• Je kunt de prevalentie en ernst van ondervoeding in verschillende settings in Nederland en
wereldwijd verklaren.
• Je kunt de verschillende vormen van ondervoeding en de pathofysiologische processen die
hierbij horen verklaren.
• Je kunt verklaren welke groepen risico lopen op het krijgen van ondervoeding.
Voorbereiding
Ziekte gerelateerde ondervoeding met inflammatie acute ziekte, chronische ziekte
(cachexie)
Ziekte gerelateerde ondervoeding zonder inflammatie niet acuut (CVA, anorexia)
Ondervoeding zonder ziekte honger gerelateerd, socio-economische/psychische
factoren
Cachexie gewichtsverlies door metabole veranderingen als gevolg van ziekte
(COPD, hartfalen, kanker, infectie, brandwonden). Verlies van spiermassa en een
verstoord koolhydraat, vet en eiwitmetabolisme. Het is niet te behandelen met alleen
voedingsinterventie, de ziekte moet zelf ook worden opgelost.
Refeeding syndroom ontstaat ten gevolge van het plotseling starten van voeding
na langdurig vasten. De elektrolyten in het bloed blijven circuleren. In de cellen is
een laag elektrolyten concentratie. Er ontstaat een verschuiving vanuit de bloedbaan
richting de cellen. Dit kan leiden tot hartfalen.
Sarcopenie verlies van spiermassa op oudere leeftijd
Ondervoeding is een aandoening die wordt veroorzaakt door een verminderde
inname of opname van voeding met als gevolg een veranderde
lichaamssamenstelling en lichaamscelmassa. Dit resulteert in een afname van fysiek
en mentaal functioneren en een slechtere klinische uitkomst van ziekte.
Tijdens de les:
Ondervoeding onder alle leeftijden
Kinderen: voeding niet gevarieerd genoeg belemmerd groei en ontwikkeling
onder andere hersenen (omega 3 vetten bijvoorbeeld)
,Volwassenen: ook vaak onvolledige voeding komen vaak ‘ondervoed’ het
ziekenhuis in. Juist voor genezing van operatie juiste voeding hard nodig.
Ouderen: gaan minder eten, vooral bij thuiswonenden van belang te adviseren,
combinatie met beweging van groot belang om spierverlies te voorkomen.
TBL vragen + antwoorden
1. Welke typen ondervoeding zijn er?
A. Obesitas, cachexie, sarcopenie, refeeding syndroom
B. Ziekte gerelateerd zonder inflammatie en ziekte gerelateerd met inflammatie
C. Ondervoeding, micronutriënten afwijkingen, refeeding syndroom
D. Ziekte gerelateerd zonder inflammatie, ziekte gerelateerd met inflammatie,
zonder ziekte
2. De oorzaken van ondervoeding zijn in te delen in somatische, functionele,
psychische en sociale factoren. Wat zijn voorbeelden van somatische factoren?
A. Een verminderde mobiliteit, verminderde of geen mogelijkheid om
boodschappen te doen en eten te bereiden en vermoeidheid.
B. Verminderde smaak, reuk, eetlust, gebitsklachten, slikproblemen, een
ontregeling van het honger- en verzadigingsgevoel, een verstoorde vertering
en opname in het maagdarmkanaal en pijn.
C. Eenzaamheid, geen sociaal netwerk om boodschappen te laten doen en
armoede.
D. Angst, verdriet, depressie en verminderde cognitie.
3. Bij welke patiëntgroep is de prevalentie van ondervoeding het hoogste?
A. verpleeg- en verzorgingshuizen
B. ziekenhuizen
C. thuiswonende 75+ ouderen
D. ouderen met thuiszorg (40% kans op
ondervoeding)
4. Wat gebeurt er na 24 uur vasten?
, A. Glycogeenvoorraad wordt aangesproken door middel van glycogenolyse voor
de vorming van glucose.
B. Vetzuren worden aangesproken en in de lever omgezet tot ketonlichamen
C. Glycogeenvoorraad wordt opgebouwd door middel van glycogenese voor de
vorming van glucose.
D. Lichaamseiwit wordt aangesproken door middel van gluconeogenese voor de
vorming van ketonlichamen.
5. Welke term hoort bij onderstaande afbeelding?
A. Inflammatie
B. Cachexie
C. Refeeding
D. Sarcopenie
6. Wat is cachexie?
A. Ondervoeding door veroudering
B. Ondervoeding door ziekte zonder inflammatie
C. Ondervoeding door minder voedselinname
D. Ondervoeding door ziekte met inflammatie
7. Wanneer een persoon zich langere tijd uithongert (vrijwillig of onvrijwillig) gaat het
lichaam adapteren. Wat gebeurt er dan fysiologisch?
A. Afstoten van niet functionele processen zoals het functioneren van lever
B. Verhoogde hartslag (je lichaam wilt minder verbranden dus hartslag blijft laag)
C. Hypothermie
D. Verhoogde eiwitreserve
8. Welke labbepalingen (biochemische bepalingen) wijzen samen met
gewichtsverlies en verminderde spierkracht (knijpkracht) op ziekte gerelateerde
ondervoeding met inflammatie?
A. Laag CRP, Laag albumine
B. Hoog CRP, Laag albumine (CRP = ontsteking, albumine = lage waarde kan
wijzen op ondervoeding)
C. Hoog CRP, Hoog albumine
D. Laag CRP, Hoog albumine
Waardes CRP en Albumine
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lolavantoor. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.36. You're not tied to anything after your purchase.