Hierbij een duidelijke samenvatting van het boek "Wat is onderzoek" 6e druk. De hoofdstukken die in deze samenvatting worden behandeld zijn: Hoofdstuk 7 t/m 11 - Hoofdstuk 13 t/m 16. Ook bevat het de vragen antwoorden uit het boek en de KENNIS- EN OEFENTOETSEN die je online kan maken! Deze zijn v...
H7, h8, h9, h10, h11, h13, h14, h15, h16 antwoorden en kennis- en oefentoetsen!
February 23, 2020
48
2019/2020
Summary
Subjects
wat is onderzoek
onderzoek 2
nel verhoeven
bouwkunde
leerjaar 2
kennistoets
antwoorden
tentamen
samenvatting
oefentoets
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool Windesheim (HW)
Bouwkunde
Onderzoek 2
All documents for this subject (6)
2
reviews
By: nienkebrummelhuis2 • 1 year ago
Translated by Google
nice and organized!!
By: rojassamias • 4 year ago
Seller
Follow
MandyK1
Reviews received
Content preview
Onderzoek 1 Samenvatting
Boek: Wat is onderzoek? 6e druk
Auteur: Nel Verhoeven
ISBN: 978-90-2440-693-7
Hoofdstukken: 7 t/m 16 + oefenvragen EN KENNIS EN OEFENTOETS ONLINE
tentamen!
, Hoofdstuk 7: Kwantitatieve methoden van dataverzameling
Kwantitatief onderzoek = verzamelt de onderzoeker cijfermatige (numerieke) gegevens.
Belangrijkste methoden van kwantitatief onderzoek:
o Surveyonderzoek – meest gebruikte methode voor dataverzameling
o Secundaire analyse
o Experiment
o Monitoronderzoek
Survey (enquête of vragenlijstonderzoek) = om numerieke gegevens te verzamelen over meningen,
houdingen en kennis bij grote groepen personen.
Surveyonderzoek = (half) gestructureerde dataverzamelingsmethode waarbij de onderzoeker gebruikt
maakt van een vragenlijst.
o Geen ruimte voor flexibiliteit
o Vragen staat van tevoren vast
o Nadeel: context waarbinnen de respondenten antwoorden geven blijft onbekend. Dus de
vraag ‘waarom’ iemand een bepaald antwoord geeft blijft onbekend.
Cross-sectioneel onderzoek = onderzoek waarbij je op een bepaald moment eenmalig gegevens
verzamelt.
Waarom gebruiken onderzoekers surveyonderzoek?
o Om beschrijvende en verklarende onderzoeksvragen te beantwoorden
o Wat’ ‘hoe komt dat’ vragen
Vormen van surveyonderzoek:
1.Schriftelijke enquêtes
o Op papier
o Twee manieren: toezending per post of face-to-face
2.Telefonische enquetes
3.Digitale enquetes
o Meest gebruikte vorm
o Direct in een database
Panelen enquête:
o Een regelmatig terugkerende enquête onder vooraf aangemeld panel, over uiteenlopende
onderwerpen.
Respondenten = personen die aan vragenlijstonderzoek meedoen
Secundaire analyse = onderzoek met behulp van eerder (door anderen) in een databestand
verzamelde gegevens.
Big dataonderzoek = (secundaire) analyse van hele grote datasets
Meta-analyse = cijfermatige vergelijking van een groot aantal bestanden over hetzelfde onderwerp,
waarbij de resultaten opnieuw worden geanalyseerd
o Diepgaand en uitgebreid
Systematische review = onderzoek naar originele studies over het onderwerp van je onderzoek.
,Experiment = een onderzoek waarbij proefpersonen in een al dan niet gecontroleerde situatie worden
getest, om zo een effect te meten.
Variabelen = de gemeten kenmerken van de eenheden in je onderzoek die telkens een andere waarde
kunnen aannemen.
