen zijn door een gebrek of een
overschot aan een of meer elektronen.
Binnen relatief  veel kalium ionen die positief geladen zijn en negatief
geladen eiwitten.
Wanneer een zenuwcel geen impuls leidt, is de binnenkant van de cel negatief
geladen ten opzichte van de buitenkant. Dit veroorzaakt een spanning van -70
millivolt.  Rustpotentiaal.  in het cytoplasma van de neuron zit hoge
concentraties K+ ionen en buiten de cel grote concentraties Na+ ionen.
Membraanpotentiaal  ontstaat ten gevolge van een concentratie verschil van
ionen over de membraan en een verschillende doorlaatbaarheid voor die
ionen.
Actiepotentiaal  de impuls
Door verandering van de membraan potentiaal wordt er een prikkeling geleid.
Het celmembraan wordt doorlaatbaar voor Na+ ionen. Daardoor kunnen deze
ionen de cel instromen.  Natrium influx.
Het verschil van het membraan potentiaal van -70 wordt kleiner, dit noem je
depolarisatie. Hierdoor wordt de binnenkant van de cel positief. Dat zorgt
ervoor dat het signaal kan worden geleidt.
Neuronen geldt een “alles of niet wet”. -50mV = drempelwaarde 
depolarisatie niet te stoppen, tot max 30mV. Verschil -70 en 30 = 100mV =
actiepotentiaal.



1

,Repolirisatie
Depolarisatie wordt opgeheven doordat het celmembraan ook doorlaatbaar
wordt voor K+ ionen. Die reageren op de verandering van het
membraanpotentiaal.  kalium stroomt uit de binnenkant van de cel  K+
Efflux.  minder positieve geladen deeltjes aan de binnenkant van de cel, dus
het membraanpotentiaal wordt dus meer negatief.
Daarnaast schieten de deeltjes nog even door omdat de kaliumkanaaltjes niet
in een keer sluiten  hyperpolirisatie
Signaal voorbij  rustmembraan potentiaal hersteld doordat de Na+/K+ pomp
weer werkt.


2. Neuronen en synapsen
Neuronen = zenuwcellen waarmee de signalen vanuit de hersenen naar de
ledematen worden vervoerd en andersom.
Onderdelen neuronen:
1. Dendrieten = korte uitloper. Signaal komt binnen en gaat altijd via het
axon naar de axon-uiteinde.
2. Axon = lange uitloper neuron
3. Cellichaam = verdikt deel van de zenuwcel en bevat de celkern.
4. Myeline = zit om het axon en werkt isolerend. Het is vetachtig en bestaat
uit een cel. Hierdoor kan het signaal overspringen van een knoop van
Ranvier (zitten tussen de cellen van Schwann) naar de volgende. 
voordeel, signaaltje springt en wordt sneller vervoerd.
5. Synaps = In een synaps wordt het signaaltje overgegeven van het ene
neuron naar het volgende neuron. Is een verbinding tussen het
axonuiteinde en de dendrieten van de volgende neuron.




2

,Neurotransmitters = signaalstofjes die zenuwimpulsen overdragen tussen
neuronen en/of kliercellen en spiercellen.
Stimulerend = acetylcholine, norepinefrine (noradrenaline).
Remmend = dopamine, GABA, serotonine.
Type neuronen
- Sensibele (sensorische) neuronen  verzamelt informatie naar de
ruggenmerg of hersenen.
- Motorische neuronen  zorgt ervoor dat de signalen uit de ruggenmerg
of hersenen naar de effectoren zoals spieren of klieren wordt gebracht.
- Interneuronen (schakelcellen)  sturen een signaal naar een ander
neuron binnen het centrale zenuwstelsel.


3. Hersenvliezen en liquor
Dura mater = harde hersenvlies  buitenste deklaag van het CZS.
Bestaat uit 2 lagen:
- Buitenste laag is aan de beenvlies van het schedel vergroeid. Waardoor
de hersenen worden ‘opgehangen’ aan de schedel.
- Tussen de 2 lagen zit een ruimte waarin weefselvloeistof en bloedvaten
door heen lopen.
Durale plooien = plekken waarin het binnenste vlies diep doorloopt in het
hersenweefsel. Deze plooien zorgen ervoor dat het hersenweefsel op zijn plaats
blijft.
Durale sinussen = liggen tussen 2 lagen van een durale plooi.
Epidurale ruimte = ruimte tussen het harde hersenvlies en de schedel. Deze
loopt door tot in het ruggenmerg. (epi=op)
Anesthesie: epiduraal blok.  zenuwen worden uitgeschakeld (bijv.
bevallingen)
Subdurale ruimte = onder de dura mater (sub=onder)




3

, Arachnoïdea = spinnenwebvlies
Subarachnoïdale ruimte: tussen het spinnenwebvlies en het zachte hersenvlies
(pia mater).
- Collagene en elastische vezels
- Cerebrospinale vloeistof (liquor, hersenvocht) : opgeloste stoffen,
voedingsstoffen, chemische signaalstoffen en afvalstoffen.
De ruimte waar hersenvocht in zit loopt door tot in het ruggenmerg.
Pia mater = het zachte hersenvlies  ligt direct op het hersenweefsel en
ruggenmerg.


Extracerebrale bloedingen = bloedingen
buiten het hersenweefsel:
- Epiduraal = tussen dura mater en
schedel (meestal na een ongeluk).
- Subduraal: tussen arachnoïdea en
dura mater.
- Subarachnoïdale ruimte: tussen
pia mater en arachnoïdea.




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying this summary from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dianapor. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy this summary for $7.58. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70055 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy summaries for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$7.58
  • (0)
  Buy now