Aardrijkskunde systeem aarde samenvatting
Hoofdstuk 1
1 4,6 miljard jaar geleden ontstond ons zonnestelsel, door samentrekking en zwaartekracht ontstond de
zon, later zorgde de zwaartekracht er ook weer voor dat de planeten in botsing kwamen en nog groter werden.
Door het begrip actualiteitsbeginsel is veel te achterhalen, het houdt in dat processen die nu gebeuren ook
vroeger gebeurd zijn (onder gelijke omstandigheden), als een berg dus met 8 cm groeit heeft hij dat
duizendjaar geleden ook gedaan.
De aarde bestaat uit schillen met verschillende samenstellingen. Toen de aarde nog
een hete gesmolten bal was, zakte de zwaarste stoffen naar de kern, zoals ijzer en
nikkel. De binnenste laag van de aarde bestaat daardoor voornamelijk uit ijzer (5000-
6000 C). De aardmantel bestaat voornamelijk uit magnesium en ijzer (1800-2800 C). De
buitenste laag, die in twee vormen voorkomt, continentale korst (30-70 km en licht) en
oceanische korst (7 km en zwaar). Lithosfeer: harde, vaste buitenlaag van de aarde, en
de Asthenosfeer: de zachtere laag.
Inwendige warmtebron: Bij het ontstaan van de aarde is veel warmte vrijgekomen -> in
de aarde. Door radioactief gesteente komt warmte vrij, via magma naar buiten/opp.
Uitwendige warmtebron: Zon.
2 mineralen (verbinding uit de natuur) en organische stoffen (ontstaan uit levende organisme) vormen
de basisbestanddelen van alle gesteentes. Mineralen hebben verschillende chemische eigenschappen zoals: de
kristalvorm en de hardheid.
Gesteenten kun je op basis van hun ontstaanswijze in drie soorten indelen.
Stollingsgesteenten: ontstaan door stolling van magma, en is onderverdeeld in:
1. Dieptegesteenten (graniet, belangrijkste bouwsteen voor de contineten): ontstaat door de
stolling van magma ver onder de aardkorst, en heeft genoeg tijd om kristallen te vormen.
2. Uitvloeiingsgesteenten (basalt, groot deel van de oceaanbodem): ontstaat door het stollen
van lava na een vulkaan uitbarsting, en stolt vaak erg snel waardoor de kristallen niet kunnen
ontstaan. In dit gesteente zit veel ijzer en magnesium.
Sedimentgesteenten: ontstaan wanneer zand of klei worden samengeperst tot gesteentes, en worden
onderverdeeld in:
1. Klastische sedimenten (zandsteen, kleisteen en schalie): ontstaan uit zand of klei dat ophoopt in
zee, meren of rivierbedden, en samengeperst worden door de bovenliggende lagen,
2. Organische sedimenten (kalksteen): ontstaat uit organische en anorganische kalkdeeltjes en uit
de druk van de bovenliggende lagen ontstaat kalksteen.
Metamorfe gesteenten (kalksteen -> marmer, kleisteen -> leisteen): onstaat onder
hoge druk en temperatuur waardoor het gesteente verandert van samenstelling,
omdat de moleculen zich organiseren in nieuwe kristallen. Dit gebeurt vaak: onder de
aardkorst, bij gebergtevorming en het binnendringen van magma.
De gesteentekringloop houdt in dat de geërodeerde gesteenten opnieuw sedimenteren
(zie plaatje).
3 Er zijn twee conclusies beredeneerd uit het studeren van aardlagen:
1 Alle sediment wordt horizontaal afgezet.
2 De bovenste laag is jonger dan de laag eronder (principe van superpositie).
Met deze twee aannames en fossielen kon er een geologische tijdschaal opgesteld worden (relatieve
tijdschaal) je kon alleen zeggen dat een laag gesteente ouder/jonger was dan de andere laag. Sinds de
twintigste eeuw gebruikt men het radioactie verval, en kunnen er jaartallen gegeven worden (absolute
tijdschaal).
Door de jaren heen waren er argumenten dat erop duiden dat er ooit een groot continent was (Pangea),
doordat het leek alsof de continenten in elkaar pasten, fossielen en gesteenten en bergketens die op grenzen
, van de continenten overeenkwamen en dat delen van continenten op dezelfde tijd in een koude periode zaten
door de sporen van ijskappen. Alfred Wegener was de eerste die beweerde dat een supercontinent bestond.
Het Paleomagnetisme: door de draaiing van de aarde om haar as wordt een magnetisch veld opgewekt, het
magnetische noorden kan veranderen van plek (noordpool naar zuidpool) in vijfduizend tot tienduizend jaar.