Onafhankelijke oorzaak/ experimentele (x) = variabele die gebruikt wordt om een situatie te
manipuleren en een verandering (effect) te veroorzaken.
o Medicijn
Afhankelijke effect (Y) = variabele die verandert onder invloed van de onafhankelijke variabelen.
o Aandoening
Causaal verband = oorzaak- gevolgrelatie
Laboratorium- of zuiver experiment = experiment waarbij proefpersonen in een zo veel mogelijk
gecontroleerde situatie worden getest, vrij van invloeden van buiten.
Quasi- of veldexperiment = experiment dat in een bestaande situatie wordt uitgevoerd; geen zuiver
experiment dus (geen laboratorium)
Interne validiteit = de mate waarin terechte conclusies getrokken kunnen worden
Condities = om goed te kunnen nagaan of er ook echt een effect is stel je twee of meer
onderzoeksgroepen in.
o Tenminste 1 experimentele groep en 1 controlegroep
Experimentele conditie = blootstelling aan het experiment
Experimentele groep = groep die met de experimentele variabele in aanraking komt (in een
experimentele setting met twee groepen)
Controleconditie = conditie waarbij de groep niet aan het experiment wordt blootgesteld
Controlegroep = groep die niet met de experimentele variabele in aanraking komt
Placebo-effect = proefpersonen krijgen geen werkzame stof toegediend, maar ze menen toch
resultaat te merken.
Proefpersonen = deelnemers aan experimenteel onderzoek (samenstelling van groot belang).
Randomisatie = willekeurig toewijzen van proefpersonen aan een experimentele of controlegroep.
Nulmeting of voormeting verrichten om te weten wat de beginwaarde zijn van je proefpersonen,
hierdoor kan je eventuele testeffecten onderzoeken.
Voormeting/ nulmeting = meting voorafgaand aan het experiment
Nameting = meting na afloop van het experiment
Testeffect = proefpersonen reageren anders dan gewoonlijk, omdat ze aan een onderzoek meedoen
,Matchen = experimentele groepen vergelijkbaar maken op bepaalde kenmerken
Dubbelblind experiment = experiment waarbij noch proefpersonen, noch onderzoekers weten wie in
welke groep terechtkomt.
Zuiver experimenten:
o Onderzoek vrij van omgevingsinvloeden
o Laboratorium
o Met controle- en experimentele groep
Oorzaakvariabele = tijdens een experiment stel je een aantal proefpersonen aan een bepaalde situatie
bloot.
o Test of een medicijn
o Daarna meet je de gevolgen van dit experiment (effectvariabele)
Drie variaties van zuivere experimenten:
1. controlegroep, nameting
o experimentele groep + controlegroep
o toewijzing van proefpersonen vindt willekeurig plaats
o de experimentele groep ondergaat het experiment, de controlegroep niet.
Willekeurige Voormeting Experiment Nameting
toewijzing
Groep I Ja Nee Ja Ja Experimentele
groep
Groep II Ja Nee Nee Ja Controlegroep
2. controlegroep, voor- en nameting
o onderzoeker verricht voorafgaand aan het experiment een meting
3. solomon four-group-design
o pakt testeffecten aan die bij experimenten kunnen optreden.
o duur maar zeer effectief van het filteren van testeffecten
Wanneer je geen zuiverexperiment kan opzetten kan je kiezen voor het uitvoeren van een
veldexperiment (quasi-experiment).
Quasi-experiment = je maakt gebruik van een bestaande situatie om je experiment uit te voeren.
Veldexperimenten:
1. enkele groep, nameting
2. enkele groep, voor- en nameting
3. twee groepen, (voor- en) nameting
4. meerdere metingen
o effectvariabele een aantal keren meten – tijdreeks
Kenmerken van monitorenonderzoek:
o Monitorenonderzoek doe je als je ontwikkelingen in de tijd wilt volgen, een situatie wilt
evalueren of wilt helpen bij het ontwikkelen van nieuwe beleid (maatregelen, instrumenten)
o Sprake van triangulatie (meer dan 1 dataverzamelingsmethode ingezet om naar een
probleemstelling te kijken).
