Taal
Communicatiemiddel
Systeem van hoorbare of zichtbare tekens/symbolen. Het is een code, gebaseerd
op afspraken. De hoorbare tekens noemen we spraakklanken of fonemen; de
zichtbare (in geschreven taal) letters of grafemen.
Een gebarentaal is ook een taal, met een apart codesysteem (grammatica)
Het verband tussen vorm en betekenis is willekeurig.
Een taal is ontstaan, heeft zich ontwikkeld binnen een gemeenschap, het is niet
verzonnen of bedacht. Daar waar mensen met elkaar leven, groeit de behoefte
om met elkaar te communiceren.
Taal verandert steeds.
Spraak
is het geheel aan talige klanken die door het menselijk lichaam met behulp van lucht uit de
longen en het spraakkanaal worden voortgebracht. Gesproken taal is een belangrijk
communicatiemiddel tussen mensen.
Ontwikkelingsfasen
Prelinguale fase, 0 - 1;0 jaar
Vroeglinguale fase, 1;0 – 2;6 jaar
Differentiatie fase, 2;6 – 5;0 jaar
Voltooiingsfase, 5-10 jaar
,Taalverwerving is een multifactorieel proces
Taalaanbod
Taalverwervingsvermogen
Leeftijd (cruciale periode)
Cognitieve ontwikkeling
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Motorische ontwikkeling
Spelontwikkeling
Zintuiglijke ontwikkeling
Ontwikkelingspsychologie
Persoonlijkheidsfactoren
Wat zijn de duurzame gedragingen en karaktereigenschappen die de ene persoon van de andere
onderscheidt? (Feldman 202)
• Durf
• Vertrouwen
• Zelfvertrouwen
• Exploratiedrang
• Communicatiedrang
• Motivatie
• Attitude
Rol ouders
Begrijpelijk taalaanbod
Taalruimte, zowel in beurten als onderwerp
Feedback op maat, door te bevestigen, verhelderen en verbeteren.
Schreien: huilen, krijsen, janken, tot 6 weken
Vocaliseren; geluid anders dan huilen, 6 weken - 4 maanden
Vocaal spel; kan zichzelf horen en speelt met spel, 4-7 maanden
Brabbelen; gebruik van medeklinkers, 7-12 maanden
Begrippen
,Woordgrenzen herkenning wat een woord is
Foneemherkenning klank herkenning waar woord van gemaakt is
Moedertaalfilter herkenning moedertaal
Geboorteschreeuw eerste adem, eerste schreeuw
Reduplicatie fase waarbij kind vaker zelfde klank herhaalt (moeten medeklinkers in zitten)
Expressief jargon Wanneer kinderen gevorderde brabbelaars zijn, gaat het brabbelen steeds meer
op echte taal lijken
Protowoord woord dat een kind zelf bedenkt voor iets
Interactie kind met andere omgaan
Sociale glimlach eerste lach, 6 weken
Babytalk de manier waarop een volwassenen tegen een baby praat
Joint attention focussen op hetzelfde ding als je kind
Perceptie waarneming
Productie zelf praten
Protoconversatie Een gesprek waar de volwassene praat en baby reageert in brabbelen
(interactie)
Hc1
(kennisclip)
Skinner
Was een Amerikaanse psycholoog (1904-1990) en aanhanger van het behaviorisme. Daarbij stond
Operante conditionering centraal (= gedrag (en ook taal) wordt geleerd door imitatie en correctie).
Taalomgeving is dus belangrijk. Het verwerven van fonemen en woorden gebeurt dus vooral door
imitatie van de ouderen in de omgeving van het kind. Bij deze theorie is dus aanbod belangrijk en
dus een goede taalomgeving. Ook wel nurture (= de omgeving/opvoeding het belangrijkste)
Chomsky
Taalwetenschapper en filosoof (1928-heden). Hangt aan bij generatieve taalkunde. Hij gelooft dat
taalvermogen is aangeboren. Aangeboren vermogen om grammaticale structuren/taalregels te
leren. Ook wel Language acquisition device (LAD).