Wanneer gesteente stolt, richten de mineralen zich naar het naar het heersende magnetische veld. Geologen
onderzochten het magnetisme van de oceaanbodem, bij een gigantische bergketen in de Atlantische oceaan
vonden ze dichtbij IJsland een patroon aan de weerszijden van de oceanische bergrug een patroon dat perfect
symmetrisch was. Uit meerdere onderzoeken bleek dat de vanuit het midden van de mid-oceanische rug
nieuw gesteente kwam, de platen bewegen zich dus van de rug vandaan, daar komt nieuwe korst, dit heet
‘seafloor spreading’. Ook nauwkeurige satelliet beelden laten zien dat de Atlantische oceaan elk jaar iets
breder wordt, de theorie van Wegener is bewezen, en Wegener is de grondlegger van de theorie
platentektoniek. De platen worden aangedreven door de inwendige warmte van de aarde (convectiestromen),
Middenin komt het magma omhoog, stroomt uit naar twee kanten (doordat de lithosfeer te hard is om uit te
breken), koelt af en gaat weer naar beneden. De platen van de lithosfeer drijven op die mantel en blijven
continu in beweging.
4 Aardbevingen ontstaan door de opbouw van spanning tussen platen, wanneer deze
spanning losschiet ontstaat een schokgolf in het hypocentrum (in de aardkorst) en verplaatst
zich naar het aardoppervlak (epicentrum). De schaal van richter is een schaal om de energie
bij aardbevingen aan te geven. Een 4 op de schaal van richter is tien keer zo sterk als een 3 en
dus 100x zo sterk als een 2. Een andere schaal is de schaal van Mercalli, waarmee de
intensiteit en de schade van een gebied aangeeft. Een ondiepe beving kan namelijk meer
schade doen in een dichtbevolkt gebied met zacht gesteente of gesteente dat verzadigd is met water.
Er zijn drie manieren waarop een plaat kan bewegen:
Divergent↔: meestal zijn dit twee oceanische platen. ‘Ridge and push’ en
‘slab and pull’ proces, zie plaatje hiernaast. De aardbevingen en vulkanen die
bij deze plaatbeweging ontstaan zijn meestal niet explosief en zwak, omdat de
druk niet hoog is. Soms scheuren ook continentale platen, dit is te herkennen
aan de slenk (de grond die wegzakt) en de horst (het deel dat omhoogkomt),
dit wordt breukgebergte genoemd.
transforme↓↑: twee platen die langs elkaar bewegen. Vulkanisme komt hier
nooit voor, de aardbevingen kunnen wel erg zwaar zijn omdat de spanning zich lang kan opbouwen.
convergent ->←: naar elkaar toe bewegen de platen, hier zijn er drie opties:
1. Een oceanische plaat botst met een continentale plaat, doordat de oceanische plaat zwaarder
(basalt vs graniet) is zal er subductie ontstaan, een deel van de continentale plaat zal ook naar
beneden worden getrokken (slab pull) waardoor een diepzeetrog ontstaat en gebergte. De
gesmolten plaat zal magmabellen vormen waardoor er vulkanen en bergen op de continentale
plaat zullen ontstaan.
2. Twee oceanische platen botsten met elkaar, de oudste heeft het langst gehad om af te koelen en
is daardoor zwaarder vanwege de hogere dichtheid, waardoor ook subductie ontstaat.
3. Twee continentale platen botsen met elkaar, hierbij botsen de platen op elkaar en omdat de
platen even ‘zwaar’ zijn, er zal plooiingsgebergte ontstaan en zwaar hevige aardbevingen.
Bij convergente bewegingen zijn oceanische platen betrokken waardoor tsunami’s kunnen ontstaan. Er is dan
een beving onder zee, met als voorwaarde dat de zeebodem door de beving omhoog komt. Veroorzaakt een
vloedgolf die op volle zee hoge snelheid heeft. Hoe dichter hij bij het land komt, hoe langzamer en hoger hij
wordt. Door de vertraging trekt de zee zich eerst terug maar daarna zal er een enorme golf zijn.
Continentale platen duiken nooit onder, waardoor ze veel ouder zijn dan oceanische platen, deze platen
worden schilden genoemd.
5 Schildvulkaan: vind je bij divergente breuken op land, op eilanden bij mid-oceanische ruggen en bij
hotspots. Het magma stijgt door de convectiestromen langzaam in de mantel omhoog. Ondanks de lagere
temperatuur zal het rijzend gesteente toch smelten door de verminderende druk. De uitbarstingen zijn vrij
rustig van aard, effusieve uitbarstingen. Het gesteente wordt basalt, vloeit makkelijk uit en word uiteindelijk
een zeer omvangrijke vulkaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marittb. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.