,Twee belangrijke voorwaarden:
o Tijd, je herhaalt je onderzoek op verschillende tijdstippen (longitudinaal) en vergelijkt de
gegevens van deze onderzoeken met elkaar
o Je meet steeds op dezelfde manier, met dezelfde (kwantitatieve (survey of experiment) of
kwalitatieve (interviews)) methodes.
Voorbeelden van meervoudige methoden:
o Monitor en secundaire analyse
o Experiment en survey
, Oefenvragen + antwoorden
- Noem de acht eigenschappen van surveyonderzoek
1. een grote groep
2. cross-sectioneel (op een moment in de tijd)
3. meningen, houdingen, kennis onderzoeken
4. beschrijvings- en/of verklaringsvragen
5. (half) gestructureerde vragen en antwoorden
6. een groot aantal vragen
7. (a) selecte steekproef
8. kwantitatieve analyse
- Noem drie manieren waarop enquêtes meestal worden afgenomen
1. schriftelijk
2. telefonisch
3. digitaal
- Wat is ook alweer een steekproef?
1. Een deel van je populatie waar je gegevens verzamelt
- Noem vier voordelen van het gebruik van secundaire data. Noem ook vijf nadelen van deze
methode
Voordelen:
1. tijdwinst (het veld in of survey afnemen is tijdrovend)
2. goedkoop
3. beschikbaarheid van de data
4. bruikbaarheid
Nadelen:
1. geen invloed samenstelling datasets
2. datasets en vragenlijsten zijn al eerder gemaakt
3. soms moet je de probleemstelling aanpassen
4. oplossing voor fouten nodig
5. vaak moet je de data intensief bewerken
- Wat is het grootste verschil tussen meta-analyse en secundaire analyse?
1. secundaire analyse: gegevens zijn door anderen verzameld in een databestand en je
analyseert ze opnieuw.
2. meta-analyse: gegevens zijn door anderen in vele artikelen en bestanden verzameld en je
vergelijkt ze.
- Welke voorwaarden zijn er wat betreft causaliteit (drie)?
1. X en Y zijn gecorreleerd
2. Het verband wordt niet door Z veroorzaakt
3. X gaat in de tijd aan Y vooraf
- Noem de acht keuzes die je hebt bij het opzetten van een experiment
1. voor- en nameting
2. dubbelblind
3. placebo
4. veld of laboratorium
- Wat kun je onderzoeken bij een voor- en nameting
1. eerst beginwaarden, daarna een mogelijk effect van de test
- Wat is een placebo-effect?
1. proefpersonen reageren alsof ze de ‘echte’ test hebben gehad.
- Noem de zeven kenmerken van een zuiver experiment op
1. Je onderzoek een causaal verband: X a
2. X is de experimentele variabele, Y is de gevolgvariabele
3. De oorzaakvariabele gaat in de tijd aan de gevolgvariabele vooraf
4. De onderzoeker stelt hypothesen over de uitkomst op
5. Gecontroleerde (zuivere) omstandigheden van het experiment
6. Proefpersonen op een aantal kenmerken gelijk van samenstelling
7. Randomisatie
- Noem vier typen veldexperimenten
1. enkele groep, nameting
2. enkele groep, voor- en nameting
3. twee groepen, voor-en nameting
4. meerdere metingen
- Welke twee factoren spelen een rol bij monitoronderzoek?
1. tijd
2. zelfde meetinstrument
Welke kwantitatieve methode van dataverzameling zou je gebruiken voor:
- Het meten van het effect van milieumaatregelen op het duurzame gedrag van burgers?
1. veldexperiment
- De waardering van de bezoekers van de Efteling voor de nieuwe attracties
1. enquête
- De ontwikkelingen op de woningmarkt
1. kwantitatief bureauonderzoek of monitor
- De werking van een nieuw medicijn tegen Lyme
1. experiment
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MandyK1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.61. You're not tied to anything after your purchase.