Universele taalregels zijn opgeslagen in het brein van de mens. De taalomgeving is niet genoeg om
alle regels en abstracte uitzonderingen daarop te verwerven. Universele grammatica is een systeem
in aanleg is.
Nature is belangrijk, taalomgeving is minder belangrijk. Komt als aangeboren.
Tomasello
Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog, geboren 1950. Aanhanger van cognitieve taalkunde. Hij gaat
ervan uit dat mensen een sociaal instinkt heeft en dat dat mensen geschikt maakt om taal te leren.
Taal word geleerd door cognitieve vaardigheden, patroonherkenning en sociale cognitie (=
gezamenlijke aandacht is dus kind en volwassenen, bedoeling om andere mensen te begrijpen)
Kinderen leren eenvoudige zinnetjes in zijn geheel (niet van losse woorden naar zinnen). Kinderen
maken grammaticale regels eigen op geleidelijke manier door dagelijkse communicatie met
volwassen.
(mix van Chomsky en Skiller) denkt dat kinderen aangeboren zijn met een taalvermogen, maar
denkt ook dat de omgeving van het kind grote invloed heeft op de taalontwikkeling.
Overeenkomsten
Volgens Skinner en Tomasello wordt taal geleerd op basis van het algemene leervermogen van de
mens en het taalaanbod uit de omgeving. Skinner en Tomasello gaan ervan uit dat taal echt geleerd
moet worden waarbij de kwantiteit en de kwaliteit van het taalaanbod erg belangrijk is (minder
, nature meer nurture, dus). De opbouw van de grammaticale regels gaat geleidelijk en is niet
autonoom maar vindt plaats op basis van het taalgebruik (pragmatiek) en communicatieve functies.
Eric Lenneberg
Taalkundige en neuroloog (1925-1971), deed onderzoek naar Critical Period-Hypothese. De periode
waarin een taal verworven kan worden. Onder verwerven van taal valt het leren van de moedertaal
en het leren van vreemde talen (is moeilijker te leren op niveau van moedertaal).
Meningen verschillen over deze periode. Lenneberg: tot 12 jaar, recent: eerste jaar cruciaal en tot 5
jaar ligt alles vast (woordenschat en complexiteit kan uitgebreid worden).
Aanvulling na proeftoets
Fonologie: klanken
Semantiek: betekenis van
Syntaxis: zinsopbouw
Morfologie: woordvorming
Pragmatiek: relatie tussen taaluiting en taalgebruiker
Conversationele stijl: De volwassene houdt het gesprek goed op gang en corrigeert indirect
Intrusieve stijl: De volwassene wil het kind zo veel mogelijk aan het gesprek laten deelnemen, maar
is daarbij toch heel directief.
Directieve stijl: De taal is gericht op het sturen van de activiteit: ‘eet je bord leeg’
Cognitieve taalkunde: is een stroming binnen de linguïstiek die vertrekt vanuit de cognitieve
processen die aan taal aanhangend zijn. patroonherkenning
Generatieve taalkunde: is de verzamelnaam voor een aantal theorieën binnen de theoretische
taalkunde, vooral op het gebied van de fonologie, de morfologie en de syntaxis. Nature
Behaviorisme: Het behaviorisme is een stroming die de psychologie ziet als de wetenschap van het
zintuiglijk waarneembare. Het onderzoek richt zich op het waarneembare gedrag. Men gaat er vanuit
dat gedrag door de omgeving wordt bepaald en is aangeleerd. Nurture
output-as-inputmodel: Aanpassen van de output om het duidelijker te maken. Voorbeeld: Moeder
zegt ‘pas op dat je niet struikelt!’ Lara (2;6) kijkt haar vragend aan. Vervolgens zegt moeder ‘goed
uitkijken’, wijzend naar de ongelijke stoeptegels.
Protoconversatie: Een dialoog tussen een ouder en een pasgeboren baby, waarbij de ouder doet
alsof alles wat het kind zegt betekenis heeft.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bridgetxrs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.88. You're not tied to anything after your purchase.